home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Kazakhstan-Mongolia 2010
::
mongolia 1
  • algemeen
  • europe 1
  • ukraine
  • russia 1
  • kazakhstan 1
  • kazakhstan 2
  • russia 2
  • mongolia 1
  • mongolia 2
  • russia 3
  • europe 2
::
reisverslag
Kazakhstan-Mongolia 2010 :: mongolia 1 :: reisverslag


Woensdag, 30 juni 2010 – Mongolia en Overlanders in de berm 


Direct vanaf de Russische slagboom gaat het asfalt over in een hobbelweg door een brede vallei. Ter verwelkoming zien we een paar grote bergmarmotten (groter dan die in de Alpen en meer oranje van kleur).  Later ontdekken we, dat er op hen gejaagd wordt. 


 

Na een kilometer of wat doemt de grenspost van Mongolië op in de steppe tussen heuvels. Pas sinds 2004 is deze overgang open voor westerse toeristen en er is een gloednieuwe post gebouwd. Maar dat is geen beletsel voor al een zekere aftakeling van het bouwwerk.
Bij het stopbord staan we netjes stil. G mee met de mannen in het hokje. We moeten betalen voor ontsmetting (d.i. door een bak met desinfecto rijden) en de beambte heeft meteen maar een geldhandeltje op poten gezet. G weet van wanten en wisselt een bescheiden bedrag. Man tevreden en wij kunnen verder. Damebeambte op hakjes werpt een blik in onze papieren, heet ons van harte welkom in Mongolië en opent het hek.
Onder een afdak vindt een eerste inspectie van TOY plaats van de paspoorten en van de autopapieren. En dan maar wachten. Geanimeerde gesprekjes worden gevoerd met het steeds bekender wordende gezelschap. Suzanne & Adrian zijn er ook weer bij. Nah ja, samengevat: vijf kwartier later volgt de laatste blik op onze papieren en gaat het hek open naar de Mongoolse vrijheid. En als de autoverzekering is afgesloten, is het echt de hoogste tijd voor koffie. 

Het wordt een “brede-berm-stop”en in de steppe zien we de eerste Mongoolse gers (girs, yoerts) met kudden. De Zwitsers volgen even later en als de koffie en de lunch bijna gedaan zijn, komen ook Sami aangereden. Plannen en hapjes worden gedeeld, terwijl jongetjes met geharde wangen van de kou en de hoogte om ons heen zwermen op mountainbike of paard.
 
We nemen afscheid. De anderen gaan de “noordelijke” route op en wij gaan zuidelijk. De Gobi trekt! Piste wordt pad en in de dalen zwermen de sporen breed uit. We klimmen naar een prachtige pas, waar we onze eerste ovoo (berg stenen met blauwe wimpeltjes) treffen. We doen wat de rituelen voorschrijven. D.i : driemaal linksom lopen en ‘n steen aan de berg toevoegen. Op deze manier hoopt de reiziger op een voorspoedige tocht. Ziezo, hebben wij onze bijdrage aan een cultureel erfgoed ook weer gepleegd! 
Praktisch gezien dienen de ovoo’s ook als “wegwijzers” (steenmannetjes) in een land, waar het wegennet voornamelijk bestaat uit paden en sporen. Het is geweldig om te rijden over deze wegen. Ineen ligt er zomaar een strakke asfaltweg voor ons. Tjee, hadden we even niet voorzien. Dan maar doorrijden, want dat kan op zulke wegen. Kunnen we in Ölgii (30 km verderop) nog wat dingen regelen.
Ölgii ligt tegen de bergwand aan geschurkt. Witgekalkte huisjes met platte lemen daken geven de stad een Arabisch tintje. Binnen de omheininkjes zijn bouwseltjes en in de meeste gevallen staat er ook een ger, de stevige nomadentent van (paarden-)vilt. 


Al sinds Djengis Khan (13e eeuw) is de tent in vrijwel ongewijzigde vorm in gebruik. De grote Khan ontwierp de tent, zodat de gezinnen van zijn strijders mee konden reizen met het front. Net als de dieren trouwens, die als voedselbron dienden. D.K. legde de basis voor een uitbreiding van het Mongoolse rijk in de twee eeuwen erna, dat zich uitstrekte van ver in Azië tot in Europa. Het is het allergrootste rijk, dat de wereld ooit gekend heeft.

Nog altijd is Mongolië een groot land, zo’n kleine veertig keer groter dan Nederland. Het wegennet is blijven steken in een andere tijd en bestaat voornamelijk uit wegen, die ontstaan zijn als gevolg van de manier, waarop mensen zich verplaatsen. Weinig wegen zijn dus aangelegd (waarbij machines zijn gebruikt) en alleen rond en in grotere steden zijn er asfaltwegen. Dat en het bijzondere landschap maakt Mongolië voor de overlander zo aantrekkelijk. De Trans-Siberië Spoorlijn loopt door Mongolië, steden en de grotere dorpen zijn aangesloten op het gsm-netwerk (via satellieten). 


De stad verkennend valt ons een aantal goed uitziende restaurants en winkeltjes op. Maar eerst op naar het Bureau van de Nationale Parken voor informatie. We treffen er een backpackend Oostenrijks stel. De man van het park spreekt goed Engels en helpt ons super op weg. Voor de geplande route (naar en door het Altai Tavanbogd N.P., pal aan de Chinese grens) hebben we een zogenaamde “borderpermit” nodig. Daarvoor moeten we naar de Border Gard Troops. Om het ons makkelijk te maken schrijft hij een briefje, dat we kunnen laten zien om de weg te vragen en ons permit te krijgen. Zo, dat is nog eens service.
Voor twee euro p.p. krijgen we de permit, dat tien dagen geldig blijft. Dan nog langs een internetcafé, dat vol zit met jongelui, die opgewonden gamen op het internet. Twee van hen moeten even, het gaat een uur duren, wijken voor ons. De verbinding is snel en wij zijn blij met de informatie-update.
Nog een paar waypoints gemaakt voor de toekomstige bezoeker. En dan is “Restaurant Pub Karaoke” aan de beurt. (Overigens, overal kom je karaoke-gelegenheden tegen!) We eten heerlijk in een vaag westerse sfeer. Bij het weggaan is daar nog even een Amerikaans stel, dat in Mongolië woont en werkt. 


De zon staat al laag als we onze route richting N.P. zoeken. Het pad volgt de Chowd-rivier, die vol en breed de bergen uit stroomt. Aanvankelijke zijn er nog groene oevers, waar hier en daar gers bij elkaar klitten. Dan buigt de weg af de bergen in. Rauwe steile wanden omringen ons. In dat grote geweld van rots en steen voelen we ons klein en nietig. We rijden door tot in een vallei. Op de glooiende ruimte vinden we een plek voor de nacht. De zon gaat bijna onder, de wind waait en wij maken het ons binnenstoys gezellig met reisgids en kaarten om de verdere trip te overzien.
En op de koude winderige steppe is een nachtmutsje goed besteed. We gaan lekker slapen. 


Donderdag, 1 juli 2010 – Pfft, hoe breng je dit over! 


Bijna vergeten, hoe lekker het is om uit de wind en in de zon te ontbijten. Om half negen rijden we weg van onze prairie terug naar het doorgaande pad. Zo begint deze dag! 


Het is laat in de avond en G slaapt. Ik zit te bedenken, hoe ik deze dag moet beschrijven. Hoe kun je vasthouden en overbrengen hoe geweldig het vandaag was zonder in allerlei superlatieven te schieten?
Bijvoorbeeld nu. Het bivak. We staan op een bergwei, op een vlak stuk van een helling tussen besneeuwde bergen en een meer. Vanavond hebben we ons bij een heerlijk knappend houtvuur en met whisky kunnen verwarmen.
De wind ruist door de prachtige lariksen rondom ons. In de buurt zijn nomaden met hun gers. Verschillende van hen, mannen, zijn ons komen bezoeken. Te paard dus! Verweerde koppen onder een petje, naar zuivel en paarden ruikend, stevige handen met rouwrandjes. Vriendelijk en nieuwsgierig. En poseren dat ze kunnen. Zien ze de camera, dan staan ze in het gelid. Desnoods klimmen ze nog even op het paard, meedraaiend met het goede licht. Dat dus. Terug naar vanmorgen. 


De weg klimt hoger en hoger naar een pas. Magnifieke uitzichten over bergen, valleien en besneeuwde toppen in de verte. Ons pad voert over vrijwel kale steppen, waar geen ger en geen vee te bekennen is. Anders is het op de groene en grazige vlakten, doorsneden door glinsterende beekjes omzoomd door fris groen. Daar verschijnen weer de gers en zijn de mensen doende met was en vee. We zien de eerste yaks, die hun wintervacht aan het verliezen zijn en daardoor een slordige indruk maken. Ze zijn schichtig en het kost moeite om ze op een foto te vangen. 


 

Valleien, vlakten en bergketens, die door zon en wolken in tinten van zwart naar bruin en zachtgroen worden geschilderd. En dan weer een pas, een hoge. Vanaf ruim 2.800 meter bezien we de bergwereld, de diepe groene vallei en de witte bergtoppen. Ademloos zijn we, en niet alleen van de hoogte. De witte stippen van de gers, ten teken van een levendig nomadenleven in dit afgelegen en ongerepte gebied.
Ondanks hoogte en wind, blijft de temperatuur rond de 15 graden. In de luwte achter TOY kunnen we redelijk comfortabel lunchen. Twee jongens te paard zijn gebiologeerd door ons gedoetje. De vruchtensap en koekjes vinden ze heerlijk en als ze weg zijn, eten we een uitsmijter. 


De route is een duidelijk pad en dan weer een karrenspoor. Als het zich splitst, is het zaak om te bepalen welke tak we het best kunnen nemen. Het navigeren is dus een feestje en dat geldt ook voor de technische kant van het rijden. Wij van het TOY-team doen alledrie waar we goed in zijn!
En daar ligt in het dal voor ons een brede snelstromende rivier. We zien borden en een brug. Dat moet de parkingang zijn. Opgetogen rijden we erheen. Het bruggenhoofd is een echte TOY-se uitdaging. De rivier heeft heftige tijden gekend en grote delen zijn weggeslagen.
Maar dan kunnen we parkeren voor de gesloten slagboom. Vanuit de ger, beneden op de oever, komt een jonge vrouw naar ons toe. Bonnie verkoopt de toegangskaartjes, maar pas nadat we in de ger hebben plaatsgenomen. Op het lage tafeltje worden schaaltjes met kaas, snoep, brood, koekjes  uitgestald. We krijgen korrelige karnemelk te drinken. Zodra de tafel is volgeladen, gaat mama zoveel mogelijk haar eigen gangetje. Het gastvrouwschap laat ze over aan haar dochter, Bonnie, die redelijk Engels spreekt. Ze is juf in een dorp in een dal noordelijk en tijdens de lange vakantiezomermaanden is zij met haar familie hier. Vader werkt in het N.P. Haar verlegen zus doet gedroogde koeienpoep in de kachel in het midden van de ger en durft niet op de foto. Net als de twee puberjongens. Gelukkig kunnen we met Bonnie het een en ander uitwisselen. 



De ger is warm en huiselijk. Op de vloer liggen kleden, er staan melkbussen met karnemelk en water. De koffers staan gestapeld, rondom zijn bedden met franjes en gordijntjes, familieportretten, huishoudelijke benodigdheden…
Als we weggaan wuift de familie ons na en zie ik nog net hoe Bonnie’s zus de restjes van onze karnemelk in het gras weggooit. Een van de broertjes opent de slagboom en ons Tavanbogd N.P.-avontuur kan beginnen.


Aanvankelijk trekken we over glooiende vlakten. Maar eenmaal tussen de hoge bergketen, die de grens met China vormt en het meer aangeland, kruisen verschillende rivieren en stromen ons pad. Zo nu en dan zijn er houten bruggetjes. Gelukkig kan G beoordelen of onze 3,5 tonner er verantwoord over kan of niet. Een keer durven een gammel bruggetje van boomstammetjes aan en bij andere gelegenheden speuren we liever naar een doorwaadbare plaats. Gelukkig vinden we die. 


 

Ook nu gebeurt het, dat we het spoor bijster zijn, waardoor we op een ger-erf belanden. Want overal waar gras groeit zijn herdersfamilies, die hier met hun kuddes de zomer goed door lijken te komen. Het N.P. heeft eigenlijk best iets weg van een hele grote camping, bedenken we. Op de strook tussen bergen en meer, kunnen we nooit heel ver uit koers raken. Steeds vinden we weer een doorgaand pad over een vlakte, dan weer over stenen en rotsen, soms over een kleine pas. Op een vlakte aan het meer vinden we eeuwenoude graven, een paar in de vorm van een kleine piramide. 


Met deze dag achter de rug en de laptop op schoot, denk ik ook nog even terug aan de “park-inspector”. Hij woont een eindje verderop in een ger. Samen met zijn zoontje kwam hij langs om ons toegangskaartje te controleren en te zien of hij ons van dienst kon zijn. Beiden te paard natuurlijk. Er zijn wel tien toeristen hier geweest, vertelde hij. In een seizoen, het hele jaar, of ooit? Dat werd ons niet duidelijk. Maar wel, dat we morgen rondom het meer moeten rijden en dat er bruggen zijn over de drie rivieren aan de noordwest kant van het meer. Dat stelt ons gerust, want we hadden wel geconcludeerd, dat dat een paar grote zijn. Vandaar moeten we aan de overkant ergens een weg naar het noorden vinden. Mooi, want zowel Mien als de R.K.H.-kaart laat niets zien, zelfs geen stippellijn.
Zo’n dag dus… Nu slapen! 


Donderdag, 2 juli 2010 – Fantastisch Altai-gebergte


In de loop van de nacht hebben we er een extra dekentje bij gehaald. Zo koud was het. Bij het ontbijt is de temperatuur weer voldoende opgelopen. We nemen de tijd om de situatie tot op de bodem te beleven. Verschillende ochtendbezoekers melden zich. Te paard. Dit is echt Malboroland. Stoere mannen en mannen-in-de-dop te paard. De jongetjes zijn vertrouwd met de paardenrug vanaf heel jong. We lazen het in de gidsen. Maar ook zelf zien we, hoe een vader met voor zich een klein kindje, over de vlakte galoppeert.
Onze “inspector” met zoon meldt zich nogmaals. Of alles in orde is en of we vandaag echt verder gaan. We stellen hem gerust. Een kudde geiten en schapen komt over onze wei. Haastig trekken ze verder, voortgedreven door het fluitje van de herder, hier en daar een plukje gras meepikkend. Alleen het gedempte roffelen van honderden hoefjes in het gras is te horen. 


De voortzetting is al even fantastisch als gisteren. Stops bij gers, bij mannen te paard, tussen lariksbomen, kleurrijke bermen en, niet te vergeten, bij de mooie uitzichten op de besneeuwde bergen en het meer.
Vandaag vinden we, nog meer dan gisteren, stromen op ons pad. Letterlijk! Overal komt het water de bergen uit en zoekt het zich een weg naar het meer. Daaronder zijn enkele flinke rivieren. De houten bruggen kunnen, als ze al in tact zijn, behoorlijk ondermijnd zin. We verkennen de oever en vinden dan meestal wel een plek waar we de stroom kunnen oversteken. In de regel reikt het water niet verder dan bandhoogte. Het lastige zit hem in het vermijden van grote onzichtbare keien en het terugvinden van het pad aan de overkant. 


Rond de middag bereiken we het einde van het meer. We zitten zes kilometer van de Chinese grens af en hebben uitzicht op de brug, vanwaar we onze weg langs de noordkant van het meer in oostelijke richting gaan zoeken. Mooie plek voor een lunch. 



Net als we zo’n beetje klaar zijn, melden zich een paar Malboromannen, een jongetje op een mountainbike en twee geüniformeerde mannen. Ze zijn van de Border Gard Troops (de grenswachten), zo blijkt. Ze checken onze borderpermit en geven ons streng te verstaan dat we niet linksaf (richting China!) mogen. Bij de gebouwen in de verte moeten we ons laten registreren. Doen we, beloven we.
Over drie bruggen met elkaar verbonden door dammen passeren we de rivier en de vlakte naar de gebouwen. De paspoortgegevens worden opgeschreven en het hek gaat open. We mogen verder. 


Eerst moeten we een eind rechtdoor en dan rechtsaf. Maar ja, waar precies? Het pad waarop we rijden gaat te ver noordelijk en loopt dood op een modderig ger-erf. De mannen daar zijn verlegen. Maar niet moeder de vrouw! Geconcentreerd  bestudeert ze de kaart. Na veel vijven en zessen begrijpen we, dat we terug moeten om ergens anders de doorsteek te zoeken.
Een vaag spoor blijkt het juiste. Het brengt ons bij de eerste rivier. Oef, het ziet er vervaarlijk uit met grote hoeveelheden snelstromend water. We volgen een spoor langs de oever en jawel, er is daar een houten bruggetje (hee Iza, zonder krokodilletje!!!). Het smalle en lange geval heeft een “brugdek” van kleine ronde takken. Gelukkig is Gerard weg- en waterbouwdeskundige. Na inspectie constateert hij, dat het voor onze 3,5-tonner te doen is. Als je maar boven de stevige langsdragers blijft, stelt hij opgewekt vast. Ik vertrouw G’s bruggeninzicht en stuurmanskunst en posteer me aan de overkant met foto en videocamera. Je weet maar nooit welke You-Tube beelden dit oplevert! Ongedeerd arriveert de combi aan de overkant. Volgens de info wacht ons nóg een rivier. Met of zonder brug, dat is de kwestie. 


Een valleitje verder doemen uit het niets drie mensen op. Een Mongoolse gids met twee berugzakte  wandelaars. Toch geen Nederlanders, roept G, terwijl hij in een beweging uit de auto springt. Jawel dus. Marlies en Harry maken een trekking en de man met kameel en paarden die we eerder zagen horen bij hun gezelschap. Het is een enthousiaste kennismaking en uitwisseling daar tussen rivier en bergen. Een week zijn ze onderweg en ze hebben een hoge pas in het vooruitzicht op weg naar de gletsjer. Bijzonder, weer NL-bikkels! 


De volgende en voorlopig laatste grotere rivier heeft een goed begaanbare brug. Hoewel onze overtocht ernstig vertraagd wordt door een kudde geiten, die niet lijkt te snappen, dat ze ff aan de kant moeten. En pas als één schaap …
Het meer is weer onze metgezel. Aan de overkant zien we de Border Gard Troops gebouwen. De sneeuwbergen zijn er ook nog en soms herkennen we zelfs groepjes gers aan de verre overkant. We bumpen over rotsige paden, kliederen door modderige laagten en zelfs heeft TOY nu en dan zand onder de banden. En er blijft water te doorwaden.
Het gemak dient de mens: vanmorgen hadden we de zon in de rug en nu, na de middag, is dat weer het geval. Het pad kruipt soms vlak langs de oever en dan weer klimt dan weer hoger langs de hellingen. Het geheel is open, licht en zonnig. Het blijft een heerlijke combinatie van landschappelijk schoonheid, technisch rijden, navigeren en elkaar. 


Laat in de middag zijn we recht tegenover de bivakplek van afgelopen nacht. Voor het eerst hebben we tegenliggers. Om half zeven posteren we TOY op een hooggelegen plateautje. Met een paar rotsblokken onder de dalwielen staan we (min of meer) horizontaal in twee richtingen. We genieten nog een poosje van de zon en eten binnen, omdat een leger muggen de weg naar ons heeft weten te vinden. Ach, en als de zon eenmaal onder is, daalt de temp in rap tempo. Binnen is het goed met boek en laptop. En onder het dons natuurlijk! Lekker slapen, als we niet wakker worden gehouden door gedachten aan Oranje vs Brazilië. 


Zaterdag, 3 juli 2010 – Het N.P. uit en ontmoetingen 


Vanaf ons hoge punt dalen we af naar de weg. Het is niet al te vroeg, want treuzelen is heerlijk op een plek als deze. De weg slingert nog lang tussen bergen en het meer. Uiteindelijk buigt het naar het noorden af door rauwe, kale heuvels. Soms zien we in de verte een glinstering van de rivier, die op weg naar het noorden onze gids zal worden. 


Voor het zover is, constateert Gerard dat een van de vier bouten, waaraan de tweede tank hangt, is afgeknapt. Het is nog steeds een zwak punt en G zint op verdere verbeteringen. Voor nu volstaat de Trans-Sahara-oplossing. Namelijk de tank met twee spanbanden kruiselings aan het chassis hangen. Thuis komt de rest wel. Deze klus combineren we met koffie en een boterham. 


Na een pas dalen we een honderd meter af om bij de snelstromende rivier te komen. We hopen op een fatsoenlijke brug, want de rivier is breed, het water stroomt hard, heel hard en is diep. Tot onze verbazing, verdwijnt de rivier ten oosten van een bergrug en wij belanden in een brede vallei ten westen ervan. Noordelijker stuiten we op een kleinere rivier die we in oostelijke richting volgen om vervolgens weer op de oude stroom te stuiten, die vrolijk uit het belendende dal komt aandenderen. Nu nog breder en dieper is! Het pad volgend doemt gelukkig een houten brug op. Een kunstwerk is het! We worden spontaan verliefd op al het vernuft en het ambachtelijke handwerk, dat er in gestopt is.



Voorzichtig rijden we over de golvende houten planken naar de overkant. De slagboom is omlaag en de brugtol is T2000. Hier blijkt ook de hoofdingang van het N.P. te zijn. Vanuit een ger langs de rivier komt een meisje. Zorgvuldig schrijft ze ons kenteken in een klein boekje. Op ons entreebiljet noteert ze bovendien, dat we vandaag het park hebben verlaten. Dan mogen we verder. 


De rivier stroomt door kloven en valleien. Op de oever zijn weer gers met rokende pijpjes. Op een kleine vlakte lunchen we met restjes van het avondeten. We zitten voelbaar vol met de tocht van deze dagen.
De gids van twee Engelse backpacker-stellen geeft ons nog informatie over de voortgang van onze route. Nog even zien we ze terug in het dorpje Tsengel. Het pad bestaat voor een deel uit opgedroogde modder, waar in natte tijden diepe sporen zijn ontstaan. We hobbelen dus als een gek. Er komt zoetjesaan meer verkeer. Motoren met Pa voorop, Ma achterop, kind of volle tassen er tussenin. Kleine Russische 4x4’s boordevol met familie, (en regelmatig) een tapijt op de motorkap gebonden. Zaterdag markt- en boodschappendag? Een vrachtwagen vol ger-spullen wijst op een verhuizende nomade. De tijd, dat daarvoor kamelen gebruikt werden, ligt al ver achter ons. Ook nomaden moderniseren! 


Volgens de eerder genoemde gids verhuizen nomaden in dit gebied een keer of vier vijf per jaar. Van zomer- naar herfstkamp en dan naar de valleien of dorpen voor de winter. In het voorjaar zoekt men de grazige weiden weer op. In Tsengel zagen we ook weer de omheinde percelen. Meestal leeg nu, maar met voldoende ruimte voor de ger en misschien wel vee. De winter-ger is kleiner, zodat het makkelijker warm te stoken is. 


Via een hele lange en brede vallei bereiken we het dorp Ulaanchus. Van verre zien we een hoge brug. Dat zit goed. Dichterbij blijkt de brug nog in aanbouw. Ernaast ligt het oude houten exemplaar, dat inderdaad aan vervanging toe is. Onze 3,5 ton gaan er gelukkig soepeltjes overheen. In het dorp raken we ons spoor kwijt. Op de onverharde wegen waaiert dat alle kanten op. We vinden uiteindelijk iemand die aan kan geven welke kant we op moeten om de “weg” te vinden. Plaatsje door, rechtsaf en dan het dal in. Tussen het dorp en bergrug ligt een enorme natte vlakte. De weg doet dapper zijn best om het hoofd boven water te ouden. Niet altijd met succes.
Maar uiteindelijk wint de witte weg het. We waggelen over betonnen platen die als bruggetjes dienen en dan gaat het omhoog de vallei in. Vele sporen slingeren tussen zacht afgeronde bergketens die door de laagstaande zon in mooie pasteltinten worden gekleurd. Het is heel erg Sahara hier. Genieten. Nog steeds gaan de kleine volbeladen 4x4’s richting binnenland.



In de brede valleien waaieren de sporen ver uiteen. Iedereen is wanhopig op zoek naar een niet al te zeer hobbelend spoor. Wij dus ook en we hebben er wat meer de gang in gezet in de hoop, dat we eind van de middag Ölgii zullen bereiken. Dat wordt een van de ouwe voordempertjes fataal. Het ophangoog is geen oog meer maar een vraagteken.
Change of plans. We maken bivak en morgenochtend monteert G nieuwe dempers aan beide kanten. Het moest er van komen, we wisten al dat deze dempers de trip niet zouden afmaken.
Het mooie is, dat er overal zachtglooiende hellingen zijn, die je simpelweg op kunt rijden. Wij houden van hoge uitzichtplekken en die vinden we ook hier. Heerlijk uitzicht, lekker temperatuurtje, vroeg genoeg om te lezen en TOY te ordenen. We eten bruine-bonen-soep uit blik en gaan vroeg naar bed. 


Zondag, 4 juli 2010 – Demper-wiel-wissel, badbezoek en Hongaren


Dat is nieuw! Wakker worden van de lege plek naast mij. Gerard is al in werkkleding gestoken. Om zeven uur ligt hij omringd door tools onder TOY en vervangt de dempers.
We houden het lekker relaxt en doen een eerste koffie-ontbijtbreak. Tussendoor ben ik de rechterhand van de hoofdmonteur en sleep de waterpomptang, dop 19, steek 22 en het korte en lange verlengstuk aan. Nog een koffie-ontbijtbreak. En omdat G nu wel errug lekker bezig is worden de wielen ook gewisseld. 

 

Om half twaalf is het gefixt en is G aan een opfrissing toe. Er komt een man te paard aan voor een zondagochtend-contact. Na de begroeting gaat hij simpelweg op zijn hurken zitten. Doet niets, maar hij is er gewoon. De pogingen tot een gesprek lopen dood op zijn zwijgzaamheid. G staat ondertussen in zijn blootje en bushdoucht. Ook dat maakt hem niet uit. Hij zit, kijkt en is stil. Hij komt pas tot leven als de reservewielen weer op het dak moeten worden gehesen. Een klus, waarin ik mijn vaste aandeel heb, maar wat nu onmiddellijk wordt overgenomen door ons stille Marlboroman. Na gedane zaken, schudden we handen en gaan we ieder ons weegs. 


Vanuit de vallei bereiken we de vlakte, vanwaar we vijftien kilometer verderop Ölgii zien liggen.
We duiken even een internetcafé in en weer zijn er gamende jochies. We lunchen en als we op zoek zijn naar brood zien we een uitbundig bestickerde Toyota 100. Dat moeten overlanders zijn! Het Hongaarse stel, Laslo & Edith, gaan dezelfde kant op als wij en we zullen elkaar vast nog wel tegenkomen. 


Het is vier uur als we Ölgii verlaten in zuidoostelijke richting op de hoofdverbinding tussen het westen en de hoofdstad (Ulaanbaatar). De A12, zeg maar, van Arnhem naar den Haag, maar dan van ruim 1.600 kilometer lang. Opgelucht constateren we, dat er geen snipper asfalt te bekennen is. Voorlopig rijden we op een wasbordweg door een mooi afwisselend landschap van heuvels, bergketens, vlakten en passen. Soms is de bodem droog en wit-oranje zanderig of bruinzwart, zoals ook de bergen in al deze kleuren voorbij komen. De bergen zijn rotsig en ruig en dan weer glooiend en zacht. Overal in dit gebied zijn tenten. De witte kazaktenten met rokend schoorsteentje. En er zijn meren en meertjes.
Het is een sport om zo weinig mogelijk last te hebben van het wasbord-getril. Dus rijden we afwisselend hard en zacht of we proberen andere sporen uit. 

Op een enkele plek heeft de overheid ingegrepen met de bedoeling de weg te verbeteren. Maar dat pakt niet al te goed uit. Bijvoorbeeld, bij een kleine bergpas heeft men een paar haarspelden weggehaald door een enorm hoge weg recht naar de vlakte te maken. Het talud is 10 tot 15 meter hoog. En zowel op de weg zelf als op het talud is al veel zand weggespoeld. Bij elkaar, best eng, want als je even niet oplet, dender je zo de steile helling af.
In de verte kondigen zich enorme regenbuien aan. We rijden er in en het wordt een grote modderbende met grote plassen en modderpoelen. Op een vlakte heeft de regen al langer huis gehouden en is de weg verdwenen in een modderig meertje. 



Omwegen zijn niet mogelijk. En je weet nooit of onder het troebele water diepe sporen van vrachtwagens schuil gaan. We vinden het een feestje. Modderig, maar verder ongeschonden, bereiken we weer een zichtbaar pad. 


Na een pas dalen we in 15 kaarsrechte kilometers van 2.500 naar 1.700 m. We knallen lekker hard door grote plassen, zodat TOY roodmodderige douches over zich heen krijgt. Ineens is de Toyota van de Hongaren achter ons. Samen dollen we door een passage in een kloof, waar het zo mogelijk nog modderiger is. Bij de besneeuwde hellingen houden we een fotostop. Laslo &Edith hebben meer haast dan wij, en ze gaan. Edith beheert een strak dagschema en vandaag moeten ze een hotel in Altai halen.
Het liefst zou Laslo dat met ons doen om de volgende wedstrijd van NL samen te bekijken. Sinds de uitschakeling van zijn favoriet, Brazilië door Oranje, moet NL de finale halen en winnen, vindt hij. Maar in Altai komen we vandaag echt niet meer, betogen we. Dus wij houden ons eigen tempo.
Aan het einde van de kloof staan de Hongaren bij een personenauto. Laslo dirigeert ons om de in nat zand vastgelopen auto van een local naar een harder stuk te slepen. Het is zo gepiept, ondanks het feit dat de chauffeur zijn voorwielen dwars in het natte zand heeft gezet. We vragen ons wel af hoe dat verderop in de kloof en op de drassige vlakten moet. Laslo stuift alweer weg. Wij kijken hen en de auto met twee dankbare echtparen en drie kids na. 


De route blijft betoverend. Ineens zijn wolken en regen weg en belicht de laagstaande zon de bergketens in tinten van mokka, naar frêle grijs tot groen en paars. De gele grasjes op de enorme vlakte voor ons kleurt goud op. Het pad is weer goed berijdbaar. Vanaf de vlakte duikt de weg een laagte in. Het is er natter en donkerder. En daar staan ze weer, onze Hongaars vrienden, vijftig meter van de weg af. Maar wat doen ze daar? Ze wapperen met hun handen en lopen heen en weer. Ze laten het hotel toch maar zitten, ze willen een bivak met ons. En dat gewuif? Muggen! Wolken muggen daveren rond hun hoofden. Weg dus. We rijden voor, tot we heel veel verder een mooie plek hebben gevonden. Geen mug te bekennen. Tenminste, het eerst kwartier niet, en dan worden we ook hier belaagd.
We borrelen, eten en genieten van een prachtige zonsondergang. Samen met de zon verdwijnen ook vrijwel alle muggen. De temperatuur is prima, terwijl de sterrenhemel schittert en het kampvuur gezellig knettert tot het vuilverbrandtijd is. Rond middernacht als ons bivak stil.


Maandag, 5 juli 2010 – Wegenwachtaken en A12-bivak 


Laslo & Edith roeren zich al vroeg, ze willen weg. Die haast wordt niet alleen ingegeven door het roadbook met strakke schema’s. Nee, er zijn ook weer muggen! Als we ze uitgezwaaid hebben, duiken we binnenstoys, om rustig te kunnen ontbijten. 

Om kwart voor negen zijn ook wij weg. Heel lang rijden we door de vallei over een lekker spoor. De hoofdweg pikken we op, juist voordat die van richting verandert. Na een kleine passage ligt er weer een grote vlakte voor ons. De paden zijn voornamelijk zanderig. Dat rijdt heerlijk! 


Bij Khovd ligt langs de rivier een enorm kampement van gers. Jonge jongens te paard zonder zadel voeren mooi opgetuigde paarden mee. De kortgeknipte manen van de paarden zijn tot een pluimpje gebonden. Pas later realiseren we ons, dat ze waarschijnlijk op weg waren voor de Naadam paardenrace. 

Aan het eind van de lange brug is een openstaande slagboom. “Politie” staat er op het witte gebouwtje ernaast. Er is niemand. De stad lijkt op Ölgii. Lage witgekalkte huisjes en veel binnenplaatsen met een ger. En de meeste straten zijn geasfalteerd. Aan de andere kant van het dorp vinden we de voortgang van de route. Zij het dat hier ook een slagboom is. Deze is gesloten. G neemt poolshoogte aan een te laag loketje. We moeten betalen, maar we betwijfelen of dat in de haak is. G houdt een betoog met de paspoorten in de hand, dat we visa hebben en bla bla bla… De slagboom gaat open! 


De weg klimt naar een pas, waar weer een grote ovoo is. Tien kilometer voorbij Khovd, waar het asfalt eindigt, staan de Hongaren langs de weg. Laslo sleutelt aan het raam van de achterdeur. Dat ging niet meer dicht. Nadat G op het knopje aan de bestuurderskant drukt, reageert het raam gewoon. Ehh… !
Later tijdens onze koffiepauze komen ze weer voorbij. Ze doen er alles aan om vandaag Altai (400 km) echt te halen. Want ja, dat schema!
De route loopt door brede valleien en de piste is weer knap vervelend. Niet goed voor auto’s en vrachtwagens. Langs een van de vele sporen zijn mannen bezig om hun vrachtwagen te repareren. De motor ligt uit elkaar en eigenlijk zijn ze bezig me een complete motorrevisie. 
Bij een splitsing staat de overlandmotor die ons passeerde toen we bij Laslo en Edith langs de weg stonden. Hij reageerde toen totaal niet. We gaan poolshoogte nemen. Hij heeft geen stroom meer en kan niet starten. Hij is een echte einzelgänger en hulp weert hij af. Maar G zet door en vindt de oplossing. Als we er zeker van zijn, dat hij weg kan komen, gaan we weer. 


Inmiddels rijden we door een halfwoestijn. Vlakten met grof zand, stenen, keien, kleine plukjes geel gras en pollen stug spul. Links en rechts zijn bergketens, verderaf, dichterbij. En hogere ketens met besneeuwde pieken. Alleen bij kleine stroompjes zijn nog stroken fris groen gras. Daar zijn ook de kleine boerderijtjes te vinden, die bestaan uit een paar vierkante hokjes en een ger van witgekalkte steen.
We nemen een ruim lunchuur om bij te komen van de inspanningen. Na de middag beleven we weer zware tijden op een rottige wasbordpiste. Urenlang. Het schiet niet op. Blij als een kind zijn we, als het wegdek even wat beter is. 


Laat in de middag ontdekken we, dat de stabilisatorstang los zit. Demonteren dus maar. Het kost een uur en dan blijkt, dat de ophanging gebroken is. Omdat alles er af moet, maken we bivak “aan de A 12”.
Langs een van de vele banen zetten we TOY in bivakstand en gaat Gerard verder met sleutelen. Ik maak van de laatste verse spullen (wortels, rode kool) salades. Zo nu en dan sukkelt een volgeladen aftandse vrachtwagen voorbij, de bus van en naar Ulaanbaatar en de kleine 4x4-tjes volgestouwd met mensen. Kamazzen zijn van een andere orde, die denderen voorbij. Goed is het om te merken, dat een lokale auto naar ons toe komt om te zien of we hulp nodig hebben. Een lief klein meisje is blij met smarties en een ballon.
Als de stabstang schoon en wel klaar is, G’s handen ontvet zijn, de salades staan te lokken, nemen we eerst een borrel om de barre dag te verwerken. We eten heerlijk en zien een prachtige regenboog, een piepklein zandhagedisje, schitterende zonsondergang en dito sterrenhemel. 



Tot laat wordt de stilte doorbroken door een enkel zwoegende vrachtwagen, die rustig, heel rustig zijn weg in de donkere nacht zoekt. Boven in ons TOY-bed snuiven we een vleug uitlaatgas op. Maar ja, dat heb je als je langs de A12 bivakkeert. 


Dinsdag, 06 juli 2010 – Het Wilde Westen en Oranjenacht in Altai 


De zon maakt ons wakker. Vanaf Ölgii zijn we gedaald naar 1.100 meter en de temperatuur is weer een stuk hoger. Met de keurig schoongepoetste stabstang op het dak rijden we om half negen weg. Er zijn nog 260 km te gaan naar Altai. We kiezen “de beste “ baan op onze A12.
Verder gaat het door dezelfde brede vallei, waar we ook gisteren uren reden, naar Darvi. Het is een van de weinige dorpjes op deze route. We rijden er binnen, op zoek naar brood. Overal lopen mensen met karretjes waarop bussen of jerrycans met water. 



Bij een pompgebouwtje is men druk doende water te tappen. Darvi bestaat uit één “hoofdstraat”, waar de gebouwtjes met puntdakjes winkeltjes blijken te zijn. We krijgen brood uit de koelkast op onze vraag of er vers brood is. Koelkastvers brood dus! De stoffige straat en de gebouwtjes doen een beetje wildwest aan. Dat effect wordt versterkt door mannen in lange jassen en laarzen. 


Vanuit de vallei komen we op een vlakte en geleidelijk verdwijnt het karige groen helemaal. We maken de overgang naar de Gobi. Ook de temperaturen lopen op tot boven de 30 graden. En voort gaat het. Op enkele delen met fors wasbord na, blijft onze “A12” in het algemeen goed. We onderbreken alleen voor koffie, heerlijke lunch (cup-a-soup, salade van rode kool en wortel, crackers met  hardgekookt ei en mayonaise) en de nodige sanitaire momentjes. 


Het is wel bizar en bijzonder om te bedenken, dat zo’n grote hoofdverbinding dwars door een land zo is. We hebben ongeveer alles gehad aan wegkwaliteit wat er te bedenken is. Na de regen van de eerste dag werd het steeds droger en heter. Khovd en Darvi, een piepklein gehucht en enkele boerderijtjes en een paar pleisterplaatsen voor de reiziger, dat was alles wat we tegenkwamen op de 460 km.-lange route. 


Vanaf een nieuwe brug ligt er ineens een kaarsrecht aangelegde weg voor ons. Zo goed is-ie, dat we met gemak een vaartje van 80 km halen. Het is een witte weg en ook het landschap is dat. Om ons te vermaken fotograferen we medeweggebruikers. Om te beginnen zijn dat kamelen. Ze verdringen elkaar bij de opdrogende waterplassen op de weg. 

 


En er zijn vrachtwagens. Sommigen staan stil en mannen liggen in stof en vettigheid om een mankement te repareren en de anderen veroorzaken stofwolken. 


Even voor Altai kruipt de weg een paar honderd meter omhoog en dan ligt er pardoes een groene vlakte voor ons. Om half vijf zijn we in de stad en we checken in bij Hotel Altai, dat een “zekere gedateerdheid” kent. Het heeft echter wel een “suite”. We vallen als een blok voor de kamer met bonte kleden, gordijnen en een fantastisch warm watersysteem. Zeg maar een elektrisch verwarmde waterstortbakdouche!
We houden ons bezig met internet, tanken, wasje, laptop, water bijvullen en updaten onszelf met het wereldnieuws via BBC-World News. Ze doen ook aan voorbeschouwingen van de wedstrijd, een interview met Robben en reportages o.a. vanaf het Museumplein.
We eten een simpele hap, het enig verkrijgbare, in het hotelresto. We zijn de enige gasten en al het personeel heeft alleen maar oog voor de dramatische ontwikkelingen in een Mongoolse soap.
De wekker is gezet en we hopen, dat we op tijd wakker worden voor DE wedstrijd! 


Oranjenacht
De wekker! Ik schrik uit mijn hazenslaapje. Gerard komt van dieper. Hij blijft nog even waar hij is en als het zover is roep ik hem. Op BBC World News wordt uitgebreid verslag gedaan van de Queen’s bezoek aan de V.N. in New York. Daar was ik mijn bed toch niet voor uitgekomen! Zijn we weer een tijdzone doorgegaan? Langs andere zenders gebladerd. Niets. Dan maar uurtje langer wachten met regelmatige zappmomenten. G slaapt lekker door. 

Dan ineens zie ik op een Mongoolse zender een reclameblok, dat mij erg doet denken aan die bij ons in de rust van grote wedstrijden. Even afwachten… En jawel, ineens zie ik oranjeshirts over het streperige en oude beeldbuisje dwarrelen. Met mijn neus op het scherm zie ik ook nog dat de tweede helft begint en dat het 1-1- is. Gerard komt slaapdronken uit bed en posteert zich naast mij op de ongemakkelijke bank. Twee minuten kijken we en dan is het beeld weg. Zoooo…. Genoeg reden voor G om linea recta terug te duiken onder de wol. 

Alles komt goed: de beeldverbinding herstelt, goaltje erbij, en nog een. Oei, Uruguay scoort op de valreep en gaat vol voor de pot. Spannend! Dan het eindsignaal! NL gaat naar de finale en ik naar de harde matras, terwijl NL ongetwijfeld in een Oranjecarnaval duikt …


Woensdag, 7 juli 2010 – Stugge Mongolen, natte steppen en dorps Naadam 


De dag begint niet zoals het moet, want: geen koffie. Een ontbijt heeft het hotel niet. We drinken sap en eten rijstekoek. G gaat TOY nog even diepgaand inspecteren voor de Grote Gobitocht en ik pak in.
Bij het politiebureau aan de overkant informeren we of we voor onze trip een borderpermit nodig hebben. Althans, dat is de bedoeling. We spreken verschillende geüniformeerde mannen aan. Ze grijnzen wat en lopen dan gewoon weg. Dat hebben we al vaker meegemaakt: niet begrijpen = weggaan. 

Wat de borderpermit betreft: we zien dus wel. Nog even internet, boodschappen, tanken en op het spoor van Javanosi verlaten we het stadje aan zuidoostelijke kant. 


Vijftien kilometer verder op de golvende steppe stoppen we voor koffie en ontbijt. Het is 11 uur en na het verzetten van alle klokjes 12 uur, dus wordt het meteen maar lunch. De wereld zit onder een dikke wolkendeken en het waait stormachtig. Het is met 15 graden een heel stuk kouder dan gisteren He, he, wat doet de verse koffie ons goed en met een uitsmijter zijn we helemaal klaar voor de rit. 


Vanaf de steppe kruipt de weg omhoog. Het regent inmiddels stevig en het spoor is soms behoorlijk modderig. Hoger en dieper in de bergen stoppen we bij een paar mannen die de lekke band van hun motorfiets repareren. Met onze aandacht bij de mannen, keken we niet waar we parkeerden. En zo kan het gebeuren, dat TOY’s rechter voorwiel boven een uitgespoelde sleuf komt te hangen. Pffft…! Ik ben opgelucht als alle vier de banden weer grond onder het rubber hebben!
Na deze passage (bijna 2.800 m) volgen vlakten, meer passages, een spookdorpje met lemen bouwsels die aan het wegspoelen zijn en Biger. Er zit een zekere ordening in de manier waarop de huizen en gebouwen over de vlakte zijn neergezet. We zien drukte en rijden er naar toe. Het dorpse Naadam is bezig.



In de ring van het piepkleine stadion zien we de worstelaars. Wie de ander vloert, heeft gewonnen en mag door naar de volgende ronde. Prachtig zijn de rituele (soort dansjes met de armen wijd) begroetingen en het bedanken na afloop.
De wind is nog steeds stormachtig en veel toeschouwers kijken vanuit hun auto’s naar de wedstrijd. De “overdekte tribunes” zijn vol. De paardenraces zijn voorbij. Trots paraderen de winnaars een paar rondjes in de piste voor het opgetogen publiek.
Duiken we toch maar mooi met onze neus zomaar in de Nadaam-boter! 


De Nadaam wordt jaarlijks gehouden en duurt een aantal dagen. Alles draait om de strijd in drie sporten: worstelen, boogschieten en paardenraces. Eeuwen geleden stelde Djengis Khan de wedstrijden in om de manschappen getraind te houden. 


Het dorp heeft een paar winkels. Eén ervan is ruim en heeft zelfs appeltjes, die zo goed als vers zijn. Hebben we toch nog fruit! We vervolgen onze route en passeren de jonge ruiters op wedstrijdpaarden en Naadambezoekers, die hun gers op de steppe weer opzoeken. Bij een piepklein beekje poetsen we het allerergste stof van TOY.
In een kleine vallei, die van de ene vlakte naar de andere leidt, stoppen we voor het bivak. We eten soep van een pakje, dat we onderweg hebben gekocht en bereiden het volgens de Cyrillische (ja, ja!) gebruiksaanwijzingen. Is minder lekker dan de afbeelding deed geloven, maar goed genoeg om snel daarna, half negen, in bed te kruipen voor een inhaalslag. Terwijl de regen op het dak tikt, vallen wij in een diepe slaap. 


Donderdag, 8 juli 2010 – Uitgeslapen de Grote Gobi in


Om half zeven sta ik op na een heerlijke nacht. De zon schijnt en er is koffie. Goed begin! Even na half negen rijden we vanuit het kleine dal de grote groene vlakte op. Afgegrensd door twee bergruggen schatten we hem een kilometer of tien breed. Het grootste deel van de route vandaag, 240 kilometer, is dat het decor. Alleen de bergketens wisselen in hoogte en afstand. Hier en daar vinden we meertjes op ons pad. Droge meren ook, die nog niet als zodanig erkend zijn door kaartmakers en Mien. 


Van grazig groen zijn de vlaktes allengs kariger begroeid en uiteindelijk rijden we over een bodem van zand en grind. Of we rijden door versteende zandbergen. Veel water is er niet en als we een klein plasje zien, stoppen we om water voor de ruitensproeier te tappen. Het blijkt afkomstig uit een piepkleine bron, waaruit bubbel voor bubbel water naar boven komt. De paarden en koeien maken plaats voor kamelen en een enkele kudde geiten. We zijn in de Gobi-woestijn!
Er is volop gelegenheid om van de omgeving te genieten. Het pad is meestal goed en het navigeren een eitje. Voor het eerst in ons overlandersbestaan rijden we op een track van een ander. Natuurlijk niet van de eerste de beste, maar van Javanosi (Franse vrienden, die hier in 2005 reden). Uiteraard brengen we onze eigen variaties aan! Uren zijn we alleen, in die door bergketens omzoomde ruimte. 

 

Na het dorpje van gisteren passeren we vandaag Chandmanie en Bayantsagaan. Het zijn heerlijke woestijndorpjes. Het centrum bestaat uit wat stenen gebouwen van een paar verdiepingen. Daar ook vinden we de dorpswinkeltjes, waar het leuk rondsnuffelen is. Nu we er een aantal bekeken hebben, is voor te stellen, hoe een vrachtwagen met spullen door dit afgelegen gebied rijdt. Overal ligt ongeveer hetzelfde uitgestald. Van kleding, motoronderdelen, schotelantennes tot kinderfietsjes, zepen en levensmiddelen. Het valt ons mee, wat er allemaal aan voedsel te koop is. Ook voor overlanders. Wat ontbreekt, is alles wat in een koeling moet worden bewaard. De mensen hier hebben met hun dieren de productie van zuivel en vlees in eigen hand. En wij kunnen wel een poosje zonder.
Scoorden we gisteren piepkleine appeltjes, vandaag vinden we een joekel van een witte kool en jam! Ondertussen maken we heel even deel uit van dit wereldje. De eigenaar van een winkel is zo verguld met onze klandizie, dat we een zuurtje krijgen en hij breed voor de deur poseert. 


In het tweede dorp lijkt een hulpinstantie actief te zijn geweest. Binnen een omheining staan een aantal windmolens en zonnepanelen. Het ontbreekt aan onderhoud en herstel. Enkele molens liggen onttakeld op de grond en andere zijn wiekloos. Stromend water is ook hier niet, maar wel een pompgebouwtje waar mensen met melkbussen en jerrycans langs komen.
En oh ja, we zien naast de gigantische schotelantenne een ware gsm-zendmast. Mooi! Kunnen we sms-essen met Dolf, die vroeg genoeg op is, om ons te laten weten tegen wie Oranje zondag de finale speelt. Spanje dus!!!
De meeste mensen wonen in gers binnen een houten omheining. En er zijn scholen. Vooral de kleuterschool is bijzonder. De gebouwtjes zijn niet van de degelijke bouw die ons vertrouwd is, maar er is wel een omheinde buitenspeelruimte. Daar staan speeltoestellen, gemaakt van voorhanden materialen. 



De mensen zijn veel toeschietelijker en vrolijker dan in het westen. De gers zijn kleiner en de deuren mooi gedecoreerd. Zodra er een beek stroomt en er een dorp in de buurt is zien we ze als witte stippen langs de bergwanden. Hadden de Kazakhs in het westen kleine Russische 4x4’s, hier rijdt men op lichte motoren van Chinese makelij. Het zijn ware lastdieren. Meestal zitten er twee of drie mensen op en dan kunnen er nog een heleboel spullen bij.
We treffen vader en zoon, die vruchteloos proberen de motor aan het lopen te krijgen. Ze zijn gekleed zoals de meeste mannen hier. Een kimono-achtige mantel met een gele of oranje band om het middel. En altijd een hoofddeksel (vaak een hoed) en leren laarzen. G als oud-Puchbezitter en fervent sleutelaar heeft in no time het ding op orde. Dankbaar en blij rijden de twee op het brommerpaadje verder de vallei in.
We maken een fotostop. Een motorrijder passeert ons en is zeer geïntrigeerd door ons en TOY. Nogal schielijk besluit hij een kijkje te nemen en gaat vol in de remmen. Een tweede achteropkomende motor wil hem juist passeren. Door een acrobatische manoeuvre voorkomt de laatste een botsing. Pfft, dat liep goed af! Stel je voor: een aanrijding tussen de twee enige weggebruikers in deze zee van ruimte!


Voor het bivak vinden we om zeven uur een heerlijke plek met prachtige graspollen. De bergen zijn hier weer dichterbij en het uitzicht is prachtig. De helft van de kool wordt een heerlijke salade voor twee dagen en met een flinke pan pasta hebben we morgen nog een lekkere lunch. Want oh wat is het (koelkastverse!) brood droog en oud. Al bij aankoop, laat staan na een paar dagen.
Het is heerlijk om lang buiten te kunnen zitten. De stormachtige wind is overgegaan in een verkoelende bries, het ontbreekt aan lastige insecten en de zonsondergang is adembenemend. Het is laat als we naar bed gaan. 



Vrijdag, 9 juli 2010 – Passages, Water, Woestijn en Winnende Worstelaar 


Yoghurt-cruesli-ontbijt, koffie en vuilverbranding. Daarmee starten we de dag op. Kamelen staan op afstand en bekijken ons wantrouwend. Ons graspollenveld, ofwel knollenveld, is vijf hobbelige kilometers lang. Dan ligt er een vlakte met karige grassprietjes voor ons. Abrupt eindigt deze bij een dijk van een berg, waarachter het Orog-meer ligt. De route gaat aan de zuidkant langs.

Ongeveer een kilometer van elkaar liggen boerderijtjes op groenstroken langs het meer. Er zijn dierverblijven met muurtjes van gestapelde stenen en houten daken. Een ronde afdruk in de bodem laat zien waar de ger stond en weer zal komen te staan. Verder zijn er bouwsels waarin de brandstof (koeienpoep) voor de winter vergaard is, nog een ommuurd open dierverblijf en ergens verder weg, het houten hokje, dat als toilet (gat in de grond) dienst doet. Op enkele plekken is de kleinere winterger gewoon blijven staat. Mensen en dieren zijn er niet. We veronderstellen, dat ze naar de zomerdalen zijn en hier terugkeren in het najaar of de winter.
Aan de overkant van het meer, dat voor de helft droog staat, liggen in het groen lage zandduinen. 



Over een rotsig pad klauteren we naar een mooi uitzichtpunt en doen een bakkie. Verderop zien we tussen ons pad en de bergketen (zuidelijk van ons) een groep gazellen wegsprinten. Voor een foto zijn ze ons te vlug af. Maar we zagen ze!!! Nog verder ploeteren we door een “knollenveld”, waar op de harde ondergrond veel modderige plassen wachten op verdamping. Door de lemige modder ziet TOY er niet uit.

Eind van de ochtend hebben we ongeveer 70 km afgelegd. En dan na eeuwigheden knollenhobbeldebobbels zien we zandduinen! Geweldig! Harde zandduinen zelfs. Een makkie dus. Het navigeren is wat lastiger. Spelend in de duinen, raken we het pad kwijt. Gelukkig is er een waypoint, waarop we kunnen navigeren. Over een veld met struiken gaan we er recht op af. In de verte zien we stroompalen, een belangrijke aanwijzing. En jawel, daar is het pad weer! Het is van los zand en het is heerlijk om daarop te zoeven na het gehobbel van de laatste uren!
Het is heet en we nemen de tijd voor een lekkere (kliekjes-)lunch. Het zand wordt grind, de duintjes verdwijnen en we bevinden ons in een landschap van glooiende bergen in zachtbruine kleuren, of groenig en dan weer glanzend zwart. Pas om half drie zien we de eerste medeweggebruikers. Een motorrijder en twee 4x4-busjes volgepakt met mensen. Op een markant punt staat een bord als bij het uitzichtpunt aan de andere kant van de bergen bij het meer. Hadden we er toch doorheen gekund? 



Vanaf hier rijden we door een rivierbedding, die overgaat in een kloof. Kilometers kronkelen we tussen de imposante donkerbruine en gitzwarte rotswanden. En bijzonder, het allerlaatste deel is bijna spierwit en als door een poort worden we op de vlakte die erachter ligt uitgespuwd. Wauw, wat een ervaring!
Als een vage witte streep zien we het spoor in de verte verdwijnen. Over een afstand van 30 rechte kilometers dalen we een paar honderd meter om te eindigen in een woestijndorp, Bayanlig. Trouw aan ons nieuwe ritueel gaan we op zoek naar de dorpswinkel. Deze keer vinden we twee flesjes cola, niet gekoeld.


Er klinkt speakergeluid. In het Naadamstadion is het druk. Paarden, auto’s en veel motorfietsen staan geparkeerd rondom het kleine ronde bouwwerk. We schuifelen naar binnen. De eretribune is vol en ook de bankjes. Bloedheet is het ook nog eens. Aanvankelijk gebeurt er niets. Uit de speakers klinken nog steeds voor ons niet te volgen teksten. En net als we op willen stappen, melden de scheidsrechters zich. In hun kimonoachtige mantels met tailleband en op het hoofd het petje met punt en pluimpje wandelen ze de arena in. Aan beide kanten staan er wel zes klaar. Zo dat belooft wat!

Daar komen de worstelaars. Ze zijn traditioneel uitgedost in een gezellig broekje, een soort bolerootje en prachtig bewerkte laarzen. Ze doen de traditionele dans, armen wijd, in hun eentje en met een van de scheidsrechters en dan betreden ze het strijdperk.
Het publiek wordt uitgenodigd naderbij te komen. Binnen, in de kring van toeschouwers strijden de worstelaars. Het gaat er fanatiek aan toe en de spanning is voelbaar. Ze beloeren elkaar, soms minutenlang. Totdat een van de scheidsrechters een tik op het achterwerk van een van de twee geeft. Twee scheidsrechters, oude getaande mannen, houden geconcentreerd het goede verloop in de gaten. Op de linkerhand dragen ze ieder het hoofddeksel van een worstelaar. De winnaar krijgt die als eerste op het hoofd terug gezet.
Het publiek leeft heftig mee en barst los in gebrul als de ene worstelaar de andere in het stof werpt. De strijd is gestreden. De sporters doen een dankdans rond een klein monumentje met vlaggen en iedereen knuffelt en feliciteert. Beide worstelaars zijn zeer geëmotioneerd. De belangrijke mannen op de eretribune kussen de finalisten uitbundig!

In het gedrang fotografeer ik en filmt Gerard. Ondertussen ben ik benaderd door een kittig dametje. Ze is lerares Engels in Ulaanbaatar. Wat we zagen blijkt de finale van de dagenlang durende worstelcompetitie. Helaas zijn de paardenraces gisteren gehouden. En wie kan zeggen, dat ie een foto heeft met een worstelkampioen? Gerard! En dat niet alleen. Twee scheidsrechters regelen het zo, dat zij de omlijsting van de kampioen en Gerard worden. 



Opgetogen na deze ervaring rijden we door het dorp naar de vlakte. Langzaam kruipt het pad weer omhoog naar een heerlijke passage door de volgende bergketen. Vervolgens slingeren we na een kleine vlakte door prachtig heuvelland van zand en grind, dat weer overgaat in een vlakte. Maar deze heeft een bodem van zwart grind. Dan ineens zitten we tussen prachtige witte afgeronde rotsblokken. De Olga’s (zoals in Australië) dopen we ze. Dan weer een zwart stuk. Als dat geen afwisseling is!


Het is zeven uur als we in een mini-Olgagebied op grof zand een plek vinden, met mooi uitzicht op de witte rotsen en een windje voor de verkoeling.
We genieten de dag na met een colaatje en pelpinda’s. En als we aan een pastasoep (bewerkte pastakliek) zitten, brengt de wind vanachter lage heuvels stemgeluid en kamelenstank bij ons. De zon zet bij zijn ondergang de koepel van wolken en wolkjes in oranje tinten en er steekt wat meer wind op. Heerlijk.

Een man op een motor, op weg naar de gers achter de heuvels, komt even aan en hij waarschuwt voor beestjes die bijten. Althans, dat is wat wij van zijn mimespel maken. Schorpioenen? Slangen? Uit ervaring weten we, dat beiden voorkomen in de buurt van rotsen. Alert zijn we dus in ieder geval.
Als we naar bed gaan, begint het serieuzer te waaien. Heel zachtjes deint TOY ons in slaap. 


Zaterdag, 10 juli 2010 – Desertday 


Na een winderig ontbijt trekken we verder in de Gobi. De afwisseling in dit deel heeft ons erg geïmponeerd. Nog maar amper op weg, zien we weer een gazelle. Bij een oversteek door een rivierbedding nemen we de tijd om een mooie verzameling brandhout aan te leggen. Die kans krijg je niet zo vaak!

In 40 graden rijden we over een enorme vlakte op 1.400 m hoogte. Rechts van ons is een hoge bergketen. Via een kloof met een pas van ruim 1.800 meter en twee ovoo’s, steken we die door om weer op een grote vlakte te belanden. Bij deze passage daalt de temperatuur lekker vlot naar 32 graden. Toch een stuk aangenamer!


Na 120 kilometer bereiken we in Gurvantes, met modern pompstation. Niemand kijkt op of om en reageert nauwelijks als we de plaatsnaam checken. Vanaf hier gaan we niet verder zuidelijk, maar wenden we TOY’s neus in oostelijke richting. De glooiende heuvels gaan over in rotsige en grillige bergen. Lange tijd slingeren we over een rivierbedding, waar veel zwerfvuil ligt. Voor het eerst zien we dit. Jammer.
We passeren de bivakplek van Javanosi langs een zanderig slingerpad in prachtig zachtgroene, golvende heuvels. Een kilometerslange rivierkloof eindigt met breed uitzicht over een grote vlakte. Aan de horizon zien we gele golven, ten teken dat we de zandduinreeks in het Gurvansaikhan N.P. naderen. Ons ongeduld is groot net als de vlakte, waarop we ook nog eens het spoor bijster raken. Over de polletjesbegroeiing hobbelen we tot we weer back-on-track zijn. Een stofwolk blijkt veroorzaakt te worden door rennende gazellen. In een rechte lijn kruisen ze onze weg. 



We volgen nog steeds (zoveel mogelijk) het track van Jack (Javanosi). En ze zijn hier aardig aan het zoeken geweest. Want, voor we het weten, rijden we padloos richting duinen over een zanderig terrein met woestijnstruikjes. We besluiten voorlopig even onze eigen weg te gaan. Bovendien is het laat na 270 heerlijke, maar zware, woestijnkilometers en we zijn moe. Tja, dat heb je als je voortgedreven wordt door de Oranje W.K.-finale. Natuurlijk hadden we veel eerder moeten stoppen!
Op het enige duin voor de Khongoryn Els duinen vinden we een mooi plekje. In de verte rommelt het en zien we wonderlijke bliksemflitsen. Na een vlotte soep met crackers is het goed rusten in ons TOY-bed.


Zondag, 11 juli 2010 – Oranje-zand-dag, natte steppen en natte steppen 


De zon maakt ons wakker. Met koffie, yoghurt en crackers kruipen we in de schaduw van TOY. Het is heerlijk om weer eens in echt zand te bivakkeren. We nemen dan ook de tijd. Maar dan gaat het ook echt los.

Om te beginnen rijden we eerst terug naar het pad waar we vandaan kwamen. Het track van Javanosi is te grillig. Een eind oostelijker zien we een serieuze afslag naar de duinen. Kronkelend en golvend bereiken we aldus het zand en nog wel tegen koffietijd. Het wordt ook de plek, waar we zand van de Mongoolse Khongoryn Els meenemen. De Khongory Els is een 150 km lange strook duinen tot 800 m hoog (volgens Bradt, wij denken, dat dat wel wat ruim gemeten is), die vanuit de steppe op rijzen.


Het is niet de bedoeling, maar zwervend van duin naar duin, komen we toch op de hogere duinen terecht. En, je kon er op wachten, we komen vast te staan. Dat is lekker ploeteren zo midden op de dag bij een temp van boven de 30 gr. We hebben geen zin om de banden af te laten lopen, dus is het scheppen geblazen. Met de zandplaten erbij komt TOY weer uit zijn benarde positie. 
Aan de voet van de duinen vinden we een pad, dat ons vele kilometers verder via afwisselende steppen tussen berg- en duinketen, bij een heerlijke duindoorgang brengt. Aan de andere kant treffen we een glooiende grindvlakte aan. We navigeren naar het track van Nama waar we een late maar rustige en lekkere lunch nuttigen.

Een auto, op weg naar een van de toeristische gerkampen, stopt en de Mongoolse chauffeur bezweert ons, dat hij voor Oranje is vanavond. Hij vraagt zich af of hij een ger-televisie zal aantreffen. Want de finale wil hij zien. Wij ook wel eigenlijk!



De wind wakkert aan en vanuit het zuiden naderen buien. Trouwens, overal om ons heen zijn donkere wolken met regengordijnen. Prachtig en ook het licht is bijzonder. We pakken snel in en als we rijden kleurt de voorruit rood van stof en wordt het gewist met de regen. De vallei tussen de noordelijke bergketen en de duinenreeks zuidelijk van ons, is grauw door de regen. De weg is niet al te best en echt opschieten doen we niet. En dat was toch wel de bedoeling. Want het zou mooi zijn om Dalandzadgad te halen voor een broodnodige douche na dagen stof, zand en hitte. En natuurlijk voor de finale. Dat wordt een latertje met 30 km/uur voor de resterende 260 km.


Er ontstaan roodmodderige stromen en hier en daar is geen pad meer te bespeuren, maar is er een rivier aan het ontstaan. Om een uur of half vijf zien we in de resterende miezerregen toeristen (d.i. duidelijk westerse koppies) bezig met tentjes opzetten in gezelschap van een paar lokale 4x4 busjes. Het blijkt een internationaal gezelschap mountainbikers te zijn. Ook hier is de wedstrijd direct onderwerp van gesprek. Een Belgisch stel gunt NL de cup, want “driemaal is scheepsrecht”.


Urenlang zwoegen we over de steppe met de i-pod nog steeds shuffelend. Dropjes vergeten we, water drinken we des te meer. De grote waterplassen zijn zeer geschikt om de onderkant van TOY te ontdoen van de oude opgedroogde leemmodder. En het is ook wel leuk, dat gespat.
Aanvankelijk bestaat de bodem uit grind en rots, later verschijnt er voorzichtig meer groen om ons heen en dus zijn er ook weer gers en kudden, van voornamelijk paarden. Voor de afwisseling is er nog een klein dorpje op ons pad, Bayandalai. We moeten nog wat manoeuvres uithalen om weer op het rechte pad te komen.

Tijd voor een korte pauze. Beetje gaar zijn we wel. Naast een mooie kleine canyon met roodgekleurde formaties eten en drinken we wat. En hup verder gaat het, want we hebben nog zo’n 80 km te gaan, schatten we. De bezienswaardigheid in dit gebied, een nauwe kloof  (Yolyn Am) waar het ijs zomers zelden helemaal smelt, omdat de zon er niet kan doordringen, slaan we over. En dat allemaal voor de W.K.-finale...


Wegen zijn hier niet, slechts paden ontstaan door mensen die zich van A naar B bewegen. En die paden zijn door het vele water nog lastiger begaanbaar dan ze meestal toch al zijn. Vervolgens belanden we op een route door een rivierbedding. Prachtig slingeren we door glooiende bergen. Tot de bedding een te smalle kloof wordt. De weg kronkelt omhoog naar de vlakte. In veertig dalende kilometers bereiken we Dalandzadgad om negen uur.
Een half uur zoeken en vragen later hebben we hotel Dalandzadgad gevonden. En een kamer met een goed bed, een heerlijke douche en … een werkende televisie. Het keukenpersoneel heeft (Naadam-) vakantie, dus er is niets te eten. We slepen uit eigen keuken de nodige hapjes en drankjes mee.
Lekker gedoucht gaan we eerst een poosje slapen. De wekker wordt gezet op kwart over een, want dan…!


Weer zo’n oranjenacht! 
Netjes op tijd laat G’s gs-emmetje een bescheiden geluid horen. Maar wat is dat? Een zwart beeld? De lampen gaan ook niet meer aan. Met de Petzl in de hand checken we iedere lichtknop. Ook de stad is aardedonker! Het zal toch niet? Jawel, het zal wel! Geen stroom!!! Na alle moeite om DE wedstrijd te zien!!! Dus niet…
We vallen in een onrustige oranjegetinte slaap. We hopen er het beste van.
Later in de nacht komt het “bevrijdende” sms-je van Sander: “het is niet wat je wilt horen, maar na veel te veel gele kaarten kwam er een verlenging. Spanje scoorde in de laatste minuten. 1-0”. Zonde en we slapen verder. Het oranje is er nu wel van af. 


Maandag, 12 juli 2010 – Wat is (de) tijd ? en een slapende machinist 


Beetje katerig worden we wakker. Daar zitten we nu met al die oranje knuffelleeuwtjes met “Holland” op de borst. Troost: we hebben een superdouche tot onze beschikking. Heerlijk, nog eens eronder om alle oranjerestjes van ons af te spoelen. Na vruchtensap en crackers met smeerkaas uit eigen keuken, nemen we afscheid van de twee receptionistes, die het ons, de enige gasten, aan alle kanten naar de zin wilden maken. We zetten de klok (van Garmin, van TOY, van de camera’s) weer een uur achteruit, wat volgens de klok in de hotellobby en de receptionistes zou moeten.

 

Op zoek naar internet en winkels. Bij het pompstation verwijzen ze ons naar ons eigen hotel, maar net als de keuken, is ook het internet gesloten. Bij de bioscoop (Galaxy) wordt het internetcafé speciaal voor ons ontgrendeld en een machine opgestart. We zien even de koppen over de finale, e-mail en gastenboek. En we zien een klok! Het is een uur later. Wat nu weer. Gecheckt bij de internetboys. Zij hebben de ware tijd, overtuigen ze ons. Boeltje nog maar eens verzet. Hoe kunnen wij het weten wat (de) tijd is, als de mensen het hier zelf niet eens weten...
Voor onze boodschappen vinden we uiteindelijk zelfs een paar grote en goed gesorteerde supermarkten. Een groep Oostenrijkse  toeristen doen er de laatste inkopen voor ze met een reisorganisatie de Gobi in gaan. Ze zijn gekleed in gloednieuwe en superschone tropenoutfit en lijken niet goed raad te weten met die Hollanders en die vuile auto. De wedstrijd is ook hier het onderwerp.


We rijden de stille (vanwege de Nadaam) stad uit in noordelijke richting. Een kilometer of tien verder posteren we TOY op de steppe. Het is de hoogste tijd (12 uur) voor koffie en een lunch. Het is heet en de wind is zwoel. De heftigheid van de afgelopen dagen zit in de benen, we nemen de tijd. De koffie is heerlijk net als de uitsmijters op redelijk vers (d.i. nog zacht en niet beschimmeld) brood.

Om twee uur zijn we weer toe aan rijden. Ondertussen hebben we bedacht dat we toch liever in oostelijke richting willen gaan via een gebiedje met zandduinen. Van de steppe weten we inmiddels zoveel, dat we op het eerste het beste spoor afslaan in de richting die we willen. En je komt dan waar je wilt. Welgemoed beginnen we aan de 300 km lange rit naar een noordelijke afslag.


De weg is slecht en het schiet niet op. Allebei worden we wat kriebelig. Urenlang bestaat de enige afleiding uit de alomtegenwoordige raven, een wegvliegende steppearend, de doorgaande rij houten elektriciteitspalen en roofvogel op een van die palen. En vooral: de voordempers hebben hun levenseinde bereikt! Eerder dan we verwacht hadden. Dat betekent, dat we bij iedere hobbel en iedere ribbel als jojo’s op en neer gezwiept worden. Pas in Ulaanbaatar kan het demperprobleem aangepakt worden.


Tot zo lang dansen we over de weg, waar zich een nieuwe attractie aandient. Links van de palenrij is een sleuf. Zichtbaar vers. We filosoferen (ik) en deduceren (G) over het doel en bestemming. En ook over, welke richttechnieken er aan te pas zijn gekomen. Dertig kilometer later zien we stof aan de horizon. We hebben niet veel beters te doen, dus raden we wat het is. Iets groots, dat wel. Een vrachtwagen? Een bus? Wel veel stof vinden we.

Totdat G uitroept: “Krijg nou wat!”. Daarmee wil hij maar zeggen: dat is de sleufgraafmachine! Wel een errug grote machine (Caterpillar D9R) voor zo’n kleine sleuf, vindt Gerard. Naderend, krijgt hij het gevoel, dat er iets niet in orde is. De machine maakt geen enkele voorwaartse beweging. Erger, hij is bezig zich in te graven, waarbij grote wolken stof worden opgeworpen. G er op af. En jawel, daar in de hoge cabine ligt de machinist en slaapt de slaap der onschuldigen. 



G gaat over tot actie. In de tweede poging lukt het hem om over de draaiende rupsen heen omhoog te springen. Hij is bij de cabine aangeland. Voortvarend bonst hij op de ruiten en schreeuwt zich schor om boven het helse kabaal uit te komen. Uiteindelijk dringt het door in de slaapkop en gaan ’s mans ogen open. Als in een vertraagd afgedraaide film ziet Gerard hoe hij vanuit een andere en verre wereld aanlandt in het hier en nu.
Hij zet de machine stil en legt uit dat hij al zo’n 20 uur aan het werk is. Hier? In deze hitte? In de eenzaamheid? In de leegte? En dan zo lang? Tuurlijk val je dan in slaap!
Hij gaat over tot actie. Drukt zich stukje bij beetje omhoog met voorbak en olifantentand achter. Zo, hij kan weer in horizontale richting bewegen. Hij begint achteruit te rijden en gooit de sleuf dicht.
En dan pas dringt het tot ons door, dat de man al een aardig poosje geslapen moet hebben. Zo’n 150 sleufmeters lang! Want vanaf daar ergens ging hetdwars over de weg en naar de andere kant van de palen!
Het liep goed af, want hij had ook een paal omver kunnen rijden en als de stroom zijn machine had bereikt, dan… En ook gelukkig, dat zijn machine vastliep op de rotsige ondergrond. Wie weet waar hij geëindigd zou zijn.


Na honderd kilometer in drie uur sinds de middagpauze bereiken we een dorp, Tsogtsettsi. Het dorp lijkt op de ander plaatsjes, die we gezien hebben. Er heerst een lome stilte en er zijn slechts een paar mensen op straat. Waar zit iedereen toch? Voor de t.v. of in het Naadamstadion van de hoofdstad voor de worstelwedstrijden?
We pinnen en checken bij een paar andere pinners de naam het dorp. En zoals vaak, keren mensen ons simpelweg de rug toe, als ze ons niet begrijpen.


Op de kaart beoordelen we onze situatie nog eens. Het geplande rondje gaat nog dagen duren op deze manier. Hebben we geen zin in, dus wenden we TOY’s neus. Kaart en Mien laten geen afslag in noordelijke richting zien, maar we vinden een weg het dorp uit in onze nieuwe richting. Bij een waterpomp (machinegebouwtje), waar mannen jerrycans vullen, stoppen we. Inderdaad, we zitten goed. Langs dat heuveltje en dan alsmaar rechtdoor, dat is onze weg over de steppe en richting Ulaanbaatar én richting nieuwe dempers.
Gelukkig is er op deze route meer afwisseling. Soms zoeven we en dan weer dansen en deinen we over hobbels, door geulen en over wasbord. De vlakten worden doorsneden door heuvels. Lekker, even geen biljartlakens meer!
Op een heuvelrug vinden we in een pan een plek met uitzicht op de vlakte. Om zes uur zitten we aan een sapje en hebben we alle tijd om kool- en komkommerslade te maken. De temp is onder de 30 gr gekomen en er waait nog wel een stevige, maar zwoele wind. Lekker lang zitten we buiten en bij de eerste de beste serieuze afkoeling, duiken we, hup, in bed. 


Dinsdag, 13 juli 2010 – Knarsetanden, Italiaanse paters en kadavergeur


Ons langdurige en rustige ontbijt wordt cru afgebroken door een plots opstekende windhoos. Onmiddellijk is de lucht vol stof en zand. We weten niet hoe snel we binnen moeten komen. Dat kan niet voorkomen, dat we knarsetandend opruimen. Tegen de tijd dat we reisvaardig zijn, is de rust weer gekeerd. 


Rond de middag bereiken we Tsogt-Ovoo. Het is als zoals die andere plaatsen in dit gebied. Een paar centrale gebouwen (scholen, overheid) van enkele verdiepingen, stenen huizen met puntdaken en binnen houten omheiningen de gers. Ook hier voeren we onze nieuwe hobby uit: winkels zoeken en iets kopen.

Aldus treffen we een toeristen busje. Vijf Italiaanse paters maken een trip met een Keniaanse non, Magdali, die missioneert in Mongolië. Hun chauffeur eet in het restaurant. Vanuit het busje beheert Magdali het picknickkleed. Ze smeert brood en crackers en zorgt voor koffie. Binnen de kortste keren is er een geanimeerd gesprek gaande over het verlies van Oranje, reizen, Kenia, Berlusconi, de Maffia en woestijnen. We krijgen er een bekertje Nescafé bij en er worden over en weer foto’s geschoten.
In de winkel vinden ook nu weer iets van onze gading: cola, mars en snickers, die echt overal te koop is. Er is zelfs een koeling met zuivelproducten.


De paters gaan zuidwaarts en wij vervolgen naar het noorden. We zitten weer op het track van NaMa. Maar niet al te lang. We willen een ommetje maken naar kalkrotsen. Over een bandenspoor rijden we ver de steppe op in oostelijke richting. We hebben geluk, we zien twee gazellen rennen. En het doel? Mooie rotsen natuurlijk, maar vooral interessant voor geologen. Wij houden er een mooie lunchplek aan over en zoeken de weg terug door een aantal kilometers off road te gaan. Zoals verwacht, stuiten we op een spoor, dat de goeie richting uit gaat.

Terug op de route noordwaarts moeten we weer wennen aan het enorme gehobbel. De versleten dempers veroorzaken een moemakende deining.

 

De glooiende steppe is groenig als je er over heen kijkt. In werkelijkheid groeit er weinig gras. Het zijn voornamelijk kudden paarden die voedsel bij elkaar weten te knabbelen en hier en daar staren een paar kamelen ons na. Een hedendaagse herder op motorfiets drijft een grote kudde geiten bij elkaar en jaagt ze naar waar hij ze hebben wil. 



Om zes uur houden we het voor gezien. In de heuvels maken we een bivak plek met uitzicht op het groene glooiende tapijt. Gerard vindt eindelijk een mogelijkheid om zijn hangmat op te hangen. Tussen twee rotsen hangend dompelt hij zich in dagdromen. Ik lees, rommel huishoudelijk en maak het eten klaar. Er staat Knorr Bami op het menu verrijkt met heerlijk rundvlees in blik uit een van de dorpswinkeltjes. Met extra ui en knoflook wordt het helemaal fantastisch. De koolsalade van gisteren doet het nog steeds goed. En de wijn natuurlijk.
Als we natafelen krijgen we toch teveel last van het kadaver. Een dood kalf ligt vlak bij de hangmatplek en joeg G daar al weg. We rijden onze ger buiten geurbereik en hebben verder een heerlijke en ongestoorde avond. 


Woensdag, 14 juli 2010 – Rotsformaties, motorfietsstellen en gazellen


Na het yoghurtontbijt toeren we om de heuvels heen terug naar de weg. Onderbroken door koffie- en plaspauzes deinen we twee uur later Mandal Gobi binnen. Het is de provinciehoofdstad. De buitenwijken bestaan uit gers met houten omheiningen. En in het centrum zijn grote gebouwen te vinden, waarin overheid en bedrijven gevestigd zijn. Op het centrale plein(tje) staat een beeld van Lenin. We zien een bord “Bakery”! Haha, wie weet is er toch nog aan brood te komen. De grote kale ruimte heeft een vitrine met akelig zoet ogend gebak. Voorlopig blijven we brodeloos!


We verlaten de hoofdweg en volgen het track van NaMa. De route voert over kleine sporen door een glooiend steppelandschap. In het algemeen rijdt het veel beter dan de hoofdweg. Voor de lunchpauze rijden we een heuvel op. Het witte gesteente, dat we zo her en der zagen, blijkt wit marmer met roze aders.
De noodlebekertjes zijn nog maar net gevuld met kokend water, of een brommertje met een jong stel komt op bezoek. Ze zijn open en hebben plezier in het contact. Jammer, de taal verhindert een diepergaand contact dan het uitwisselen van een paar feitjes. 29 en 25 zijn ze en hebben een kindje van drie maanden of drie jaar. Prinsheerlijk zitten ze in onze stoelen. De noodles weigeren ze resoluut, maar de koekjes vinden ze heerlijk.
Verder op de route komen we in een landschap van grillige rotsformaties. We toeren er rond en op een mooi plekje maken we onze lunch af. G klimt naar boven en geniet van het uitzicht.


Als we de auto parkeren bij de toegang naar het Boeddhistische klooster in een rotsspleet, komt er een andere auto aangereden. Een Italiaans stel met hun (Italiaanse) gids en chauffeur. De gids komt recht op ons af met de woorden “I’m no Spanjard!”. Daar is-ie weer, de wedstrijd! En met Berlusconi is ook hij niet blij (Yea, we’ve got that man, you know!). Samen wandelen we op naar de povere resten van wat eens een mooi klooster geweest moet zijn. Maar na drie verwoestingen binnen een eeuw (door China en tweemaal door de Sovjets), heeft niemand zin om het nog eens op te bouwen. Als vanzelfsprekend doet de gids zijn verhaal in het Italiaans en Engels. Ze zijn op weg naar de rest van de groep ergens in het zuiden. Nadat een groepslid was gevallen en het een en ander had gebroken. De gids is afgelopen nacht teruggevlogen vanuit Seoul, waar hij de patiënt naar toe heeft gebracht.


Het pad slingert de rotsformaties uit om daarna weer op de groene heuvelachtige steppe uit te komen. En het is onze dag. In de loop van de middag zien we bij elkaar zo’n 12 gazellen. Bijzonder is het om te zien hoe een moeder ons probeert weg te lokken van haar jong. Ze rent weg, maar niet al te hard, en staat dan stil. Alsof ze er zeker van wil zijn, dat we volgen. We laten ze met rust, behalve die ene keer. We gaan op jacht naar een foto. In een dolle race gaan we over de steppe. En jawel, het is gelukt. Vier gazellen op een rij! 


 

 

Vanaf een heuveltje bellen met de satphone naar jarige zus, Ada. Dat wil zeggen: we proberen en we proberen. Steeds komt er de melding, dat we de "card"  moeten checken. Doen we, maar zonder resultaat. Er is iets niet in orde. In U.B. zullen we gaan uitzoeken, wat er aan de hand is.

 

Als we 200 km op de dagteller hebben en we ons nog 140 km van de hoofdstad verwijderd weten, is het zeven uur en tijd voor een bivak. Op de helling van een heuvel is het even graven geblazen om TOY enigszins horizontaal te krijgen, maar dan kunnen we tevreden rondkijken op de glooiende horizon rondom.

We eten een simpele pasta met komkommer-uit-pot bij het kampvuur. Zo wordt de bos hout op het dak dunner en de afvalzak leger. De warmte van het vuur kunnen we goed gebruiken. De temperatuur is flink geduikeld. In de verte licht de hemel regelmatig op door bliksemflitsen en een vaag gerommel is te horen.
Het is heerlijk inslapen terwijl de wind waait. Ergens in de nacht gaat het nog zodanig tekeer, dat we overwegen het dak te sluiten. Gelukkig neemt de wind af en slapen we rustig de nacht uit. 


Donderdag, 15 juli 2010 – Nachtvlinders, herders, fonteinen en Ulaanbaatar 


Er staat een sterke wind, die gedraaid is en nu op de achterkant van TOY beukt. De neus in de wind zetten is er niet bij, omdat we nu zo netjes recht staan. We houden de klep gesloten.
Als we TOY van zijn plek rijden, blijken er onder allevier de banden complete kraamkamers van nacht vlinders te zijn. Even blijven ze versuft zitten en dan klauteren ze naar de rand van de kuil en vliegen weg. Tientallen zijn het er. Hoe dit kan is ons een raadsel.
Inmiddels is de zon door het wolkendek heen gebroken en zet de wereld in een vrolijker tintje. We vervolgen op het slingerende pad door het groene heuvelland.
 
Nog geen twee maanden zijn we onderweg, maar we hebben het gevoel dat het veel langer is. We verheugen ons op rust en even niets in U.B. Kunnen we alles laten bezinken en verwerken. En vooral ook: nieuwe dempers! Dat ongeremde op en neer deinen zijn we behoorlijk zat.


Nog een paar gazellen zien we en witgevederde buizerds. En we hebben een korte overlandersontmoeting met een Zwitsers stel in een Mitsubishi-busje. Een jaar of twee zijn ze onderweg (o.a. Australië, India, Japan, Centraal Azië). Zij hebben de buien gehad, die wij gisteravond in de verte zagen.

De weg naar U.B. is geplaveid met grote plassen en watervolle sporen. We vermaken ons met het opgooien van fonteinen rood water.


Hoe dichter we de stad naderen, hoe meer gers en paarden er in de steppe opduiken. Tijdens onze lunch bekijken we, hoe twee herders op een brommer een grote kudde paarden opdrijft. Zij op hun beurt vinden ons de moeite van het bekijken waard. Ze komen op bezoek. Het is een kudde van 300 paarden. Ze zijn gebiologeerd door TOY’s buitenkraantje. Er wordt water getapt en met smaak gedronken en een rolletje koekjes is in no time op. Een derde collega komt erbij. Deze is te paard en aan de medailles op het zadel is te zien, dat hij verschillende prijzen heeft gewonnen bij de Naadam-races. Trots ie-ie. Of we niet even zijn paard willen berijden? Nee dus, we houden toch maar even bij onze eigen pk’s. De boys dragen de mantel met de (gele) sjerp om. Eronder dragen ze wel een hedendaagse trainingsbroek. De ruiter heeft een lange stok met een lasso. Om paarden te vangen is een paardenrug toch handiger dan een brommer.

 

Begin van de middag rijden we op asfalt voor de laatste 30 kilometer naar Ulaanbaatar. Omdat we langs het vliegveld komen, waar ook Immigratie zetelt, gaan we meteen de visa regelen. Om half drie storten we ons in de drukte om vijf kwartier later met twee weken visumverlenging rijker en $ 60 armer(want: $15/wk/p.p.) richting stad te gaan.
Zoals beloofd door de Bradt is het een stad met een bijna permanente file. We kunnen dus ook rustig de eerste indrukken van Ulaanbaatar binnen laten komen. Het is vooralsnog een mengelmoesje van oude rafelige en moderne gebouwen. We passeren de beroemde Trans-Siberië/Trans-Mongolië spoorlijn (van Moskou naar Peking) en het station. Zonder mankeren rijden we rechtstreeks naar het Bayangol Hotel (aanbevolen door de Italiaanse gids onderweg).
Niet veel later zijn we ingecheckt en vanuit onze mooie ruime kamer op de twaalfde verdieping hebben we een riant uitzicht over dit deel van de stad. 



Vanaf een heuvel aan de overkant houdt de Djengis Khan streng toezicht op Ulaanbaatar en ons.
Heerlijk is het om te douchen en we geven ons vrolijk over aan het gebruikelijke hotelleven, waarvan eten in “ons” restaurant een waar genoegen is. Volgens de Bradt zou dit een van de beste keukens van heel Mongolië zijn. 


Vrijdag 16 en zaterdag 17 juli 2010 – Bayangol-Hotellig leven 


Daar gaan we weer: heerlijk ontbijtbuffetten, ontmoetingen met andere (trein- en anderzins georganiseerde-) reizigers, werken, snelle toezending dempers regelen, wasjes, bij de Toyotadealer (de enige van Mongolië) langs voor verkenning (kleine beurt en lassen achterbumper), Oasis verkend, werken aan de update, satphone = kapot, badderen, kuiertje, koffie met gebak, bellen en skypen met thuisfront, op het balkon hangen en de stad-in-beweging zien…
Zaterdagmiddag (na de eerste update!!!) naar het Sukhbataarplein gewandeld met het moderne  gouvernementsgebouw met een brede Djengis Khan en beeld van Sukhbataar, de man die Mongolië de onafhankelijkheid bracht. Mooie combinatie van oudere gebouwen in pasteltinten met erachter moderne spiegelkolossen.
Om zes uur gaan we naar het theater voor een voorstelling van Mongoolse zang en dans. Een heerlijke voorstelling. We genieten van de prachtige klederdrachten, de zweverige muziek die ineens sterk van ritme kan veranderen, de bijzondere zang (keel- en langzingen), de dansen, de acrobatische capriolen van een elastieken meisje en de traditionele muziekinstrumenten. We krijgen een aardig inkijkje in het culturele en etnische erfgoed van Mongolië. Na een lekkere lamsbout met toebehoren in het buurhotel, duiken we via de computers ons lekkere hotelbedje in. 


Zondag, 18 juli 2010 – Nomaden verhuizen


Voor de laatste keer genieten we van het uitgebreide ontbijtbuffet. En van de douche natuurlijk! We pakken ons boeltje, checken uit en wandelen de stad in voor een stad-opsnuif en museumbezoek. Eerst bekijken we het Natural History Museum. We gaan voor de dino en haar eieren, die hier in Mongolië gevonden is. Het museum is primitief en het gebouw oud en hard aan een opknapbeurt toe. In onze Westerse ogen tenminste. De maatstaven hier zijn wel anders. Afijn, Gerard vecht met een beer, we zien onze corsac en de soesliks. Het verschil tussen de goudarend en de steppearend zien we nogmaals. En we zien, dat de “witte arenden” buizerds zijn. En de valk wordt in zijn (of is het ons?) bestaan bevestigd.
Het National History Museum zit een stuk beter in de verf dan het voorgaande. Prachtig is het overzicht van de etnische groepen en hun klederdracht. En het is leerzaam om afbeeldingen, de mensen en voorwerpen uit de belangrijkste perioden in de geschiedenis van het land te zien.
Tevreden likken we aan een ijsje op het terras bij het museum en al gauw ontspint zich een gesprek met een New Yorker, Zweed en Pool. Over reizen vooral. De Zweed “doet” de Trans Siberië Expres (en een lang stuk ervoor en van Peking gaat hij door naar SjangHai). De N.Y.-er ratelt maar door, we krijgen bijna hoofdpijn van. Maar Holland is mooi en hij als wetenschapper waardeert vooral de rationele en zakelijke geest van de Hollander. Zo, het W.K. hebben we verloren, maar deze is binnen. We gaan maar.

En zien op zondag nog overal bouwvakkers bezig. Met primitieve middelen en in non-arbo-omstandigheden. Het meest opvallend (en treurig!) is het grote aantal vrouwen, dat in de bouw werkt. Ze doen meestal het zwaarste en gevaarlijkste werk! We ze als straatveger, landmeter, sjouwer en stucadoor
Bij het hotel is de entree en de gigantische zaal, waar wij vanmorgen ons ontbijtbuffet genoten, omgetoverd in een roze sprookje. Er gaat een huwelijksfeest gevierd worden. Informatie leert ons, dat het steenrijke mensen betreft. Straks feesten en eten en dansen hier 430 mensen. Vanuit een grote bestelauto worden de lagen voor een taart van zeven etages naar binnen gebracht. Binnen zijn tientallen mensen in de weer. Onze informant weet te vertellen, dat er ook nog een de hele dag feesten, lunches, bijeenkomstern zijn geweest. Zo, en wij willen ook wel eens weten, hoe dat voelt. Zo dus….



Nu is het de beurt aan TOY. Na een supermarkt-intermezzo wordt TOY fantastisch gedoucht en vertroeteld door vele handen. 



Mooi schoon rijden we een kilometer verder naar Camping/Guesthouse Oasis, waar we de schokdempers zullen afwachten. Dé plek voor overlanders blijkt. We treffen er de Mitsubishibus van onze flitsvrienden Suzanne&Adrian aan. Er zijn twee Franse stellen met een Azalai-opbouw op een Toyota. Rene&Joelle herkennen ons als de Nederlandse vrienden van Javanosi, die zij hebben bezocht in St Gobain! Een Oostenrijks stel komt terug van de Zwarte Markt en is bestolen. Ze zijn het fototoestel met alle foto’s van de zeven weken durende trip kwijt. En nee, er was niets opgeslagen op de laptop!!!
Als G zich goed en wel in de hangmat heeft geïnstalleerd, barst er een korte, maar zeer heftige regenbui los. Het is hem niet echt gegund blijkbaar. We eten voor de TOY en drinken er wat zoetige Bulgaarse Merlot bij! G gaat bijtijds naar bed, terwijl ik de dag vastleg.
Ondanks de stadse geluiden en dankzij een lekkere nachtelijke frisheid, slapen we voortreffelijk. 


Maandag, 19 juli 2010 – Oasis 1


Eigen ontbijt, laptoppen in Guesthouse, soepel schakelend tussen Engels, Duits en Frans kletsen we heel wat af, met de twee Azalai-Franse stellen (René&Joëlle en Pierrie&Anni) gaan we nog eens naar een voorstelling van Mongoolse zang en dans. Deze is minder mooi en minder pakkend dan de eerste. Met Rene&Joelle eten we in een resto en gaan met taxi terug. Op Oasis-camping is het een volle Duitse boel met drinkgelag. Lang (bij-)gepraat met Suzanne& Adrian tussen onze auto’s. Blaffende honden net als afgelopen nacht. 


Dinsdag, 20 juli 2010 – Oasis 2


Veel actie vanmorgen. Gaande en komende en verplaatsende mensen en auto’s. De vuilniswagen komt en ruimt op. G is met TOY naar garage en naar DHL. Ik zit met laptops en werk, maar ook zie ik de hele dag het campinggedoetje aan. Alle mailtjes van Mirre beantwoord! G met doorgesmeerde TOY terug en dempers zonder invoerrechten! Borrel met Rene&Joelle Gezellige drukke bedoening met NL-kids (Lauren, Hugo, Sophie), de LondonBoys (Adam, Ryan). Na afkoeling, slapen okee. 


Woensdag, 21 juli 2010- Oasis 3


G Bijtijds op om te sleutelen. Laat steutel op voortandkroon vallen. Kroon in zes stukken! Update vordert niet erg. Veel gezelligheid en afleiding. 


Donderdag, 22 juli 2010 – Oasis 4


Heet! Laten de was doen en G gaat om 12 uur naar Duitse tandarts voor noodkroon. Saskia&Emiel komen langs. Is een reünie van reisontmoetingen (ook: Rita&Ulli en Suzanne&Adrian). Plotseling heftige wind, onweer en stortbui. Alles dicht, geworstel met een ger en met zijn allen binnen. Erna is het internet weg en een stuk koeler.
Verhaal Sybille & Rene: jaar of 12 geleden begonnen ze hier na een oproep president Mongolië om het land te helpen opbouwen. Ze werkten met straatkinderen, gevangenen en zorgden voor werk voor o.a. ex-gevangenen met een meubelbedrijfje en het Guesthouse/Cafe/Camping. Er is ook een kapper  en douchegelegenheid voor buurtbewoners. 


Vrijdag, 23 juli 2010 – Oasis 5


Bijtijds op en stad in voor souvenirjacht. Particuliere auto’s dienen ook als taxi, stoppen binnen enkele minuten. Per kilometer betaal je Tg 500,-. Poging iridiumreparatie mislukt, moeten verder zonder. Moe, heet en bezweet terug om vier uur. Douchen en laptoppen. Internet is er weer, maar wordt teniet gedaan door stroomstoring. Afscheidsborrel en –(Koreaans) eten met Suzanne&Adrian. Voor slapen gaan beetje afkoeling na hete dag (ergens boven de 40 gr) met hoge luchtvochtigheid. 


Zaterdag, 24 juli 2010 – Oasis 6


In het Guesthouse (gers en kamers) is een grote groep van een kerkelijke organisatie uit HongKong, de V.S., Korea en de Philipijnen. Ze doen hier een vakantieweek vrijwilligerswerk. Zaterdag: vrije dag en dus is het druk op Oasis. S&A komen niet weg en G helpt hen met zonnepaneel-stroomvoorziening koelkast. Paul (Australiër) en Jost (Duitser) rollen de camping op en zijn vol frustraties na hun reis door China. (Heee Adrian: Viel Restworter! Wenig Kamelenmenschen und kein Mickey Mouse!!!)


Zondag, 25 juli 2010 – Oasis 7


Gerard is druk, soort helpdesk voor velerlei problemen (advising , instruction, explaining, helping out). Zoals: gebruik en mogelijkheden Garmin, de techniek van 4-wheeldrive, reparatie zonnepaneel, te rijden routes,  gps-sen voorzien van kaarten, waypoints en tracks… Het neemt veel tijd, maar het maakt verschillende mensen heel blij!
Suzanne&Adrian gaan nu echt weg, ook al “roept de steppe niet echt hard”. Zwitserse messen worden gewisseld als souvenir.
En, wat een verschil met gisteren. Was het toen ergens boven de 40 r, vandaag is het koel om niet te zeggen koud! Nu en dan regent het. Alleen Paul, Jost en wij zijn op Oasis. Zo kom je nog eens tot werken! De update vordert eindelijk…


Maandag, 26 juli 2010 – Oasis 8, maar niet helemaal! 


Geen goed begin! Bij het zetten van de koffie knal ik de thermosfles met het filter om. Alles onder koffie en prut! Een uur later is alles geruimd, gespoeld en gedweild, doen de gaspitten het weer en is er KOFFIE!
De website wordt bij de tijd gebracht en wij gaan op weg naar ruimte, stilte en mooie uitzichten in het centrum en het noorden van Mongolië…