home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Kazakhstan-Mongolia 2010
::
mongolia 2
  • algemeen
  • europe 1
  • ukraine
  • russia 1
  • kazakhstan 1
  • kazakhstan 2
  • russia 2
  • mongolia 1
  • mongolia 2
  • russia 3
  • europe 2
::
reisverslag
Kazakhstan-Mongolia 2010 :: mongolia 2 :: reisverslag
 
 
Maandag, 26 juli 2010 – Dagje Oasis, eindelijk weg en moe op de steppe 

Het is laat voor we klaar zijn met update, kaarten schrijven, afscheid nemen… Plannen om nog wat in de stad te gaan doen, laten we schieten. We willen bivak!
Na een kilometer of veertig slaan we af van de asfaltweg met de enorme gaten. Zo, dat is beter, lekker rijden op een zandpad. De trouwe lezer ziet het inmiddels wel voor zich: groene heuvels en in de (hier: kleine) dalen bij de beekjes, de gers. Het is een genot dat het dansen en deinen met de nieuwe voordempers is afgelopen.

Midden op het pad bij hun auto staan ze, een jong stel. Motorkap open, accu op de grond. Ze kijken beteuterd. Met enige moeite stellen we ons bivak uit en G van de Algemene Mongoolse Zandpaden Wacht gaat aan de gang. Accu gemeten, in orde.  Startkabels, nieuwe zekeringen, nog steeds slaat de motor niet aan. Dan maar trekken en jawel, het brakke autootje start. ”Thank you, thank you”, klinkt het bij herhaling heel blij.
Of er verderop langs de voorgenomen route diesel te krijgen is, wordt niet duidelijk. In onze haast om de stad uit te komen, hebben we niet getankt. Voor 400 kilometer hebben we, dat is zeker. Maar is het genoeg…?

Tussen de heuvels, waarvan er verschillende voorzien zijn van een ovoo, staat TOY een heel mooi gerretje te wezen. De temperatuur is teruggelopen naar 30 graden en er waait een windje. Op de motorfiets komt vader informeren naar het gestrande stel. Hij kwam ons tegemoet, toen we weg reden na de reparatie. Na een snelle kippensoep liggen we vroeg in bed (21.45 uur). De wind wakkert aan, een paard hinnikt en het is volle maan!  Fijn, dat we weer op de steppe zijn…

Dinsdag, 27 juli 2010 – Koffie-ie-ie-ie!!!, diesel en een Arabier   

Voor zevenen zijn we op. En als G onder TOY het boeltje inspecteert, zet ik koffie. Al jaren doe ik dat zonder ongelukken. Tot gisteren. En, hoe verzin je het, vandaag gaat het weer mis! De koffieprut kiest ruim baan, maar de vrijwel volle thermoskan blijft overeind. Gelukkig! Na twee koppen koffie, ben ik weer terug op de steppe.

Change of plans. We besluiten de koers te verleggen. In het dorpje Altanbulag, zeven kilometer in een andere richting, gaan we eerst op dieseljacht en vandaar verder. En yes, er is diesel. Het stationnetje wordt beheerd door een ouder echtpaar. Voor MNT 120.000 diesel willen we. Moeders en G dollen er zodanig op los, dat Pa ondertussen veel te veel tankt. Ze wijzen ons ook, hoe we onze nieuwe route naar Arvaikheer kunnen vinden.

Kilometers rijden we door een dal waarin een flinke rivier meandert. Meestal ver weg, maar soms raakt hij ons pad. Ons lekkere zanderige pad ook nog. We zijn er weer helemaal in. De vlakte gaat naar twee kanten over in heuvels. Moeten we de gers nog noemen? Allemaal voorzien van zonnepaneel, schotelantenne en gemotoriseerd vervoer? En er zijn paarden, veel paarden.
Op een stuk van honderd meter is een grote groep (lammer)gieren bij elkaar. Tjeetje, wat een joekels. Ook de mooi geverderde buizerd is van de partij. Daar ergens tussen pad en rivier zal de vleesmarkt zijn!
De koffiepauze grijpen we aan om iets te eten. Het brood, dat we gisteren kochten, was van een zoetig cakeachtig uit elkaar vallend en naar schimmel smakend soort. We gaan over op crackers!

In de verte komt een auto aan. Een beladen imperiaal! Een overlander? De Toyota (witte HZJ 100) schiet schielijk van het pad af in onze richting. Er stapt een Arabier uit, in witte jurk en legergroen hes, met stofmondkapje. Al tien jaar lang brengt hij jaarlijks twee tot drie maanden door in Mongolië vanwege de ongerepte natuur, de zuivere lucht en om te jagen. Dertig kilometer verderop hebben ze (zijn “chef”  en de “zoon van de chef”) een kamp. Van alle luxe en moderne gemakken voorzien. We geloven het zo.
Het wil er bij hem niet in dat we zonder gids reizen, dat we helemaal uit Nederland zijn komen rijden en dat ik het, als vrouw, ook leuk vind. Zijn (Mongoolse) gids moet een foto maken en nadat hij zich ervan vergewist heeft, dat we niets, maar dan ook echt helemaal niets, nodig hebben, stuift hij weg de steppe over, richting heuvels.

Verderop buigt ons pad af van de rivier. We gaan een dal te ver en keren op onze bandensporen terug. De paden die we rijden (op de RKH-kaart een “witte weg”) zijn zanderig en glad. Het rijdt heerlijk. Van ander verkeer is geen sprake. We genieten, dubbel omdat we weer lekker “gedempt” zijn. Op deze zuidwestelijk route hebben we heerlijke passages over heuvels en lage bergruggen.  
We klimmen stukje bij beetje. Onder de wolkendeken blijft het boven de 30 graden. Bijzonder is het, dat in Mongolië de wisselingen heel groot kunnen zijn. Zo zien we de buitentemp-meter ineens heel snel oplopen van begin 30 naar 37 graden en vervolgens duikelt het even snel omlaag. De zacht glooiende en groen beklede heuvels worden rotsiger en gaan over in een dal met wonderlijke rotsformaties.
Vanaf een afstand duwen twee mensen een motorfiets de helling op. Merkwaardig! Dichterbij gekomen, wordt de reden duidelijk. Vanaf de heuvel rijden ze naar beneden om de motor te starten. En, het lukt.

Ruim 100 km voor Arvaikheer rijden we de heuvels in voor een bivak. Twee dorpjes kwamen we vandaag tegen, met een centrum van een paar stenen gebouwen en romdom huizen in stramme rijtjes, bijna als westerse nieuwbouwwijken.
Het waait nog steeds hard, dus TOY’s neus staat recht in de wind. Om half acht zitten we aan een Hollandse Hap zitten (aardappelpuree, doperwten en worteltjes, stoofvlees-uit-blik). Lekker, het is weer eens iets heel anders! Om tien uur is het binnen in TOY stil geworden en buiten dendert de wind! Wij dromen deze fantastische dag nog eens na…

Woensdag, 28 juli 2010 – Van lage dalen naar hoge rotsen 

Jawel, vanmorgen blijft de koffie overeind! Nog steeds waait het hard. In de verte zien we hoe een grote kudde geiten en schapen zich over een helling verspreidt. Na de yoghurt-cornflakes en koffie rijden we terug naar het pad.
Het blijft een heerlijke rit. Zo nu en dan zijn er fraaie rotsformaties en door het wolkendek en de hoge luchtvochtigheid krijgt het landschap een breekbare zachtheid. Dit dendert niet binnen zoals de Altai of de Gobi, maar het sluipt binnen. Het pad slingert door brede valleien en smalle dalen en vlaktes met gers, paarden, een kudde geiten en een enkele eenzame koe.


Opvallend zijn de vele kadavers, of wat er van rest. Aan de vaste dierverblijven te zien, denken we dat dit winterdalen zijn. Afgelopen winter was het extreem koud, het vroor 50 graden. Een groot deel van de veestapel is doodgevroren.
In een klein dal zien we nog net hoe moeder de vrouw een paard melkt. Pa houdt het dier vast en een paar jongetjes drentelen er rond. We zijn net te laat voor een foto. Jammer, zo vaak zie je een dergelijk tafereel niet. De mensen zijn te bedeesd voor communicatie. De paarden zijn hier aan een lage draad vastgebonden met een soort houtje-touwtje-systeem.


Rond de middag bereiken we de asfaltweg en even later zijn we in Arvaikheer, een provinciehoofdstad. Er is eenrichtingverkeer rondom het centrum. Dat betekent, dat we het blok wel drie keer rond moeten rijden om alles van onze gading te vinden.
In een restaurant (van hotel Altan Ovoo) kost het moeite om soep, salade en steak besteld te krijgen. Meestal gaat het vlot met deze redelijk internationaal georiënteerde dingen. De (goed gevulde groenten-) soep is voortreffelijk en de salade (komkommer met tomaat) ook. En dan de steak! We wachten en wachten. Navraag leert, dat er helemaal geen steak is. Op, over, uit! Tja, taalbarrière!
En er is iets in de aard van de Mongolen, wat maakt dat de communicatie gewoon ophoudt, als er iets niet of moeilijk kan worden uitgelegd. Nou ja, je merkt het vanzelf wel, blijkt.
We spieken op borden van andere gasten en wijzen iets aan wat er goed uit ziet. Het blijkt een heerlijk vleesprutje met rijst, aardappelpuree en macaroni. En dat allemaal voor een schamele zes euro! 
Om de hoek is het postkantoor met internet. Heerlijk, weer mailtjes en gastenboek lezen en beantwoorden. Groente en fruit is nergens te vinden en om geld te pinnen, moeten we langs drie banken voor de beurs weer gevuld is.
 
 
 
 
Met volle dieseltanks gaan we op zoek naar het pad dat ons noordelijk moet brengen naar Kharkhorin. Als we goed en wel op het rode spoor rijden, begint het te storten. Mooie schone, beetje stoffige, TOY komt flink onder de rode modder. Het koelt af en maar door de regen breekt wel het wolkendek open en wordt de wereld om ons heen opgelicht door de zon. De schaduwen van wolken schuiven over het dal en de bergen.
Voor we echt de bergen in kunnen, moet er een rivier worden overgestoken. We volgen een goed  bereden spoor, omdat dat meestal naar een doorwaadbare plek leidt. Maar het blijft de rivier volgen in plaats van er naar toe te gaan. Gelukkig komt er net een lokaal volgepropt busje aan. Van een redelijk Engels sprekende passagier begrijpen we, dat we terug moeten naar de “main road”, de (asfalt)weg dus. En die willen wij niet, wij willen deze route door de bergen!
We gaan terug voor verdere verkenningen langs de rivier en komen uit bij een huisje, waar een man alles in het werk stelt om ons duidelijk te maken, hoe we verder moeten. Hij tekent op de grond en in de lucht, haalt zijn verrekijker erbij… Wat een inzet! Dat hebben we niet vaak meegemaakt in Mongolië. Of we alles begrepen hebben, weten we niet. Maar een ding staat vast, we kunnen “daar ergens” naar de overkant en dan rechts van de berg het dal in. Of zoiets…
Weer terug in de richting waar we vandaan kwamen, maar nu vinden we een pad, dat wel de goede kant op gaat. En jawel, vlakbij de plek waar we het busje troffen, lopen bandensporen het water in. Het water stroomt snel, maar is niet diep. Twee stromen moeten we over en dan is er gewoon weer het pad, dat verder gaat alsof er nooit een rivier was.

En wat is het er prachtig. We klimmen via dalen en passen op naar 2.000 meter door een gebergte met prachtige rotsformaties. Boven op een flinke bult naast een ruige rots vinden we een bivakplek naar ons hart. Schitterend uitzicht op het dal en de bergrand aan de overkant. Op een tegenover liggende helling zien we eeuwenoude graven. We staan op een tapijt van bloeiend gras en veelkleurige minibloemen.
Het is zes uur en nog steeds bijna 30 zweterige graden. We houden ons dus rustig. G ziet kans om de hangmat op te hangen tussen rots en TOY. Jammer voor hem dat de ophangpunten laag zitten, want door de rek in de touwen ligt hij uiteindelijk met zijn kont op de grond. Zijn dutje is er niet minder om. We eten een simpel hapje en drinken een wijntje. Het vermaak wordt geleverd door een muisje dat rondzwerft op de belendende rots en zich mooi niet laat fotograferen.
Het koelt een tikkie af, maar er duiken ook muggen op. Om half tien zijn we het zat en vluchten naar binnen. Mugloos poedelen we onszelf fris en wat slaapt dat heerlijk… 

Donderdag 29 juli 2010 – Aangelegde wegen,  Kharkhorin en Erdene Zuu (tempel)

De zon stuurt ons het bed uit om, als we goed en wel aan het ontbijt zitten, achter een wolkendek te verdwijnen. Zo, dat koelt af! De fleecevesten bewijzen weer goede diensten.
We zakken onze berg van 2.060 m af naar het pad, 50 meter lager, en slingeren naar een breed noord-dal met heel veel gerbewoners. Het spoor wordt een weg, die in het diepste deel flink is opgehoogd. De mensen wonen hier in de winter, denken we, want er zijn veel houten stallen.
 
We stoppen bij twee jonge vrouwen met hun kindjes. Ze zitten bij een motor in het gras, niet omdat ze pech hebben, maar om lekker bij te kletsen. De ene woont in een ger en de ander in Kharkhorin . Zij is met haar kindje voor zich, op de motor dat hele end (ruim 100 km) naar hier gereden.

Het dal verbreedt zich tot een grote vlakte met glooiingen en al van ver zien we Khujirt liggen. We toeren via een gerwijkje naar het centrum, waar de dorpswinkel zojuist de deuren opent. Samen met een heel stel dorpelingen duiken we naar binnen. En jawel, we vinden iets vers. Nou ja, de witte kool is op leeftijd, maar de wortels voelen nog hard aan.
Naast het oude, traditionele dorp zijn er aan de andere kant van de rivier hoge en hedendaagse gebouwen. Er zijn hier warme bronnen en natuurlijk worden die benut voor het toerisme. De brug over het riviertje is van hout op ingenieuze pijlers…
 
 
En dan, voor het eerst in Mongolië, stuiten we op een machine, die aan de weg werkt! Door het dal in noordwestelijke richting gaan we verder. We rijden op oude sporen, terwijl de weg-in-aanleg soms een hele oude nieuwe weg blijkt. Boven op een berg drinken we koffie met ver uitzicht. Aan het eind van het dal buigt de weg af naar het noorden langs de heuvels en rechts ligt een grote eindeloze en platte vlakte.
Terwijl we op het oude pad diepe duikels maken, ligt de nieuwe weg naast ons. Nog voordat die helemaal klaar is, spoelt het talud hier en daar al flink uit.
Het kon niet uitblijven: daar is de asfaltweg! En dat we in toeristisch gebied zitten, is ook te merken aan het toenemende aantal gidsauto’s met toeristen.
 
 
We zijn dan ook in de buurt van Kharkhorin. Ten tijde van het grote Mongoolse rijk was hier de hoofdstad, Karakorum, van het immense Mongoolse rijk gevestigd. Totdat de opvolger en zoon van Djengis Khan die naar Peking verplaatste (1264). Niet dat er iets is terug te vinden van die glorietijden, maar zoals Bradt zegt, je gaat er heen om de geschiedenis te voelen.
Op de plaats waar Karakorum was, staat het oudste Boeddhistische klooster van het land (Erdene Zuu, 1586). Het is gebouwd met de stenen van de oude hoofdstad en het is een van de weinige kloosters die de Sovjettijd ongeschonden heeft overleefd. 
 
Voor we in een resto van een gerkamp-hotel duiken, kijken we er even rond. Na enig aandringen kunnen we eten in de “grootste ger van Mongolië”. 
 
Dan toeren we het stadje door, dat in de Khorkonvallei ligt. Sinds 2004 is dit een World Heritage Site. Deze vallei wordt gezien als een mooi voorbeeld, hoe door een sterke nomadische cultuur handelsposten tot ontwikkeling kwamen en het zelfs tot vestiging van de hoofdstad kwam. Terug naar het klooster. 


Op de muren zijn stupa’s en er zijn fraai gedecoreerde toegangen. Voor drie dollar p.p. kopen we een ticket en daarmee hebben we niet alleen toegang, maar krijgen we ook een (privé-) rondleiding in goed Engels. Op het terrein zijn tempels, die uit verschillende perioden dateren. Het klooster is nu museum.
 
Voor het tempelcomplex is de toeristenhandel te vinden. In een lange reeks witte tenten zijn restaurantjes en souvenirwinkeltjes gevestigd en een internetcafé. Een jongen en een meisje beheren de enige computer en oh jee, wat is die traag. We worden terug geworpen in de tijd, dat we thuis inbelden via de analoge telefoonlijn. Het duurt een half uur om het gastenboek en de webmail in te zien, voor 30 eurocent!
 
We rijden Kharkhorin uit. Nu is het nog een kleine provincieplaats, maar er zijn plannen om het regerings-centrum vanuit Ulaanbaatar naar hier te verhuizen. Een geasfalteerde verbinding met U.B. is er al. Dus wie weet! 
 
 
 
Bij het dorpje Khotont scharrelen we over hobbels en door modder op zoek naar een spoor in het dal erachter. Het pad is blijkbaar in vergetelheid geraakt en er blijft steeds minder van over. Aan de overkant van de rivier, waar we uiteindelijk toch moeten zijn, ziet het er beter uit. We vinden een plek om over te steken en na een kilometer slecht pad, kunnen we weer normaal rijden. De rivier en het dal lopen door hogere bergen. Er zijn hier en daar zelfs hellingen met bomen te zien!
Na de oversteek over een grote vlakte rijden we een heuvel om de nacht door te brengen. Het gras groeit hoog en rondom zijn er bergen. Prachtig. Het is zes uur en de zon wint het nu en dan van de wolken. Het is lekker om buiten te zitten met een sapje en een hapje. 
 
 
G gaat nog eens op zoek naar mogelijke oorzaken van een geluidje, dat we horen als TOY overdwars heen en weer hobbelt. Het is er soms wel en soms niet. Bewapend met bandenlichter en lamp is hij bezig. Ik maak koolsalade en pasta. En vlak voor we kunnen eten, klinkt een bevrijdende oerkreet van onder TOY. De oorzaak is gevonden! Met een simpele ingreep kan het worden verholpen. Morgen, als we rijden, zullen we definitief weten of dit het was.
Ons bioritme, is helemaal des steps. Zodra de zon is ondergegaan en het echt koud wordt, lokt het bed. Om negen uur liggen we er in, terwijl een rustige wind rond TOY waait.

Vrijdag, 30 juli 2010 – G van de A.M.Z.W. weer in actie, goed brood en heerlijk gebak 

Om zeven uur zit ik met top-op-lap. Buiten is het wind- en doodstil. Een wolkendek heeft de zon verhinderd ons vroegtijdig uit bed te jagen. Een nieuwe Mongoolse dag is begonnen! Maar wel een koude, rond de tien graden.  
Tijdens het ontbijt zien we in het dal auto’s rijden. Dat wil zeggen: we zien stofwolkjes. Met de verrekijker zien we dat het tien auto’s zijn. Zowel de voorste als achterste auto hebben knipperende lichten. Een begrafenis? Een trouwerij? Ze verdwijnen in de bergen.

Het dal met het slingerpad blijft mooi, er gaat rust van uit. We sukkelen door Ondersant, een piepklein dorp. Ook hier zijn er meer en meer houten huisjes met puntdaken. Bij een ger op de vlakte vragen we de weg naar Tsetserleg. We moeten een eindje terug voor een gemiste afslag. Over een vlakte in noordelijke richting gaat het, door de rivier en op naar een pas. Vanaf de bijna 1.700 m hebben we prachtig uitzicht op de omringende bergen en de dalen. 
 
 
 
Een paar dalen verder en koffie-oppun-toppie staan op het pad een man en vrouw met baby en een kapotte motorfiets. Okee, uitstel lunch in Tsetserleg en G van de Algemene Mongoolse Zandpaden Wacht gaat aan de slag. Dat gaat zo, als je kennis, kunde, gereedschappen en spullen hebt.
De achterband is lek. Zo lek als een mandje blijkt. Op de binnenband zitten talloze, deels lekkende, reparaties. In de buitenband zitten scheuren, die met een soort kram min of meer dicht worden getrokken. Om toch te kunnen rijden is er een auto binnenband tegen aan gelegd, zodat de binnenband enigszins beschermd wordt. En er is nog heel veel meer mis aan de motor!
Na anderhalf uur zijn alle plakkertjes op, is TOY de nodige schroeven en moeren lichter, is de motorfiets in een ietsje betere conditie en zijn de banden opgepompt. En het Mongoolse echtpaar is een heel stuk blijer.
De baby is piepklein, een maand oud denken we, en dik ingeduffeld. Want, zo gaat dat hier, het hele gezin gaat op de motor. Ondanks temperatuur, afstand en de toestand van wegen en het vervoersmiddel. G heeft nog wel een uur nodig om enigszins tot bedaren van de opwinding over de gammele motor.

We slingeren door tot we bij Tsenker de doorgaande weg, geasfalteerd, bereiken. Kunnen we toch nog snel richting lunch bij een door Bradt aanbevolen resto (Fairfield Guesthouse). Daar bakken ze “westers” brood en gebak. Tuurlijk is er toch weer vertraging, want zo nu en dan worden we de grote wei opgestuurd over hobbelige en modderige paden. 
In het Guesthouse is een NL-stel, backpackers. Met de trein zijn ze vanuit Peking naar U.B. gereisd  en vandaar met de bus naar hier. Morgen terug naar U.B. en dan weer naar China en naar huis. En dat alles in drie weken tijd. Weer NL-bikkels dus!
We maken kennis met de Australische Murray & Elisabeth en hun vier kids. Ze gaan het Guesthouse overnemen en zijn nu hier in de leer en ter oriëntatie. Murray wil nog van alles weten over onze TOY en G over de zijne.
Met vers en goed ruikend brood, en gebak natuurlijk!, verlaten we het Guesthouse tevreden. We schaffen ons nog diesel en water aan en verder gaan we. 
 
 
Een 25 km verder gaan we bij Ikh Tamir op zoek naar een uit de steppe oprijzende rots. Een heilige rots voor de mensen hier en een die volgens de Bradt onmogelijk te beklimmen is. (Maar … Bradt kent Bevas natuurlijk niet!) We vinden ‘m midden tussen een paar gerkampen (voor toeristen tijdens georganiseerde en begidste rondreizen door Mongolië). Het is ook zoeken geblazen naar het begin van de route naar Chuluut. Maar we komen op koers. 
 
Om half zeven staan we halverwege een heuvel met ruim uitzicht op het dal en de omringende bergen. Met een (Bulgaars) portje laten we onze nieuwe woonomgeving binnenkomen. Na het eten zet de dalende zon wolkenpartijen en berglandschap in steeds wisselende kleurschakeringen. 
G besluit naar de dichtstbijzijnde top te lopen. En dat is zowel in afstand als hoogte een heel eind gaan over de glooiende helling. En eigenlijk ook wel gevaarlijk. Overal op de helling zitten enorme gaten van marmotholen. Maar de moeite wordt beloond met een adembenemend weids uitzicht en ik kan een klein G’eetje tegen een roodopvlammende wolk fotograferen. 


G spreekt van een toptien-uitzicht. En dat zegt veel, want hij is al heel wat keren ergens in de wereld naar een hoog punt geklauterd. Als hij beneden weer op adem is gekomen, koelt het snel af. De dag eindigt even koud als hij begon. Gelukkig liep de temp in de loop van de dag op naar een graad of 15. Binnen is het warm en knus. We lezen, en doen het nodige op de laptops voor we onder het warme donsdek kruipen.

Zaterdag, 31 juli 2010 – Yakdag

Zowaar, een helder blauwe hemel vanmorgen. Maar er waait een koude wind en de temp komt net aan de 15 graden. Genietend van het heerlijke uitzicht ontbijten we. Om tien uur zijn we klaar om te gaan.
 
 
Het pad slingert van het ene dal naar het andere over mooie passen. Bij een hoge met een grote ovoo, waar de wonderlijkste dingen op liggen, drinken we koffie met het gebak. Uiteindelijk komen we aan bij een groot rivierdal. De meanderende rivier glinstert in de zon en zo ver we kunnen kijken, zijn er gers in het frisse groen langs de oevers. Naast de gebruikelijke paarden en geiten-schapenkudden zijn er heel veel yaks. Ze blijven lang staan op het pad, maar precies op tijd speren ze weg met wapperende haren. 
Bij de gers staan opvallend weinig auto’s. Houten platte karren des te meer. Ossenwagens dopen we ze, maar het zijn yakwagens. Het is een simpel ding. Een vlak laaddeel met twee lange bomen, die aan de yak worden bevestigd. 

 
Bij een paar gers staat een paar mooie exemplaren. Wat zijn ze prachtig! Alles eraan is van schitterend grijs-verweerd hout, inclusief de wielen. Een waar staaltje ambachtelijk werk. 
We maken kennis met vader, die hout hakt, en moeder, die de was doet. Twee zware herdermantels boent ze schoon op een ouderwets wasbord. We geven cadeautjes en binnen in de ger krijgen we zoute thee met melk (best lekker) en een stuk kaas met een dikke klodder vette boter. Zwaar spul wel.
De dochters komen erbij, een buurvrouw met baby en een paar jongens. Iedereen schuift aan en wil ballonnen. G doet voor, wat je er allemaal mee kunt doen: weg laten schieten, piepen, opblazen. Moeder, ondertussen, beheert de extra’s (vetkrijt, huidlotion, zeepjes, pennen) en gaat er vast voor zorgen, dat het eerlijk verdeeld wordt.
Ook deze ger is knus en warm. Opvallend zijn de vele familiefoto’s. En wat betekent privacy hier? Niet alleen wandelt iedereen binnen, ook slaapt de hele familie bij elkaar in die ene ruimte! Dan is het de beurt aan onze ger, TOY. De buitenkraan is ook nu weer het succesnummer.

 
 
 
Verderop wordt een grote kudde yaks voortgedreven door yakboys met “cow”-boy hoeden en zwepen. Helemaal western! Aan het eind van het dal kruipt het pad na een mooie houten brug omhoog naar 2.200 meter. Voor de lunch rijden we naar een punt, waar we een fantastisch uitzicht hebben over het rivierdal en het gebergte. We eten brood en soep en krijgen bezoek van twee mannen.
 
Met hun simpele motortje rijden ze net als wij naar boven. Het gesprek wil niet vlotten. Dat wil zegen, wij leuteren er op los in het NL. De een zit op de grond, zwijgt en staart voor zich uit. De ander laat een grom horen vanuit de diepte van zijn lijf als reactie op alles wat we zeggen. We begrijpen elkaar! Met een stapeltje koekjes rijden ze naar beneden en het pad af richting vallei.
 
 
We rijden Chuluut door en voorbij, gaan over heuvels en komen terecht op een vlakte. Het ziet er gewoon groen uit, maar daaronder zitten me toch een keien...! Het spoor zit niet op koers en bij een paar gers vragen we hoe het zit.
Uit het schoorsteentje kringelt rook, op het dak ligt kaas te drogen en aan de band waarmee het vilt rondom wordt vastgehouden, droogt de was. De hele familie komt erbij. Afleiding is altijd leuk natuurlijk. De kids zijn weer blij met de ballonnen en om zijn dankbaarheid te uiten, legt vader wel drie keer uit, dat we dat hele (rotte) veld over moeten en dan linksaf. En wij zijn helemaal weg van het kleine mannetje in blote billetjes en piepkleine traditionele worstelaarslaarsjes aan. (zie foto 67)

Daar gaan we hobbelend en wel. Bij de stroompalen slaan we linksaf. Het brengt ons niet bij de rivier, maar in een dal ernaast. Aha, aan de overkant van het veld beweegt iets, kunnen we nog eens informeren. Dichterbij komend zien we een stoet yaks met wagens. Geweldig!  


We moeten echt hier verder, wordt ons gewezen. Dus gaan we. Het pad slingert door een dal evenwijdig aan de rivier. Het is er ruigmooi. Halverwege (zo’n 30 km voor het eind) bereiken we de Chuluut-rivier, die door een breed dal stroomt, omringd door hoge bergen. Er zijn zijstroompjes te doorwaden en er zijn gers. En weer is er een grote kudde yaks, die door yakboys voortgedreven wordt. Deze keer is er ook een beladen yakwagen bij. 


Aan het eind van het dal zien we aan de andere kant van de rivier de doorgaande weg lopen. Wij volgen een paadje dat met de rivier meebuigt in westelijke richting. Het is bivaktijd. We rijden de glooiende helling op tot aan bomen. Beneden ons slingert de rivier verdeeld over verschillende stroompjes. In de vlakte zijn gers en verder noordelijk loopt de weg. Daarachter is een vlakte die oploopt naar de bergen. 
Op de weg is druk verkeer, we tellen wel een stuk of tien auto’s. De weg moet wel heel slecht zijn. Vrijwel al het verkeer slingert over paden op de vlakte. Op “ons” pad passeren twee auto’s, waarschijnlijk gerbewoners die naar het dal gaan, waar we zojuist uit kwamen. 
 
 
We genieten, de zon is aangenaam. G heeft eindelijk twee bomen op de juiste afstand van elkaar en kan een ongestoord hangmat-uurtje beleven! De bami met gehaktballen in satésaus, de koolsalade en de wijn zijn heerlijk en om het af te ronden, komt een yakkudde beneden langs. Jammer, dat ze daar geen bivak maken. Graag hadden we willen zien, hoe dat toe gaat.
Bij een knetterend kampvuur zien we de lucht verkleuren als de zon ondergaat. En eenmaal donker, zijn er in het dal de bewegende lichtjes van nog altijd passerend verkeer. 

Zondag, 1 augustus 2010 – Kloof, Komisch duo en Kronen 

We verslapen ons. Tot negen uur maar liefst! Maar ach, wat maakt het uit? Het is betrokken en koud (15 gr). Om tien uur rijden we van onze heuvel af en na een kilometer of acht komen we aan bij de brug. De weg is in aanleg en nog niet toegankelijk. 
En jawel, daar is hij, de kloof van de Chuluut-rivier. Het is elf uur en dus drinken we koffie met prachtig uitzicht. Jammer, jammer, dat mensen op dit soort plekken zoveel rotzooi achterlaten…


Nog lang zwerven we langs de weg, maar uiteindelijk mogen we erop. Op de nieuwste gedeelten rijdt het prima, maar op de oudere nog niet herstelde delen is het rijden een verzoeking. We hebben een gezellige ontmoeting met een paar Finse motoroverlanders. Met nieuwe tips van beide kanten nemen we afscheid. Ze hebben haast. Half augustus moeten ze thuis zijn!

In het dorpje Tarlat stoppen we bij de brug, die de toegang van het Khorgo-Terkhiin Tsagaan Nuur N.P. is. Terwijl we een kaartje kopen bij een grommende Mongool, worstelen op de brug twee mannen met een wagentje en waterbus. Vruchteloos, ze zijn te dronken! Het heeft alles weg van een komische act voor Twee Heren. We liggen in een deuk. G schiet te hulp. Hijst de waterbus op het tweewielige ding en met een van onze touwen bindt hij alles behoorlijk vast. Zwalkend gaan ze aan de kant en kunnen wij door.
 
 
Het park bestaat uit vulkanisch gesteente (zwarte bergen, oude krater) en een meer, Tsagaan Nuur (het witte meer). We passeren het aan de noordkant, zien veel (toeristen-)gerkampen, ontmoeten wandelende Franse meisjes en vinden pal aan het water een heerlijk plekje. Het wolkendek is er nog steeds als we lunchen en de auto met het heldere meerwater wat opkalefateren. 
 
Ons pad slingert verder langs het meer en door vlakten met riviertjes. We hebben zin in een snoepje. We hebben nog iets Mongools, wat erg harde toffees blijken te zijn. Te hard voor mij en net als ik de toffee wil weg doen, voel ik iets. Gatsie zitten er ook nog stukjes steen in? Ik haal het spul uit mijn mond en oh jee, daar prijkt een halve kroon. Terwijl ik mijn mond onderzoek roept G “Krijg nou wat!”, waarmee hij deze keer maar wil zeggen dat zijn noodkroon is losgerukt. We bergen de noodkroon en mijn halve kroon netjes in een zakje. Onze tandarts is hier weer goed mee. De zak toffees doen we weg! 
 
 
 
 
Wegaanleg hier bestaat voor een groot deel uit het storten van vele kuubs stenen en grond en het aanleggen van hier en daar een duiker. Na verloop van tijd spoelt het zand weg en worden de stenen eronder goed voelbaar of er ontstaan kleine kloven. En wat vinden we die dijken van wegen lelijk. Ze ontsieren de mooie dalen ernstig. 

Met wisselend comfort trekken we door ruigere bergen en klimmen naar een pas van 2.553 m. We zitten een stuk noordelijker en steeds meer hellingen zijn begroeid met bomen. Hier is de taiga! Dat is ook terug te zien in de ovoo’s, die hier opgesierd zijn met boomstammetjes en takken met veel blauwe linten. We ontmoeten er een gids die vertelt, dat de nomaden in dit gebied in het zomerkamp zitten. Families zoeken in de regel iedere zomer dezelfde plek op. En kerkhoven (die we sinds Kazachstan niet meer zagen) bestaan natuurlijk, maar ze liggen ergens achteraf. Een graf heeft een simpele steen. En dit is inderdaad yakland vanwege de hoogte en de kou. Yaks kunnen daar veel beter tegen dan koeien. 
Weer wijzer beginnen we aan de afdaling. Op de weg rijden veel vrachtwagens met huiden. Ouwe knarren met een of twee aanhangers. 
 
Halverwege de vallei houdt de weg op en is het weer spoorzoeken. Heerlijk! Dertig klometer noordelijker buigen we af naar een westelijk dal. Bij een dorpje (Ikh-Uul) steken we de inmiddels grote en snelstromende rivier over. Ervoor en erna is het een grote modder- en kuilenbende. Gelukkig, na het dorp genieten we van een heerlijke zandweg.

Het is half acht. We hebben lang doorgereden omdat het regent en koud is. Maar nu is het genoeg en … we zien zandduinen! We krabbelen omhoog en zijn dik tevreden met het zand en het uitzicht.
Tijdens een Mongoolse hap (soort bami) met wijn mijmeren we over het feit, dat we vanaf Khujirt met aangelegde wegen werden geconfronteerd. We zijn er nog helemaal niet aan gewend. Want we reden tot aan en na Ulaanbaatar, op 60 asfaltkilometers na, uitsluitend slingerpaden en sporen. Tja, dat is de vooruitgang! Toch? Om tien uur ligt G onder het dons en ik volg een uurtje later.

Maandag, 2 augustus 2010 – Weer western en weer Zwitsers, en een logeetje 

Het is droog en niet al te koud. Met de stoeltjes in het zand bezien we onze omgeving. De rivier glinstert in het dal en de bergen hebben wolkenmutsjes op. Soms speelt de zon het klaar om een topje even in het licht te zetten. We hebben goede hoop, dat ze het zal gaan winnen.
Een jonge herder, een sterk ruikende mogen we wel zeggen, maakt zijn opwachting. Met open mond bekijkt hij ons en TOY. Hij is superblij met koekjes en ook met een hand speelt hij het klaar om zich zonder stijgbeugels op de paardenrug te slingeren. 

Over het zanderige pad gaan we verder. Het dal verwijdt zich en wordt een vlakte. Langs de rivier staat een overlander. Tenminste het ziet er op afstand uit als een Volkswagenbusje. De afstand is te groot om er heen te hobbelen. Verder dus door het dal. De bergen worden lager en gaan over in heuvels.
 
We zien een omheind stukje steppe zoals we eerder zagen. Binnen de gaashekken groeien gewassen. Als we er gaan kijken, komt de voltallige familie en geeft een rondleiding op het terrein. Trots laten ze zien hoe goed de aardappelen, wortels en uien het doen. Mijn tuinderhartje klopt bij zoveel herkenning!

We rijden Tosontsengel binnen. Het heeft alles wat een western plaatsje moet hebben. Zanderige straten en winkeltjes kleine veranda’s, aan de pui reclameborden. Er staan paarden en auto’s geparkeerd. Mannen in de traditionele mantels met sjerp, oude dametjes in traditionele kleding met verweerde koppies en laarzen aan de kromme beentjes. Ze zien eruit alsof ze een heel leven op de paardenrug zaten. Dat alles mixt met mensen in hedendaagse outfit.
We zoeken eieren en vinden uien en appeltjes. Mooie buit. Voor de eieren worden we van de ene winkel naar de andere gestuurd. Tot we ze vinden. Zeven nog wel!

Als we weg willen rijden, klopt er iemand op het raam. Het zijn de Zwitsers (“de hippies”), die we ontmoetten vlak voor Ulaanbaatar. We kletsen elkaar bij over gereden en voorliggende routes. Zij waren het dus, die daar aan de rivier stonden.
In de brede vallei voorbij het dorp breekt eindelijk de zon door. We rijden een helling op en posteren TOY zodanig, dat we bijna geen last hebben van de harde wind. Het is heerlijk in de zon. 


Naast de zwoegende “ouwe knarren” zien we beneden de Zwitsers passeren. Na een lange heerlijke pauze stuiten we na enkele kilometers weer op de Zwitserse Mitsubishi. De kennismaking vordert. We horen hoe hij in zijn eentje een paar jaar per motor over de wereld toerde. Nu zijn ze samen twee jaar onderweg. Weer nemen we afscheid. Definitief dit keer, want over vijf kilometer scheiden onze wegen. Voorlopig, want ja, zij reizen ook via Rusland huiswaarts! 

Vanaf de afslag naar het noorden rijden we weer over een spoor, dat niet door mensenhanden en machines werd aangeraakt. En we zijn alleen. Toch niet! Voor ons zien we twee fietsers, een Spanjaard en een Zwitserse. Door talloze landen reden ze in hun eentje tot het toeval hen hier samen bracht. Via het noorden fietsen ze naar U.B. en dan door naar China. Leuke mensen!
G grijpt de gelegenheid aan om toch even op zoek te gaan naar de oorzaak van een geluidje. En jawel, de moer van de linkervoordemper is aan het los gaan. Aangedraaid en blij weer verder. 

Precies op de grens van twee aimags (provincies) ligt een pas van ruim 2.200 meter vanwaar we afdalen tot we op een giga-vlakte (zo’n 40 km2 op 1.800 m hoogte) aanlanden. De dag vordert, maar we rijden door tot we de overkant bereikt hebben. Daar zijn beboste heuvels. Het waait hard en we proberen in de beschutting van bomen een bivakplek te vinden. Overal helt het te veel en als we eindelijk een min of meer horizontaal stuk hebben gevonden, ligt er een kadaver! 
We gaan door in de “we zien wel” modus. Het blijft regenen, waaien en het is koud (10 gr) in de laag-hangende bewolking. Ergens in de heuvels vinden we eindelijk een min of meer beschutte en een min of meer horizontale plek. Buiten mekkert een geitje. Afgedwaald van de kudde kennelijk en het zoekt bij ons, liever gezegd onder TOY, beschutting.
De hele dag voel ik me al niet lekker en na thee met crackers ga ik als eerste naar bed. G geniet van het kliekje van gisteren. Om negen uur begint de nacht. Ook ons logee-geitje laat zich niet meer horen.

Dinsdag, 3 augustus 2010 – Doodlopende paden en het Khovsgolmeer 

Om half acht word ik wakker en voel me weer helemaal kip. Onze logee is verdwenen, het heeft zijn maatjes in de kudde weer terug gevonden. Hopen we. Het is zes graden, de regen valt gestaag en de wind waait hard! Tussen de grijsgroene heuvels door zien we het meer. Het zal er wel heel anders uitzien met zon en een blauwe lucht. Maar dit heeft ook wel iets. 
 
De eerste uren rijden we door heuvels en over bergen. Vanaf een hoge pas is er een steile afdaling naar een halve kloof. Een brede rivier dendert langs een hoog oprijzende rotswand. Prachtig. Door de regen en mist is het alsof het alom tegenwoordige groen een zilvertintje krijgt. Op de steppen, die tussen de bergen liggen, zijn de uitwaaierende sporen nat, modderig en vol met diepe plassen. 

Een eind voor Moron proberen we een route naar het noorden te vinden. Waar Mien en de RKH-kaart een weg laten zien, vinden wij een mager spoortje. Het loopt dood op een brede en snelstromende rivier met steile oevers. Terug dus. Een paar kilometer later zien we weer een paadje. Toch maar proberen, vinden we. Na een paar kilometer belanden we weer bij de rivier. Er staat ook een ger. De bewoner laat weten, dat het water ruim kniehoog is. En auto’s  kunnen er een eindje terug door. Voor zover we zijn geschreeuwde informatie goed begrepen hebben natuurlijk. We bedanken en besluiten deze route toch maar voor gezien te houden en via Moron naar het noorden te gaan. 

Het stadje aan de noordoever is bereikbaar over een goede en grote betonnen brug. Wel nodig ook, de rivier is hier nog een stuk breder en onstuimiger. In een internetcafé (NHTEPHET) kijken we gastenboek en mail even in. Altijd leuk. Later hopen we een betere gelegenheid te vinden om te reageren. In een super-markt vinden we pelpinda’s, eieren en een potje jam. We kunnen weer even! 
Langs de brede zandstraten staan prachtige houten huizen met houten schuttingen. Er is een marktje gaande en een gezellige drukte. Na de laatste schutting ligt een glooiende steppe oplopend naar heuvels. 
 
Zeven kilometer verder zien we het eerste Mongoolse kerkhof. Sommige graven hebben een hekje, de meesten bestaan het uit een betonnen plaat met een klein steentje erop. Als we achterom kijken zien we aan de horizon de kleurige daken van de huizen van Moron. Kleurige fleurigheid in de nog steeds natte dag onder de laaghangende bewolking. 


Er volgen heuvels, bergen en vlakten. Maar ook hier is een weg in aanleg. We zitten dan ook op een route naar een van de belangrijkste Mongoolse attracties, het Khovsgholmeer (bevat 2% van ’s werelds zoetwatervoorraad). 
 
Het verkeer, waarvan weer serieus sprake is (in een uur wel dertig auto’s tegenover nul na anderhalve dag), beweegt zich op de berijdbare delen en anders wel over allerlei sporen. Bij de passen komt alles weer samen. Soms stoppen we bij een ovoo, waar Mongoolse toeristen hun rondje lopen.
Buiten de auto is het nog steeds akelig koud, vooral door de harde snerpende wind. Toch wordt het een ietsepietsie lichter en tegen de tijd dat we aan een bivak denken, stopt het voor het eerst vandaag met regenen en zijn er kleine stukjes blauw te zien. Vanaf de vlakte slaan we af in westelijke richting op een spoor en vinden een mooie veldje in de bocht van een droogstaande stroom. Er staan lariksen en de bodem is bedekt met een tapijt van edelweiss. Prachtig! 
Het is half zeven en we hebben alle tijd om wortels en kool tot salades te verwerken en gedeeltelijk belanden ze, net als de ui, in een soepie. Lekker met een wijntje en crackers met camembert uit blik.
Het is 13 graden en binnen is het prima. Maar het allerwarmst is het dons en daar kruipen we vroeg onder.

Woensdag, 4 augustus 2010 – Dagje gerkamp, Douche en Doctor G

Het is zonnig, de lucht is zo goed als blauw en er is nauwelijks wind. Wat een verschil met gisteren. We genieten een uurtje voor we naar het grote dal terug rijden. Vanmorgen is er nauwelijks verkeer. Vanaf een pas zien we de rivier door het dal kronkelen. Rond de middag zijn we in Khatgal. Ook hier is weer een western-mainstreet met houten winkeltjes. 

 
We vinden het bureau van het N.P. Het gebouwtje is een paar jaar oud, maar ziet er nu al afgeleefd uit. Er is een receptie met ‘n aardige en goed Engels sprekende dame en een expositie over het gebied. 
 
In het noorden wonen de zogenaamde rendiermensen. Een stam, die nog nauwelijks is aangeraakt door de moderne tijd. Om er heen te gaan, zouden we een week extra moeten hebben. Voor nu is het belangrijkst, dat we een route ten oosten van het meer kunnen doen. Er is een grote rivier, maar daar is een veerboot, verzekert de N.P.-dame ons. En er is een detailkaart. Wij blij!  

Ten westen van het Khovsgol-meer rijden we 40 kilometer naar het noorden. Daar is een goed ger-(toeristen)kamp, het Toilogtkamp. We zijn toe aan een douche! De route, een hele goede weg, kronkelt door berg en bos (Siberische Lariksen, weten we nu) in een boog naar het meer terug. Langs de oevers van het meer wemelt het van de Guesthouses en Ger-kampen.
In het restaurant eten we wat-de-pot-schaft. Er zijn een paar groepen (Amerikanen, Duitsers), het is de sfeer van een Alpen Refuge. Zij het dat dit een restaurant-in-gervorm is en de vele ramen uitkijken op het blauwe meer. Bij lunch of diner in traditionele stijl krijg je thee, brood, boter, jam en koekjes. Toch wel handig als je onverhoopt niet lust wat je krijgt voorgeschoteld.
We installeren ons op de parking. Op het terrein zelf worden geen auto’s toegelaten. Dat klinkt erger dan het is. We staan in feite op een deel van het terrein dat omheind is met een hek van prachtig verweerd hout en het is heerlijk grassig. We kijken uit op een binnenmeertje, op het kamp en op het grote meer. Het kamp bestaat uit gers en tipi’s (vgl. wigwam), waarin het rendiervolk leeft. De sanitaire voorzieningen en een sauna zijn ondergebracht in houten gebouwen. 

Het is een zalig zonnige middag en prima voor een paar klussen. Gerard verbetert e.e.a. aan de tank-ophanging en de opstap, ik ruim en poets TOY’s interieur. De gidsen en chauffeurs van de toeristenauto’s melden zich met regelmaat en belangstelling, helpen een handje of lachen goedkeurend. Met name voor het gereedschap hebben ze grote bewondering. Tja, en als ze dan zelf wat moeten klussen, weten ze waar ze een goede steeksleutel kunnen lenen. G’s faam gaat snel en “doctor” wordt veel om advies gevraagd.
We douchen, wandelen en kopen nog een paar regionale dingen bij de dames aan de ingang. Vanaf kleden op de grond prijzen ze hun veelal zelfgemaakt spullen (vilten sloffen, kettingen van rendierbeen, sokken en petten van yak, kameel of schaap, medicinale kruiden, enz.) aan. Voor onze eigen voetjes schaffen we lekkere warme TOY-Yak-sokken aan. 

Als echte leden van de toeristengerkampbewoning eten we koolsalade (!), goed vlees met gebakken aardappelen en een havermoutprutje. Het is luxe om aan een tafel te kunnen laptoppen. Om negen uur is er stroom en kunnen we laden. Maar om tien uur valt de stroom alweer uit. In het aardedonker vinden we tastend de weg naar TOY terug.
Had ik al gemeld hoe fantastisch schoon we ons voelen. Onder een mager straaltje werden we zo goed als nieuw. En ook moet nog geschreven worden, hoe G van een Amerikaanse toerist een tube kroonlijm kreeg! Na het poetsen van het (resterende) gebit en het uitkrabben van de kroon, wordt de afvallige weer netjes op zijn plaats geduwd. En nu maar zorgen voor een nacht zonder tandenknarsen! 

Donderdag 5 augustus 2010 – Oostwaarts, MODDERVAST en een kleine herder  

Na het ger-ontbijt van (instant-!) koffie, gebakken eitje, brood, jam, enzo, krijgen we de Amerikanen op bezoek. Hoe wij al die trips alleen hebben durven maken, is hen een raadsel. Vooral dat gevaarlijke Afrika in je eentje rond! Fotosessie: B&G voor, opzij en achter TOY. En weg zijn ze voor een boottocht naar de andere kant van het meer. Ze gaan de raindeerpeople bezoeken. Tegen hun gids zeg ik verbaasd, niet beter te weten, dat ze in het noorden leven. Dat klopt, zegt hij samenzweerderig. Maar aan de overkant woont een echte rendierfamilie. Die zijn daarheen gegaan met hun rendieren, hun tipi en hun alles om geld te verdienen. Iedereen blij, inclusief de mensen van de stam. Want die willen gewoon hun leven leven en niet steeds lastig gevallen worden door  toeristen. 

Ook bij deze gids checken we nog een keer de haalbaarheid van onze geplande route. Moet te doen zijn. Alleen na regens zou het kunnen gebeuren, dat je een dag of wat moet wachten voor je door de rivier kunt rijden. Gelukkig! Aan de blauwe lucht is geen wolkje te bekennen. We zitten goed. Over hoe vaak en waar precies de rivier doorkruist moet worden, verschillen de meningen. We zien dus wel! Alle andere rivieren zouden een makkie zijn. Een brug (volgens een van  de adviseurs) of een ferry (volgens de dame van het N.P.) is er volgens de meeste gidsen echter niet. 

We rekenen en besluiten niet te gaan tanken in Khatgal dat scheelt gewicht en tijd. Over de brug bereiken we de oostoever van de rivier en het meer. Het pad is ont-zet-tend stenig en zwaar hobbelig. En dat verdomde geluid is in alle hevigheid terug. Heeft G gisterenmiddag dan voor niets gesleuteld? We zijn er stil van en houden een vroege lunch. Bij de tweede hap van een cracker, valt het versgelijmde noodkroontje van zijn plek. Nou ja…
G inspecteert nog eens alle cruciale punten van TOY en vindt niets. We hernemen ons en besluiten gewoon muziek te gaan draaien als het geluid er weer is. En zo gaat dat, na de middag is het weer zo goed als weg. En het pad is beter en de zon schijnt nog steeds. 

Vanaf de oostkant is het uitzicht op het meer indrukwekkend. Prachtig blauw tegen een achtergrond van rauwe hoogsteile bergen! Het navigeren over de kleine sporen en paden is ook weer een echte uitdaging. Mien helpt natuurlijk en ook de detailkaart van dit gebied. Desondanks hobbelen we over een veld om de koers te corrigeren. Het is duidelijk, dat dit een weinig gebruikte route is. Zeker als we afbuigen van het meer. Soms rijden we door een dal met vriendelijke bergen en dan weer over slechte paden en over beboste passen. Er zijn voornamelijk lariksbossen en enkele berkenbossen. Slechts nu en dan is er iemand bij we de route (naar Chandiman-Ondor) kunnen checken. 

Dit  is echt rivierengebied. Er stromen er (volgens de Bradt) 47 uit in het Kovsgolmeer en een gaat eruit naar het Baikalmeer. En ergens daar tussenin zitten we nu. De route volgt rivierdalen en we passeren rivieren en zijstroompjes. Gaat prima.
Het landschap is totaal anders dan de eerdere, die we in Mongolië zagen. Vooral de bergen zijn anders. Minder hoog, soms glooiend en dan weer rotsig. Het belangrijkste verschil zijn de bossen en er is geen ger meer te bekennen. Wel zijn er in de dalen boerenerven, die bestaan uit houten huisjes en bijgebouwtjes, hekken en veekralen. Alleen een enkel rokend schoorsteentje wijst op menselijke aanwezigheid. Het vee bestaat voornamelijk uit koeien, doodgewone koeien. En anders dan de yaks, blijven ze op het pad staan en kijken een beetje dommig tot ze eindelijk door hebben, dat ze beter aan de kant kunnen gaan. En paarden zijn er, ook hier. 
 
Weer helemaal blij met een geluidloze TOY, een goede koers en vertrouwen in de rest, naderen we Chandmani-Ondor. Het ligt aan de andere kant van een rivier die verdeeld is over kleinere stromen.  We gaan van de koers af en steken over. Wat een prachtig plaatsje is ook dit. Weer helemaal western met de houten huisjes, erfjes en hekken aan onverharde wegen en een hobbeldebobbel centraal pleintje. Rondom houten winkeltjes met houten toegangstrapjes. Hier is het allemaal nog eens een slag kleiner, bijna popperig. Motoren en paard staan broederlijk naast elkaar geparkeerd. Er zijn kuierende mensen, die totaal geen notie nemen van ons en van geparkeerde TOY. 


We vergapen ons aan het interieur van de winkeltjes. Houten trapje op, hoge drempel over, hoofd een beetje bukken en dan binnen. Alsof je een museum binnenstapt. Kachel met pijpje in het midden, toonbank, weegschaal, telraam, brandblusvoorzieningen (d.i. achter gaas: schep, emmer, …), houten schappen met beperkt assortiment. Wat een bijzondere ervaring. 
 
Via de andere kant van het dorp gaan we op zoek naar een oversteek om weer terug op de route te komen. En dan gaat het mis! We volgen een spoor en zien aan de overkant van een groen veld het pad. Deze oversteek hadden we beter niet kunnen doen! Onder gras en ander groengroeisel blijkt listig een klein moerasje schuil te gaan. En daar staan we, gewoon heel erg blubvast in de stinkende modder! 


Aan de slag. Schoenenwissel, zandplaten onder de wielen, banden af laten lopen en… TOY blijft moddervast. Als we zo een half uurtje bezig zijn, komt er iemand. Kennelijk heeft hij ergens vanuit de verte het gedoetje aangezien. Hij begrijpt dat er een andere auto aan te pas moet komen. Gaat heen en komt terug met zoon en een Toyota. Na enig gesleutel aan de vooras is het tijd om te trekken. G krijgt de mannen niet uitgelegd, dat hij een ruk wil hebben en dat dat prima gaat met ons elastische treklint. Ze zijn gewend om een lichte auto gewoon zachtjes te trekken. Het werkt dus niet. Weer een half uur verder. Dus nu lieren. Ook dat vergt nog voorbereiding en de nodige instructie. En dan, na bijna twee uur zwoegen, staat TOY op vaste grond vies zwart modderig te wezen.
Blij accepteren de mannen geld, aanstekers en toffees (die kronenkrakers!). Ze helpen mee met het afwikkelen van de bergingsactie en dan maken we ons uit de voeten. Het schaamrood op de kaken zakt eindelijk ‘n beetje weg. 

Een kwartier later rijden we in een goed toegankelijke rivier heen en weer zodat de wielen schoon worden. Nog weer later passeren we een riviertje met een mooie grindoever. Prima plek om de zandplaten en de rest van TOY te ontmodderen.
Als we aan de slag willen gaan, komen een man en vrouw te paard aan. De man wil maar dat we uit zijn fles (wodka) drinken. De vrouw rijdt later, na discussie met een andere man, achterop een motorfiets weg. De man blijft ons met zijn fles belagen en wijzen op waar TOY nog vuil is. Zo, dat avontuur hebben we ook weer gehad. 
 
Om zeven uur vinden we aan de rand van een lariksbos dat oploopt naar een steile helling een heerlijke bivakplek. Met een sapje beklijken we het dal, waar houten boerderijtjes verspreid liggen. Van verschil-lende kanten leiden herders te paard de kudde huiswaarts. Althans zo ziet dat er voor ons uit.
Bijzonder is onze kleine man in rood shirt. Al lang voor we hem zagen hoorden we hem. Door de rotswand echoot al het geluid vanuit het dal. En daar verschijnt hij ergens van achter een heuvel, kleine man op groot paard. Wat later zien we hem lopen. Lopen? Nee, hij rent heen en weer, paard aan de teugel achter hem aan. Hij houdt de geiten en schapen bij elkaar, voert ze langs een koppel koeien en blijft gaan. Met de verrekijker kunnen we het volgen en zien, dat het paard ongezadeld is. We vragen ons af, waarom hij rent. Kan hij misschien niet meer opstijgen? 


Als we gegeten hebben (pasta bolognese, kool- en wortelsalade) zien we de kleine herder weer. Vanuit het dal komt hij onze kant op. Hij zit met zijn zusje op de paardenrug. Ergens uit het bos naast ons komen ze terug met een stel koeien. We zijn nieuwsgierig. Hij is piepjong, een jaar of zes, zeven, schatten we. Hij is nog steeds blootvoets. Handig en snel leiden ze ook de koeien naar de stal. Wat een kind! 
 
Het koelt ook vanavond snel af. Om negen uur zijn we binnen en om kwart over ligt G onder de wol. Tja, wat wil je na zo’n dag! Vee en herders zijn tot zwijgen gekomen, nu en dan zoemt de converter, omdat mijn laptop onder lading ligt. 

Vrijdag, 6 augustus 2010 – Weer western en doorwadingen achter riviergidsen 

Lekker in het zonnetje onbijten (yoghurt) we. Een boer komt ons begroeten. Door het dal rijdend richting Tsagaan-Uur passeren we bossen met prachtige lariksen. De mooie ruwe stammen steken prachtig af tegen het lichte grastapijt eronder. Bij een heilige boom, gezien sjaals, geld en wierook, offeren en wensen ook wij! We genieten van de afwisseling tussen berg en dal en bos. 

Ook voor Tsagaan-Uur moeten we een riviertje oversteken. De hoofdstraat is weer betoverend western. Er zijn de kleine winkelpanden, de geparkeerde paarden, hekjes, hier en daar mensen die een boodschap doen of even met elkaar kletsen. En wat gaat er een rust vanuit. In een winkeltje (kacheltje, brandpreventiespullen, weegschaal en moderne rekenmachine) vinden we twee marsen. 

Aan het eind van de straat stoppen we bij een tankstation om weg- en rivierconditie te checken. Er staat een Russisch Jeepie. Het blijkt een taxi te zijn, die dezelfde kant op moet als wij. De jonge vrouw die het station beheert, regelt dat we het brakke autootje kunnen volgen. Dan komen we zeker op de juiste doorwaadplekken uit. Niet dat dit alles een, twee, drie duidelijk is, maar geleidelijk ontvouwt het zich.
Ondertussen wordt de ene jerrycan na de andere met benzine gevuld en verdwijnen ze ergens in de jeep. Tussendoor rolt de chauffeur een paar keer van het hoogje af om te starten en gaat vervolgens verder met tanken. Wij entertainen een stel kids met luchtballonnen. 
Dan is er ineens het startsein voor vertrek. Al die vrouwen en kids, die daar rondhingen, blijken passagiers. Het is verbijsterend. Acht vrouwen (oma’s en mama’s), de chauffeur en negen kids (van baby tot een tienjarige) verdwijnen achter de deurtjes, die van buitenaf gesloten moeten worden. Zo zit mama met baby op schoot van oma. De kids verdwijnen overal op en tussen. De luchtballonnen geven het een kleurig tintje aan de volgepakte auto. 

Met een gangetje van 30 rijden we het dorp uit. Via weilanden en dalen arriveren bij de eerste rivier. Het jeepie wordt waterdoorwaadbaar gemaakt met plasticzakken over diverse motoronderdelen. De kids spelen wat rond, de oma's blijven zitten waar ze zitten. G helpt de manke chauffeur bij zijn klus, die wordt afgerond als hij zijn jasje uittrekt en het met een bijna teder gebaar over de motor legt. 
 
 
 
 
 
Het is een brede rivier met water op kniehoogte. De stroom is sterk, maar de bodem is van mooie afgeronde stenen. Het gaat geweldig. Vanaf de andere oever komen ruiters ons tegemoet. Rustig stappen ze door de rivier. Hun hondje heeft er meer moeite mee. Een busje sjeest voortvarend en een motorrijder wacht en bekijkt, hoe en waar hij zal oversteken. Een boer met paard en wagen wenkt hem te volgen en al rijdend geeft hij aanwijzingen. Desondanks scheelt het niet veel of de motor was middenin blijven steken. 

Onze gidschauffeur heeft ondertussen alle handelingen aan zijn motor in omgekeerde volgorde uitgevoerd en is innig blij, dat hij sleutel 14 mag houden. De kids worden naar binnen gedirigeerd en daar gaan we weer. Tegen de achterruit hangt een gele ballon. 

Meer dalen en bossen volgen. Soms is het pad modderig en dan weer rijden we over een riant zandpad. Bij iedere pauze parkeert onze man zijn wagentje op een hoogte, zodat hij naar beneden rollend kan starten. Het lukt niet altijd. Dan moet de motor worden aangeslingerd. En dat is heel lastig als je manke been (a.g.v. een motorongeluk) pijn doet en niet goed mee kan doen. Kunnen we ook iets terug doen door de auto aan te duwen.
De tweede crossing is simpel. Ons gidsjeepie kan er zonder maatregelen door. Vele kilometers zien we ze nog voor ons, de oude jeep, de manke chauffeur en de kostbare lading. Tot ergens midden op een grasvlakte. Onze gids stopt (laat de motor lopen) en wijst ons, waarheen wij moeten. Dat is: een bandenspoor volgen “die kant op”.
We komen even bij van deze bijzondere ervaring. Later zijn we back-on-Miens-track en vinden we een mooie lunchplek, een blauwbloemig weitje.

Na de middag volgen we een steil dal met een flinke rivier, die almaar breder en heftiger lijkt te worden. Voor zover we het kunnen bekijken, hoeven we die niet over. Maar ja, je weet maar niet…
In de dalen zijn boerenerfjes. Verder is er niets, behalve de stroompalen die we met regelmaat op onze weg vinden. 

Op een klein vlak stuk staat een Boeddhistisch tempeltje en binnen hekken een stupa en gebedsrollen. We parkeren bij het bordje “P” en drie kids komen nieuwsgierig kijken. Vader en moeder met baby zijn bij de tempel bezig. Zeker mogen we binnen kijken. Maar eerst moeten we het ceremonieel afwerken.
Voorafgegaan door de man, draaien we aan de gebedsrollen, drie keer linksom de stupa, even eerbiedig, andere gebedsrollen en dan linksom tempel in. Gebedsrol, eerbied voor het Boeddha-beeld en dan het enquêteformuliertje invullen. Een stichting hoopt in deze vallei het Boeddhistisch gedachtegoed levendig te houden. Moeder en de drie kids volgen ons nieuwsgierig. De baby speelt met een ballonnetje en plast het kussen waarop ze ligt nat. 

Door de kloof met de brede rivier koersen we naar Zerleg. Het waypoint hebben we geplot (vanaf de RKH-kaart) en als we door een paar kleine stroompjes een dal met boerderijtjes bereiken, is dat alles wat we zien. We staan voor een boerenhuis met veranda, die vol zit met mensen. G er op af om naar Zerleg en de grote rivieroversteek te informeren. Er worden forse taalbarrières genomen en na de nodige ingewikkeld-heden, wordt het plan duidelijk. De verzameling boerderijtjes is Zerleg en we worden voorgereden naar de rivier. 
We laten alles over ons heen komen. De hele familie is in touw. Er wordt van alles ingepakt en in TOY gestapeld. Wij wachten af, maken foto’s en krijgen een zak met gedroogde kaasjes. 
En dan is alles klaar. De motor met man en vrouw scheurt weg. Bestemming is Erdenebulgan, zo’n 60 kilometer weg. En die rivieroversteek natuurlijk, want dit zou de grootste zijn. Door bossen, dalen en langs rotspaden gaat het. Zo nu en dan stoppen we bij een herder of boerderij. We weten niet of dat sociale verplichtingen zijn of dat ook zij naar de laatste stand van de rivier vragen.
 
En daar is ie dan, de grote rivier! Bij de grote bocht is het breed en het water stroomt hard. Aan de overkant is een steenstrand en deze oever is steil afgekalfd. Niet echt een plek voor een doorwading. Bij een paaltje stoppen we. Beneden ligt een bootje. Er komt een man met kind-voor op de motor aan gereden. Hij is de veerman. De vrouw en de motor worden hier overgezet. 

Onze gids neemt mijn plaats in om ons naar de plek te gidsen, waar de “machina” door de rivier kan. Een half uur lang bump en hups ik op en neer zonder de omgeving te zien. Op een kiezelstrandje staan we en voor ons ligt de nog steeds brede en hard stromende rivier. Aan de verre overkant zien we niet, waar je er uit zou moeten rijden. 
En voor we het weten, is onze gids uit de kleren. In opgerold T-shirt en in zijn onderbroek loopt hij het water in. Hij wenkt en wijst waar we moeten rijden. Spannend is het wel, als je voelt hoe de stroom bijna sterker is dan TOY. Niet de diepte (bandhoogte) is het probleem, maar de sterke stroming is “different cook”. We rijden onze onderbroekengids voorbij en ik ben blij als we waterloos op de stenen staan. 
Dan rijden we een kwartier naar de vrouw en de motor en kan ik weer voorin TOY. Gelukkig! 
 
Urenlang rijden we achter de gidsmotor aan door dalen, bossen, modder, zand, een kloof met rotswanden, langs hoge bergen en heuvels en in de laatste kilometers over een breed dal, waar maïs verbouwd wordt en omgeploegde velden wachten op verdere behandeling.
Een gedenkwaardige stop beleven we ook. De gidsmotor doet niets meer. De man vist uit een zak met “gereedschappen” een fietspomp. De benzineleiding wordt losgepeuterd en doorgeblazen. Zo, de prut (de benzinetank is afgesloten met een plankje en een lapje) is weg en de benzine kan weer stromen.   
Ruim na zevenen zijn we bij het huis van de man en de vrouw in Erdenebulgan. Hun zoontje is blij met pennen en schrijfblokje. We drinken thee met koekjes in hun houten huis. Het plafond is laag, de inrichting simpel. Trots poseert hij nog bij zijn motor. 

Over een vrij nieuwe brug passeren we op onze weg uit het dorp weer een rivier. Gelukkig maar, het is hier een behoorlijk woeste stroom. Genoeg doorwadingen voor vandaag! We betalen graag de MNT 1.000 (= 60 Eurocent) voor deze riante oversteek.
Zuidwaarts gaan we door een nauw dal. Aan de ene kant is een rivier en aan de andere kant dicht beboste hellingen. We rijden door, tot het dal zich verbreedt en we een spoor van de weg af zien gaan een open lariksbos in. We kijken uit over een gemaaid weiland en om ons heen is hoog gras met kleurige bermbloemen.
Het is acht uur. We zijn aan goed eten en rust toe. Buiten is het koud. Binnen lezen we en eten we nasi (met gebakken ei, augurk en een wijntje). We liggen vroeg in bed. 
Hemeltje wat een dag was dit weer! Het is windstil en alleen een jankende hond laat zich vanuit de verte horen.

Zaterdag, 7 augustus 2010 – Pingelende TOY en modderpoelen 

De regen op het dak tikt ons wakker. Tegen de tijd, dat we opstaan is de zon doorgebroken. Buiten zitten is er niet bij. Een leger van kleine mugjes belaagt ons. En er is meer ochtendbezoek. Moeder bepleit een zaak voor haar verlegen zoon met rugzak. Om welke zaak het gaat is een ander verhaal. Iets met sigaretten en mee rijden? Ze geven het op en gaan. En er is een echtpaar. Ze turen ingespannen en vaak onder de TOY. Er is iets met hun auto, maar wat wij daarin kunnen betekenen, komt niet over het voetlicht. En dus gaan ze, even vanzelfsprekend als ze kwamen, zonder gedag. 

Het dal wordt breed en er verschijnen weer witte stippen in de groene velden. De bergen worden heuvels en de boombegroeiing beperkt zich weer tot de noordhellingen. Het hoge gras met de wilde bermbloemen veranderen in de vertrouwde fluwelen steppebekleding van korte gras en mossen. Stroompjes blijven ons pad kruisen.
Voordat we uitkomen op een steppe, waarover we de doorgaande weg oostwaarts bereiken, lunchen we. De temperatuur die was opgelopen naar begin twintig wordt flink getemperd door een koude wind. In Tarialan vinden we een goed uitziend en zacht aanvoelend broodje. Yes! Kopen dus. 

Vanuit het westen naderen donkere wolken met eronder zware regengordijnen. Een paar uur kunnen we het voor blijven. En als G het brandstoffilter aftapt om de kwaliteit van de diesel te checken, vallen de eerste spetters. De luchten en de strepen zon op de bergen, steppe en dalen zijn spectaculair. 

De dieselcheck is bedoeld om uit te vinden, of het vervuilde diesel is, die TOY nu en dan laat pingelen en lusteloos laat voortsukkelen. Soms, want even later blaast hij ook weer als een veertje vooruit. Het controlelampje gaat vrolijk mee aan en uit. Maar … er zijn ook symptomen, die hiermee niet te verklaren zijn. Morgen zullen we in Erdenet nieuwe diesel tanken en dan zien we verder. 

De regen haalt ons in bij Khutag-Ondor. De laagstaande zon reflecteert op de wolken in het oosten, waardoor we verblind worden. Samen met de regen wordt het zicht erg bemoeilijkt. Lastig rijden dus! Het wordt beter als we een zuidelijk dal in rijden. De regen heeft er al langer huis gehouden en de stenige weg met gaten is ernstig modderig en glibberig. TOY is inmiddels al lang weer met een modderkuurtje bezig. Hij wentelt zich in zowel rode als gitzwarte prut.
In Unit, waar we min of meer binnen glijden, is alles omgeploegd in het kader van de nieuwe-weg-aanleg. Maar ook breekt de zon door. In een dorpswinkeltje vinden we eieren en snickers. Daarna gaan we gewoon verder met glibberen en modderbadderen.


 
Het dal is getekend door moddersporen. De steppe wordt er een stuk minder groen door. Ook houden we ons hart vast voor de banden, want zo nu en dan zijn er venijnige scherpe stenen. Verschillende auto’s staan al op de krik en banden worden gewisseld. En ook zijn er auto’s met thuiskomertjes die dapper door gaan. We weten op de weg-in-aanleg te geraken en dan kunnen we even doorrijden. Tot… juist, we de modder weer in moeten. Het wordt steeds erger. Meer modder en glijbanen op hellingen…
Op een pas is ware een auto-oploop ontstaan. Een grote vrachtwagen heeft het opgegeven en staat geparkeerd, een busje staat mensloos op de krik en een paar auto’s proberen uit te vinden, hoe verder te gaan op de glijbaan die de helling geworden is. 
Met ingeschakelde sperren glibberen we het spul voorbij. Ik zit met gekromde tenen, terwijl G het principe van rijden op glijbanen uitlegt. Nooit remmen, dat komt nog bij me binnen, terwijl we zijdelings naar een ander spoor glijden. Ik ben opgelucht als we zonder kleerscheuren een grashelling op kunnen rijden. Daar waar gras is, is weer grip. 
 
Het is zeven uur en in deze omstandigheden is dit een hele beste plek voor de nacht. Hogerop parkeren we TOY in een niet al te schuine stand. Prima zo! He, he, en nu genieten van het uitzicht op de modderbanen beneden. We observeren op hoeveel manieren je de hindernissen kunt nemen en ook, waar! Voor morgen hebben we al ideeën!
Het is koud, zeven graden zegt de TOY-thermometer. Het hoge gras met mooie bloemen is z…nat, zeer nat dus, en wij blijven lekker binnen. Met uitzicht op de weg, glaasje wijn en uitsmijters, maken wij ons klaar voor de nacht. Een koude nacht! Maar onze voeten zijn heerlijk warm door de yaksokken. 

Zondag, 8 augustus 2010 – Het was niet de bedoeling......

......maar we zitten in Ulaanbaatar! 
De dag begon zonnig, een goed teken, want het maakt het modderige boeltje daar beneden een stukje droger. We komen goed weg. Het dal is overal volkomen omgeploegd. Een grote vrachtwagen staat diep in de blub en wacht op verlossing.
Onze verlossing bestaat uit het bereiken van de nieuwe weg in geasfalteerde vorm. Want, het “pingelen” van TOY samen met het verlies aan kracht, komt vaker terug. Harder dan 70 km/uur kunnen we niet rijden. Dat is overigens iets, wat uiteraard pas merkbaar werd op de asfaltweg. 

Net na Bulgan is het weer mis en we besluiten dat we de dieselwissel dan maar in Bulgan gaan doen. Maar ja TOY is TOY en heeft eigen plannen. We zijn net op de hoge weg omgekeerd of hup, daar schiet hij weer vooruit. Wordt het toch Erdenet, 60 km verderop!
In Erdenet, een vrij grote stad met veelkleurige puntdaken, laten we TOY eerst schoonpoetsen. We gaan op zoek naar “canister” in de gezellige drukte van de zondagsmarkt en een kruisboogwedstrijd. Met twee tweedehands jerrycans stellen we ons op bij een goed uitziend tankstation. Met de eerste jerrycan afgetapte diesel maken we een buitenman heel blij. De rest krijgt de man van het station, die zich uitslooft om te helpen. Hij vult ook hij onze watertank tot het randje. 

En dan rijden. Een poosje gaat het goed, maar niet langer dan dat. Dan ook maar het brandstoffilter vervangen. Maakt niets uit, het gepingel en het verlies aan kracht blijft komen en gaan. Het geplande bezoek aan het mijnmuseum schrappen we en later ook de omweg voor een bezoek aan de Amarhayasgalant tempel.
We doen, wat we nu het beste kunnen doen. Gewoon blijven rijden op de drukker wordende hoofdroute. De vraag is of er in Darkhan, onze volgende geplande bestemming (hotel, de site updaten), een Toyotagarage is voor een goede diagnose.
We proberen het bij een automobilist aan de weet te komen. Er is geen land met hem te bezeilen. Zijn zondagse picknick is met iets te veel wodka overgoten. “Follow me”, is het enige wat hij eindeloos herhalend kan uitbrengen. 

We gaan verder in wisselend tempo. Tegen de tijd, dat we de grote noord-zuid-weg (verbinding Ulaanbaatar met de Russische grens) bereikt hebben, is er een nieuwe kans. Ook de moderne stadse Mongool blijft een beetje een nomade. Overal in het vlakker wordende maar nog steeds glooiende landschap, zijn tentjes en picknickende families.
En yes, daar is een gezelschap met een Toyota 100 en een Lexus 470. Ondanks de wodka wordt wel meteen duidelijk, dat we voor een goede garage en zeker voor de diagnose naar U.B. moeten. Wij Nederlanders zijn niet gewend aan garagebezoek 215 km ver, maar hier tellen dergelijke afstanden niet. Ook wij zijn er al aardig aan gewend geraakt. 
 
Change of plans dus! Op naar het zuiden, op naar U.B. Het wordt een lange zware tocht. Zeker in het begin sukkelen we sloom voort op de drukste weg in Mongolië. Half in de berm, voor zover aanwezig, en met knipperlichten aan. Er is ook goed nieuws. G experimenteert met de toeren. We hebben de indruk, dat YOY langer zonder gepingel blijft, als we hoog in de toeren rijden. Ik noteer de duur van de pingelloze perioden. Het record wordt uiteindelijk 35 minuten. Nu en dan staan we een poosje stil om daarna door de lage toeren heen zo snel mogelijk met hoge toeren weg te gieren. Ook daarmee halen we mooie resultaten. Zo nu en dan dwingt een geit of een koe tot afremmen en dan kunnen we van voor af aan beginnen. Een sport is het wel. 
We voeden ons met allerlei, want we voorzien, dat we niet voor tien uur in de stad zijn. We redden het, ook de laatste drukke kilometers! Om half elf zijn we ingecheckt in het Bayangol Hotel en zitten we aan een steak en een flesje wijn. Dik verdiend, vinden we.
Bij ons in U.B. mag het dan laat zijn, in NL beginnen mensen telefonisch bereikbaar te worden. Via skype bellen we. Waaronder met onze speciale Toyota Helpdesk eMJee de Flakkee. Hij doet waar helpdesks voor bedoeld zijn: hij helpt! Alle symptomen wijzen op een kabelbreuk. Om twee uur vallen we moe en schoon gedoucht neer op het goede hotelbed. 

Maandag, 9 augustus 2010 – TOY 1, Bayangol Hotel

G heeft er een nachtje over geslapen en gaat zelf aan de gang. Na het goede ontbijtbuffet natuurlijk. Hij rommelt, ty-ript, duwt aan en maakt een testrit naar Oasis, waar Sami aan het bijkomen zijn van een forse trip naar het oosten van Mongolie. De slippertjes hebben even rust nodig.
De geplande bezink- en werkdagen in het noordelijke Darkhan zijn aldus verplaatst naar U.B. De internetverbinding is goed en snel. Gastenboek, email, nieuws (nog steeds geen kabinet, rampen in Pakistan en China, bosbranden bij Moskou)... we zijn weer op de hoogte. En, we werken aan de site-update.

Dinsdag, 10 augustus 2010 – TOY 2, Bayangol Hotel 

G  gaat alsnog naar de Toyotagarage voor storingsdiagnostiek. Er komt uit, dat een sensor van de brandstofpomp kapot is. Hier bestellen, zou drie maanden wachten betekenen. This is Mongolia!!! Skype-telefonisch overleg met eMJee en R. De specialisten in NL zijn er nog steeds van overtuigd, dat er een draadbreuk moet zijn, maar toch...??!!   

Woensdag, 11 augustus 2010 – TOY 3, Bayangol Hotel 
 
Onderdeel wordt met DHL opgestuurd. Afspraak voor montage in Toyotagarage maandag de 16e. 

Donderdag, 12 augustus 2010 –  TOY 4, exitvisum en terug naar Oasis 

Checken eind van de ochtend uit. Naar Immigratie, het visum verloopt morgen de 13e. Tweede extension blijkt niet mogelijk. Wel een zogenaamd exit-visum. Dinsdag, de 17e, kunnen we onze paspoorten met exit-visum ophalen.
Op naar Oasis, vinden onderweg een goed gesorteerde supermarkt (Sky). Bij het guesthouse treffen we Saskia & Emiel, die ook vandaag de slippers niet in beweging krijgen. Fijn weerzien en weer de nodige uitwisselingen.
En er zijn veel bikers en twee Engelse families. Anne, Andrew, Jessica en A.J. (zie: http://www.overlandwithkids.com/ ) en Lee, Helen en Beverley. Ze blijken kennissen van onze reiskennissen, Jacobine & Kees (afri-kasa-fari). Deze gezinnen zullen gezamenlijk door China gaan reizen. Paul, onze Ozzi, is er ook nog, of weer. En biker Luc. Sami halen hout voor een krat waarin Luc’s motor moet worden verstuurd. Soepel voegen we in bij de Oasis-familie. 

Vrijdag, 13 augustus 2010 – TOY 5, Oasis, AJ's birthdayparty 

Na hevige regenbuien afgelopen nacht staat de (onverharde) weg volkomen blank. En, het is zover: Saskia & Emiel gaan echt. Niet zomaar, de camperaccu is geladen, en gestart moet er worden m.b.v. startkabels. Luc zijn kist komt in orde, dankzij Engelse Andrew, de beste “Carpenter” van de wereld volgens zijn net zes-jarige zoontje A.J., wiens verjaardag we uitbundig vieren met (w.c.-papier-) slingers, ballonnen en verjaardagstaart. 


Zaterdag, 14 augustus 2010 – TOY 6, Oasis, werk aan de winkel   

G gaat met de Engelse mannen naar de Zwarte Auto markt. Op Oasis gaat het gewoon zijn Oasis-gangetje. Foto’ s op de site, tekst vordert, alsook track en waypoints.
 
 
 
 
We worden een beetje nerveus over onze DHL-zending. Op de track-and-trace stagneert de berichtgeving sinds vrijdag op het vertrek uit Seoul. Tenminste … we hopen, dat alleen de berichtgeving stagneert!
In de avond arriveren zes bikers, een Toy 80 en twee NL-quads. G managed aankomsten. Er wordt bier gedronken en bier gedronken (bikers!!!), gekaart (soort klaverjassen op zijn Frans). 
 
Zondag, 15 augustus 2010 – TOY 7, Oasis, Laat verjaardagsfeestje  

Zonnige dag. Paul vertrekt en ook de Duitse Karl Heinz in zijn grote Magirus Deutz. Kennismakingen vorderen. Met bijvoorbeeld de quadjongens (Mark en Sander) en de ingevlogen bikers (Rinus en Wouter). Rinus wordt om 12 uur 27 jaar en dat vieren we tot (vrij) laat! 
 
Maandag, 16 augustus, 2010 - TOY 8 en D-day, arme Rinus! 
 
G vertrekt naar DHL en Toyota-garage en gidst de Britse families naar Immigratie. A.J. en ik blijven achter op Oasis en we passen op elkaar. De quadjongens (Mark en Sander) vliegen naar China, de NL-bikers gaan hun gehuurde motor ophalen. Magere Luc loopt een beetje doelloos rond te hangen. Het personeel poetst alle sporen van de party weg. 
Na de middag: grote consternatie als nog steeds jarige Rinus, teruggekeerd vanwege technische problemen aan de motorfiets, zich ernstig verbrandt met het kokende water uit de radiateur. Een bezoekende Duitse, blijkt verpleegkundige en zij zorgt dat de gevolgen onder controle komen! Pffft...
 
En TOY? Lang blijven we in het ongewisse. En dan ... Yesssss!!! Om half tien juicht het duo TOY-G de camping op. Gelukt dus! Maar niet zonder slag of stoot. Bij DHL komt het pakketje tegelijk binnen met G. Dat wel! Een douanevrouw ligt dwars en het onderdeel blijkt een ander nummer te hebben.
In de Toyotagarage gaat men monteren. Maar... het leidt niet tot de oplossing. Tot G ingrijpt en de directie neemt. Twee uur later is TOY pingelvrij en heeft weer de energie van een jonge racewagen!
Onze NL-helpdesk krijgt gelijk en de Toy-boys moeten op Engelse les! Ze blijken een paar begrippen door elkaar gehaald te hebben. Eind goed, al goed.
Ook vanavond lange borrel, dikke pret en landrover-landcruisermoppen (zoals: Een landrover is als je schoonmoeder: altijd ziek, maar ze gaat nooit dood!).

 

Dinsdag, 17 augustus 2010 - Poetsen en Klussen

 

Met Rinus gaat het goed. Anne en ik verbinden hem nogmaals. Verschillende mensen gaan morgen weg en doen de laatste klusjes: motorfietskisten timmeren,schoonmaken, inpakken... De Ambulance wordt leeg gehaald en aan een organisatie in U.B. geschonken.

Lekker weer, goeie sfeer.

In gezelschap van de Britse Andrew, Anne, Jessica en A.J., de Francaise Mel (die in haar eentje haar oude motorfiets naar de schepper Honda in Japan, terugrijdt!!!), de NL-boy Wouter (Rinus en Wouter gaan lekker chillen in hun ger) bezoeken we om zes uur nogmaals een (fantastische!) voorstelling en op weg naar een restaurant krijgen we stortbuien en onweer over ons heen. G's maag laat hem lelijk in de steek!  

Afscheid dus, van de mensen hier, van Ulaanbaatar en van Mongolië.

 

Woensdag, 18 augustus 2010 - Afscheid van Oasis-vrienden

 

G is voldoende hersteld om te reizen. Na een emotioneel afscheid (A.J.!) vertrekken we ten lange leste! Via de supermarkt melden we ons even na twaalven bij Immigratie. Pech, lunchpauze. Wachten tot twee uur. Hè, hè, met extit-visa gaan we de stad uit. Valt niet mee. We belanden midden in zo'n beruchte verkeersknoop. Door ingenieus en listig manoeuvreerwerk van G zijn we er nog redelijk snel doorheen.

Het regent al vanaf de vroege morgen en dat blijft de hele dag zo. Mongolië heeft moeite met ons vertrek, zullen we maar denken. We zien het mooie bergachtige landschap ten noorden van U.B. ook nu niet in volle glorie.  
In Darkhan installeren we ons in Hotel Kiwi in de Presidential Suite de Luxe! Ja, ja! Verblijf hier is een verhaal apart! G slaapt vroeg en herstelt verder.

 

Donderdag, 19 augustus 2010 - De grens en wachten... 

 

Na presidentieel en luxe ontwaken rijden we een uur tot aan de grens. Na het 1e gastenboek (d.i. noteren paspoortgegevens enzo) mogen we een lange rij wachtende auto's voorbij rijden. Het is half elf. Daarna tellen we nog vier gastenboeknoteringen en een paar TOY-checks. Al deze handelingen kosten misschien drie kwartier. En dan begint het lange wachten. Volgens een Mon-beambte, is dat wachttijd omdat er iets met Russische "workers" is en de Russen (lang!!!) lunchen. Om twee uur zijn we bij de eerste Russische slagboom.

 

(Noot: Vroeg de Mongoolse uitreis ongeveer een uur, de rest komt inderdaad op het conto van de Russen. Dat wil zeggen: het kost alles bij elkaar vijfeneenhalf uur, waarvan we het grootste deel wachtend en wel in de auto doorbrachten. Om vijf uur reden we op Russische bodem (verslag volgt later onder :: Russia 3. Het is ons record: de grensovergang die de meeste tijd kostte). 

 

Nawoord

In het 2e rondje door Mongolië reden we 3.080 kilometer (waarvan ongeveer 800 op asfalt).

Totaal in Mongolie: 6.160 km. De meters water hebben we niet geteld, maar dat zijn er ook aardig wat!

 

Wat is dit land een paradijs voor offroaders! Het rijden, het navigeren en de landschappen, maakten het voor ons tot een feestje!

En dan de Mongolen! We hebben de spreekwoordelijke gastvrijheid ervaren van de mensen op het platteland. Vriendelijke en nieuwsgierige mensen, die het heerlijk vonden dat er zomaar een stelletje vreemdelingen neerstreken. Het nomadenleven is niet dat van de doorlopend rondtrekkende herder en zijn familie. Het betreft veelal mensen met een vaste woonstek, die per seizoen de beste plekken voor het vee opzoeken.

Met stadse Mongolen hadden we nog wel eens moeite. Contact maken met hen bleek een stuk moeilijker en vooral de bijna lompe manier, waarop men zich afwendde als bleek, dat we niet elkaars taal spraken.