home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
East Mediterranean 2009
::
turkey
  • algemeen
  • europe 1
  • turkey
  • syria
  • europe 2
::
reisverslag
East Mediterranean 2009 :: turkey :: reisverslag


Zondag, 27 september 2009 – Twee = Drie nachten en verdwaald in Istanboel

 

Na het ontbijt maken we alles klaar voor de site. Het uploaden kost veel tijd. Regelmatig ligt de verbinding er uit. En als alles eindelijk klaar is, blijken er ook nog problemen met de mailinglist te zijn. Tegen twaalven is alles gedaan.
Mevrouw (van de camping) is druk met nieuwe klanten en uiteindelijk hebben we haar aandacht. Drie nachten?, vraagt ze. Wij: Nee, twee: vanaf vrijdag tot nu. Zij verbaasd: Gaan jullie nu weg?. Dat bevestigen we. Dus dat is dan drie nachten, stelt ze tevreden vast. Verbijsterd kijken we haar aan. Geduldig legt ze het ons uit: Je moet om 12 uur vertrekken en hoe laat is het nu? Tien voor half een?
Juist, dus dat telt voor een hele dag. Voor geen enkel argument is ze gevoelig. Ik verdwijn maar, want tegen vanzelfsprekendheden van deze soort, ben ik niet echt opgewassen. Gerard constateert, dat ze te dom is voor woorden en betaalt drie dagen.
Even stoom afblazen bij Channa & Thiemen, totdat we weer lucht genoeg hebben om hun Peugeot J7 camper te bewonderen. Prachtig campertje met alles drop, dran en drin. En dat alles in een knusse kajuituitvoering. We snappen, dat ze apetrots op hun wagentje zijn. Daarna doen zij de TOY-toer.
Half drie verdwijnen we van het toch wel dure campingterrein richting Edirne. Het wordt tijd voor Turkse Lira’s en een paar boodschappen. In een flink winkelcentrum kunnen we pinnen, doen we inkopen (meer dan gepland) en schaft Gerard Turkse instappertjes aan. We eten een burger (bij de -King) en dan is het alweer een uur of vier. Gezien de tijd, lijkt het ons een goed plan om eerst door te stomen naar Istanboel.
De nieuwe snelweg is goed en helemaal leeg, de ruim 200 km gaan dan ook vlot. Om half zes staan we op een bewaakte Parking aan de Zee van Marmara (met dank aan C&T voor de tips en waypoints) vlak onder de Blauwe Moskee. We wandelen naar boven, door de Grote Bazaar naar de Blauwe Moskee, die we nog net kunnen bezoeken. Prachtig! Daarna kuieren we langs de Aya Sofia, door straatjes, langs winkeltjes en komen we in een restaurantje terecht, dat geen alcoholvergunning heeft. Pech, we zijn, en kijken kennelijk, teleurgesteld. De ober fluistert ons toe, dat hij wel wat kan regelen. Maar niet in een echt wijnglas, dat zou van buitenaf opvallen. Vinden wij ook, bovendien wijn kan prima in limonadeglazen! Ik suggereer hem om er een cola-flesje bij te zetten, dan lijkt het echter. Hij is onder de indruk van zoveel raffinement.
Maar ja, dat wij, reizend in moslimlanden, al vaker met dit bijltje gehakt hebben, kan hij natuurlijk ook niet weten. En zo kan het gebeuren, dat ook twee Scandinavische stellen genieten van “Turkse Diet Coke”.
Na het eten verkennen we het centrum verder. In een leerwinkel bewonderen we de foto van de eigenaar (een in Houten geboren Turk) met Wim Kok en echtgenote Rita. Daar is-ie trots op. Dat komt, zijn vrouw Tineke (“een echte Friezin”) is een nicht van Rita.
Dit is een gebied met veel leuke restaurantjes, terrasjes en winkeltjes. Uiteraard is dit de plek, waar de toeristen komen. De prijzen zijn er ook naar. We nemen een drankje en ontmoeten twee Nederlandse vrienden. En ach ja, de wereld is klein, Jeroen is bedrijfsleider geweest bij een, voor Gerard zeer bekend, sloopbedrijf. De uitwisseling wordt een feest der herkenning.
Als we terugwandelen kiezen we, inderdaad zonder Mien, niet de goeie koers en we verdwalen. Na een half uur proberen, nemen we een taxi en zijn snel thuis. We verzetten TOY naar een donkerder plekkie en slapen snel in na al die Turkse Diet Coke.
Ook vandaag was het weer zoals het zijn moet: zonnig en warm. Het regenbuitje bij het naderen van Istanboel was snel voorbij. Heerlijk, zo’n verlengde zomer.


Maandag, 28 september 2009 – Een boel Istanboel


Om een uur of half negen wandelen we weer omhoog naar onze grote boei, de blauwe Moskee. We prenten onze wandelroute nu beter in, da’s wel zo makkelijk met het oog op de terugweg. Deze keer vermijden we de Grote Bazaar, waar je doorlopend de verkopers van het lijf moet houden, maar kuieren we over het Hippodrome. Er zijn wel toeristen, maar gelukkig geen grote hordes. We ontbijten op een gezellig terrasje.
Op naar de Aya Sofia, die op maandag gesloten blijkt! Dus gaan we naar de Basilica Cisterne (Byzantijnse bouwkunst uit 532 voor het paleis van keizer Justinianus), een enorm ondergronds waterreservoir. De herkomst van de zuilen is nogal divers, overal zijn ze vandaan gescharreld en geroofd. Het is er donker en alleen de zuilen zijn zacht verlicht, er klinkt muziek en gedruppel, in het water zwemmen vissen. Te gek!
Terug in daglicht kiezen we voor een stadstoer met de hop on hop off bus. Het is inmiddels middaguur en knap druk. De bus moet op zijn tijd letten en drukt lekker door. De informatie krijgen we over een koptelefoon. Mooi systeem, als het werkt. Zo halverwege de rit begint het ding heftig te knetteren bij de helft van de mensen boven in de bus. Om een lang verhaal kort te maken, na het nodige geharrewar, parkeert de chauffeur en met de gsm aan het oor volgt hij (technische) instructies op. Hij duikt onder de banken en frummelt aan aansluitingen. Nadat hij onder onze bank is bezig geweest, is het geknetter weg. Iedereen opgelucht. Voor heel even. We rijden nog geen vijf minuten als iedereen de koptelefoon van zich af gooit. Het kabaal is op volle sterkte terug. De irritatie loopt op. Gerard heeft goed opgelet en kijkt ook onder de bank. Natuurlijk: een gammele aansluiting! Afijn, de rest van de rit, duikt Gerard na ieder bobbeltje op de weg onder de bank en maakt de stekker los en weer vast tot de volgende hobbel.
De stemming zit er weer helemaal in en wordt lacherig. Gerard’s actie wordt zeer gewaardeerd en mensen vinden, dat hij de fooi heeft verdiend.
Door dit alles, komen we in contact met drie mensen die in Dubai wonen. En zoveel is duidelijk: als we die kant op gaan en we hebben een uitnodiging of anderszins hulp nodig, dan hoeven we maar te bellen.
De chauffeur staat niet open voor technisch advies en zonder op te zien gaat hij naar boven met een schroevendraaier in de hand. 
Na een heerlijke lunch bij Medusa (waar een laptop ter beschikking staat en we dus even e-mail kunnen checken), gaan we op weg naar de Süleymanimoskee. Een heerlijke wandeling wordt het. Het leidt ons door de straatjes, waar de inwoners van Istanboel hun inkopen doen. Geen toerist is er te bekennen. Opvallend zijn de winkels waar men heel veel van één en hetzelfde product verkoopt. Zo komen we bijvoorbeeld in een kindersokkenwinkel terecht. Er is alleen maar dat. Ongelofelijk. We kopen voor de drie kleinste meiden (Yara, Olivia en Zoë) sokjes zo zoet als het alomtegenwoordige Turks Fruit. En elders vind ik een buiktasje en Gerard een portemonnee.
De moskee ligt prachtig, het is na alle rommelige en stoffige drukte een verademing om hier te zijn.
We bekijken de tombes van Sultan Süleyman en zijn geliefde Roxelana (die overigens geen lieverdje was). In de moskee is het gebed gaande, dus drinken we iets in een van de bij het complex horende gebouwen (aan de Verslaafdensteeg) nu in gebruik als café. Dit complex is ook van de hand van de legendarische architect Sinan. Helaas is alleen de vestibule opengesteld. De rest wordt grondig opgeknapt. Goed natuurlijk, maar voor ons pech!.
Vanaf hier kuieren we omlaag, richting Bosporus. En weer komen we in de zeer hoog gespecialiseerde niet alleen winkels, maar zelfs hele winkelstraten, terecht. En die ene straat slaat werkelijk alles! Winkel na winkel boordevol met alleen maar gespen, gespen en nog eens gespen. We zijn diep onder de indruk.
En ja, iedere winkel met enige vorm van techniek, geniet Gerard ’s uitgebreide aandacht. Ik wacht dan zittend op een of ander stoepie en zie het straatleven aan. Ik zie, hoe men allerlei zooi op straat gooit, hoe men nieuwe spullen de kleine puitjes in propt, ik zie hoe een deur verder bergen verpakkingsmateriaal er weer uit gaan, hoe rommelig en tegelijkertijd soepel het verkeer hier toegaat. Niemand die toetert of zich echt druk maakt.

 

 

Beneden belanden we in de soukh. Het is eind van de middag en de tijd voor de dagelijkse, en andere, inkopen. Stalletjes met kaas, veel kaas (ja, Turkije is wat dat betreft helemaal mijn land!), netjes gedrapeerde vis, kruiden in kleurige en hoge bergen, plastic rommel. Dit is zo helemaal niet Europa!
We genieten.
Op de Galatabrug zien we nog net hoe de ondergaande zon het goud op de vele koepels en minaretten van de moskeeën en paleizen in de stad oplicht en we zien hoe vissers mannetje aan mannetje vanaf de brug hun hengels uitwerpen. Onder de brug wandelen we langs de visrestaurants en kiezen er een.
De visselectie. valt tegen. De eigen smaak van de verschillende vissen zijn ergens aan ten onder gegaan.
Met een taxi willen we naar het Sultanemethplein voor een terrasje en een drankje. De taxichauffeur houdt een heftig verhaal in het Turks. Geen woord Engels spreekt hij. We hebben de indruk, dat hij vindt, dat naar boven lopen makkelijk zat is en dat we helemaal geen taxi nodig hebben. Wij denken daar toch echt anders over met onze gevulde visbuikjes. En gelukkig is ook hier de klant koning.
Bij een terrasje wordt onze aandacht getrokken. Horen we daar Cesaria Evora? Jawel, een vriendelijke, en errug dunne, ober deelt ons enthousiasme voor deze dame op leeftijd. En ook blijkt hij een liefhebber van Neil Young, Cat Stevens en issie bovendien nog eens een groot fan van Ry Cooder. Duidelijk, hier nemen we ons afzakkertje. We beslissen meteen ook maar, dat we ons vertrek uitstellen tot na een bezoek aan de Aya Sofia.
Deze keer vinden we rechtstreeks en zonder mankeren de weg terug naar TOY, die nog steeds in gezelschap van een buscamper en een koegekleurde campervan op ons wacht.
De zee ruist, auto’s racen over de Kennedyboulevard, boten stomen op, vissersbootjes tjoeken naar zee, een vliegtuig zet zijn daling in, en wij slapen.


Dinsdag, 29 september 2009 – Aya Sofia, geen Topkapi en de stad uit


Bijtijds op, lekker ontbijtje bij Medusa en om half tien staan we bij de Aya Sofia. Vele bussen hebben dan al hun lading uitgespuwd. Desondanks geen ellenlange rijen. Wij kunnen met het boek in de hand en een hier en daar meegepikt gidsverhaal, onze eigen ronde doen. We zijn onder de indruk, ondanks de steigers.
Ook hier wordt volop gerestaureerd. Vanaf de bovengalerijen is nog beter de grootsheid van het gebouw te zien. Gebouwd als Byzantijnse kerk, verbouwd tot moskee en nu museum. Prachtig om de sporen van twee religies hier zo huiselijk samen te zien.
Onze speciale belangstelling gaat uit naar het mozaïek van Christus met keizer Constatijn de 9e en Keizerin Zoë. Inderdaad, het is haar naam, maar ook haar geschiedenis, die de moeite waard is. Drie achtereenvolgende keizerlijke echtgenoten heeft zij gehad. Wij constateren, dat zij dus wel een bijzondere en lieftallige dame geweest moet zijn. Net als Zoë, onze jongste kleindochter, stellen wij opgewekt vast.
Nu we toch lekker bezig zijn, kunnen we net zo goed het Topkapi Paleis bezoeken. Lesje niet goed geleerd: dinsdags gesloten. Terug dus naar Plan A: de stad uit.
We wandelen naar beneden, maken TOY en onszelf reisvaardig, pikken van de Schotse buurman (van de koekar) nog mee, dat hij een 30-daags visum heeft weten te bemachtigen voor Iran. Althans: bijna. Met een codenummer moet hij nu nog naar het consulaat. We zijn benieuwd.
We rijden rond deze prachtige landtong in Istanboel, langs de Galatabrug en gaan over de Atatürkburg richting Bosporusbrug, die Gerard heel graag over wil. Gelukkig hebben we het kaartje van Channa & Thiemen. We kunnen er zonder probleem en in een wippie over. Indrukwekkend staaltje techniek.
Rustig gaat het voort op de E80 naar Ankara. Het duurt zo’n 40 kilometer voor de (flat-) bebouwing verdwijnt en er iets meer van het landschap te zien is. 15 tot 20 Miljoen inwoners telt Istanboel en dat is een boel! We doen een snelle Burger bij de Burgerking (daar waar I&O hun eerste Turkse nacht doorbrachten). In NaMa’s verslag lezen we over een fantastische camping, die zij een dagetappe na Istanboel bereikten. Dat lijkt ons wel wat: weer eens douchen enzo. Helaas hebben we geen waypoints, alleen de naam van een plaatsje dat niet op onze kaart te vinden is en niet door Mien gekend wordt.
Dus gaan we gewoon door op de ingeslagen weg en “we zien wel”.
We koersen aan op Safranbolu, een bijzonder dorpje en een worldheritagesite. Om een uur of half zes zijn wij er wel, maar de camping niet. Bij een hotel informeren we naar mogelijkheden. En dat zijn er drie: achter de brandweerkazerne (groot woord voor het bescheiden hokkie waar de mannen hun oproepen afwachten) is een P-plek, of bij het antieke vliegtuig, of inderdaad ergens langs een wagenspoor daarboven waar we al op verkenning geweest waren. De laatste wordt het. We hebben nog even een probleem met de watervoorziening. Maar Gerard fixt het. En knus binnen eten we ‘n eenvoudige doch prima maaltijd. En, natuurlijlk, een glaasje wijn. Gerard’s onderuitstoel in het middenpad doet het goed. Hier staan we dan op ons hoge punt. Vannacht waken wij over het dal en dorp.

 

Woensdag, 30 september 2009 – Osmaanse huizen en een blauwe Zwarte Zee

 

 

Ook deze dag begint heerlijk zonnig. We kijken uit over het dal en de vlakte waarop we staan en genieten. We ontbijten rustig en lekker met gekookte eitjes en brood. En koffie natuurlijk.
In het dorp zijn we de enige, in ieder geval de eerste, bezoekers. We wandelen er rond en het is er enig. Prachtige huizen in de (volgens het boekje) Turkse of Ottomaanse stijl, een soort fachwerk. Opvallend zijn de buiten de gevel stekende ramen en de luikjes. De straten zijn van keien, die in de loop van de eeuwen hier en daar glimmend glad zijn geworden van de ontelbare voetstappen, die erover gingen. Er zijn nauwe straatjes en een door ‘n kleine stroom diep uitgesleten gorge. Prachtig is ook de caravanserail, waar reiziger en dieren rust en voedsel vonden. Nu is het in gebruik als hotel. Ook dit stadje was een belangrijke stop op de grote oost-west handelsroute (de zijderoute), waarover vanuit Azië goederen naar Europa vervoerd werden.
Gerard vergaapt zich weer aan de piepkleine werkplaatsjes, waar ijzer gesmeed en bewerkt wordt. Twee jongemannen zitten in de open lucht aan een tafel en lijmen replica’s van de huizen in elkaar. Hier en daar gaan er winkeltjes open. En natuurlijk zijn er de zaken, die uitpuilen van het zoete goed. Turkish Delight is de bekendste, maar er is veel en veel meer, waarmee je lijn en tanden kunt bederven. Wij houden het bij noga!
Tevreden vervolgen we de route, die we inmiddels alweer veranderd hebben. We rijden wat langer door het binnenland voor we naar de kust gaan. De wegen zijn op kaart bijna allemaal tweebaans. In de praktijk echter blijken ze omgetoverd tot joviale vierbaanswegen, of bijna. Overal wordt er aan de weg “getimmerd”. Vanuit Ankara is er een flink netwerk van autosnelwegen aan het ontstaan. Ook hier naar de kust en naar Oost-Anatolië. Maar het allermooiste vinden we toch de kleine smalle en slingerende wegen.
Via Arac rijden we naar Kastamonu en vandaar noordwaarts naar de Zwarte Zee kust om het vissershaventje van Sinop te gaan zien. De route is een prachtige kronkelweg over een pas van 1.300 meter. Lager in het gebergte zien we hoe de nieuwe weg zijn vorm krijgt. In de buurt van onze bestemming stuiten we op een indrukwekkend bord, dat een camping (Marti) in Sinop aanprijst. Mooi, want een douche zou nog steeds zeer welkom zijn. We worden richting vliegveld gedirigeerd. En jawel, dáár is de camping. Aan de Zwarte Zee (die toch echt gewoon blauw is, hoor Mirre!) nog wel. Geweldig toch? Dat wel, maar verder ziet het er zeer gesloten en doods uit. Ook enigszins verwaarloosd. Een koppel koeien houdt het gras nog kort. Het rolhek zit niet op slot, we kunnen dus naar binnen. Wc en douche blijven gesloten, maar we kijken uit over de Zwarte Zee. Dat weer wel.
De zon gaat prachtig onder, een teken overigens voor de muggen om ons eens lekker te gaan steken. Maar wij hebben goede stinkmiddelen om terug te vechten. Het is zacht en windstil en heerlijk om buiten te zitten. De pasta met goulash en komkommersalade gaan er goed in samen met de Turkse wijn.
De maan groeit naar haar afronding, de zee ruist en verder is het stil. Mooi toch? Later in de nacht, spettert er regen op het TOY-dak. Voor het eerst sinds lange tijd.


Donderdag, 1 oktober 2009 – Accu’s en voetballers


Terwijl ik koffie maak, stelt Gerard de wiellagers bij. Zijn we van dat geluid af. We zwaaien de koeien gedag en rijden naar Sinop. Volgens de gids zou de haven daar een “verborgen parel” zijn. Errug goed verborgen blijkbaar. De haven die we zien, is gewoon een leuke haven. Maar, in onze ogen, niet bijzonder. Wel leuk is het om de landtong, waarop Sinop ligt, helemaal rond te rijden. Geen goeie route voor hoogtevrezers. De smalle weg loopt langs loodrechte hellingen en laat ons ver over de Zwarte Zee uit kijken. We kopen brood, wat groente en fruit en vervolgen onze weg naar Samsun.
In Samsun willen we zoeken naar een oplossing van ons TOY-energieprobleem: zwakke auto-accu’s (die we al eerder hadden moeten vervangen!) en het kapotte DSB (DiodeScheidingsBlok: een apparaat, dat ervoor zorgt dat de dynamo éérst de auto-accu’s en daarna de camperaccu laadt). Ondertussen rijden we langs de Zwarte Zee kust, waarvan een deel mooi is en de rest door een vlakte van landbouwgronden voert. Niet echt interessant en we besluiten om niet tot Trabson door te rijden, maar eerder het binnenland in te gaan.
Bij Samsun (tabak!!!) rijden we speurend naar DHL (voor informatie), Mastervolt (electra), accubedrijven door de binnenste ring van deze stad met een miljoen inwoners. Ook hier schurken de autobedrijven en alles wat daarbij hoort, tegen elkaar aan. We slaan ergens af en we zitten midden tussen de bandenboeren. Op één zaak na. We zien “Yason Agü” en Varta-reclames. Die moeten we hebben. Het blijkt een klein bedrijf van vader en zoon, de direct hulpvaardig en meedenkend zijn. Om kort te gaan: we zijn er rond half twee en om half zes vertrekken we met twee nieuwe accu’s en een schakelaar, waarmee we de dynamo kunnen schakelen tussen auto-accu’s en camperaccu. Mien (Garmin) laat ons zien hoe het met de auto-accu’s gesteld is en op onze monitor zijn de gegevens van de camperaccu af te lezen.
En nu verder. Het schemert al. Aan de rand  van de stad denken we nog even een camping te vinden, maar het is een parkeerplaats. Tien kilometer verderop zien we het Airport Resort Hotel. De naam vermoedt meer dan het is, maar het biedt ons alles waar we nu naar snakken: EEN DOUCHE, w.c., bed en eten.
Het is klaar voor vandaag, we zoeken niet verder. We worden superaardig ontvangen, krijgen een leuke korting en morgen kunnen we de watertanks voltappen. Geregeld. Afijn, de badkamer wordt intensief gebruikt, evenals het wifi.
Onze lunch is er vanmiddag bij ingeschoten door alle gedoe, dus snel op naar het restaurant. Er zitten een paar mensen, maar er wordt ook een lange tafel gedekt. Onze ober spreekt alleen Turks en is uiterst nerveus door die buitenlanders, die steeds dingen bestellen die ze niet hebben. Uiteindelijk zijn we rond, maar we verwachten toch nog verrassingen. Een andere ober heeft zich inmiddels over ons ontfermd.
Hij mimet, dat hij brood gaat roosteren. Wij mimen terug, dat we dat lekker vinden. Dan mimen we, dat we graag boter willen. Bijna maakt hij een vreugdedansje als hij weet wat we bedoelen. Het begint op een televisiequiz te lijken. Hij schept er zoveel vreugde in het ons naar de zin te maken, dat hij na een door ons niet-begrepen mime, weghuppelt en terug komt met honing. Opgewonden doet hij voor hoe we eerst boter en dan honing op het geroosterde brood moeten doen. We hebben het niet meer. Met hardnekkige lieve aandacht volgt hij ons met zijn dienstbetoon. Zo wijst hij op de verpakte boter en zegt “good?” (toch niet doofstom dus). Wij bevestigen. Met een triomfantelijk gebaar zegt hij: “better” en zet een schoteltje met verse boter op tafel.
En dan onze bestelling. De wijn is erg goed, mijn hoofdgerecht komt voor ons gezamenlijk voorgerecht en halverwege beide, krijgt Gerard zijn hoofdgerecht: een stelletje fantastische visjes.
Ondertussen is er een bus onder begeleiding van politie met zwaailichten gearriveerd. Het blijkt een voetbalteam (uit de Turkse tweede divisie) en met een duidelijk aanvallende instelling. Niemand wacht op iemand. De mannen zijn nog niet gezeten, of ze storten zich op het eetbare deel van de gedekte tafel. Gerard belt met de familievoetbaldeskundige (JanGsr), haalt het fototoestel en knoopt een gesprek aan.
Er blijkt een Belgische speler tussen te zitten, die het een en ander uitlegt en een shirt (voor neefje Huub) toezegt. Tja, dat maakt je op een gesloten camping met koeien niet mee.
Op onze 6e etage, updaten we onszelf via het internet en CNN. Toch een goeie dag. Hier aan de Zwarte Zee is het weer mild. De zon is krachtig en wolken temperen.


Vrijdag, 2 oktober 2009 – Naar het binnenland


Het Turkse ontbijt beginnen we zo langzamerhand te kennen: brood, komkommer, tomaten, kazen, hardgekookt ei, worst. Dat is de kern. De koffie die we tappen smaakt wel erg naar thee. Het blijkt thee, die zich als koffie vermomd heeft. Want Koffie = Nescafé. (Goed voor jullie dus SPH!).
De Belgische voetballer kan bij nader inzien het toegezegde voetbalshirt niet leveren. (Pech voor Huub dus!) en met enige overredingskracht mag Gerard het water uit de keuken, dat voor consumptie bestemd is, gebruiken voor het vullen van de jerrycans. Na tienen vertrekken we om een eindje verderop te stoppen. Nu alles weer vol is (water, stroom) kan er ook nog wel diesel bij. De mannen knoeien en daar heeft Gerard een pesthekel aan. Om het goed te maken, spuiten ze met een hogedrukspuit TOY glanzend schoon.
En daar gaan we dan voor de laatste 80 Zwarte-Zee-kust-kilometers. Dit deel is zowaar nog leuk ook.
We passeren een paar stadjes met badplaatsachtig allure. Bij Fatsa slaan we af naar het zuiden. Aanvankelijk zitten we nog volop in het groen, maar wel op een simpele asfaltweg door een gebied en dorpjes waar de 21e eeuw ineens ver weg lijkt. Steeds hoger gaat het en in het tweede deel genieten we van ruige rotsen en spetterende vergezichten. We zien een besneeuwde berg, maar kunnen niet identificeren welke het is. De lunchpauze is een feestje: mooi plekje, lekker warm en stil.
Bij Koyhulhisar bereiken we de grotere E80. Die kronkelt prachtig door ruige bergen. De tweebaansweg wordt ook hier ongelofelijk op de schop genomen. Zo te zien gaat het een enorme vierbaans worden. Riviertjes worden ingedamd en dalen worden stuwmeren. Wegen en bruggen verdwijnen, soms gedeeltelijk, onder water.

 

 

Even slaat de schrik ons om het hart als TOY na een fotostop niet direct start. ’t Valt mee. Toch maar de knop van de camperaccu naar de auto-accu’s omgezet. Als het dal wat vlakker is geworden, vinden we een afslag voor een bivakplek. Een meevaller, als je bedenkt, dat de nieuwe weg soms wel een steile rand van zo’n 40 cm heeft. En zo staan we onder de volle maan aan de rand van een akker. We horen de krekels en heel in de verte de doorgaande weg. Wat zullen we slapen…


Zaterdag, 3 oktober 2009 – Zeeuwse Turk of Turkse Zeeuw


De zon is al direct krachtig, maar er waait ook een fris windje. Vandaag ontbijten we met cruesli en yoghurt. Het is lekker zitten daar op ons akkertje. We kijken uit op het dal en de geploegde heuvels. Mooi. Als Gerard ook nog een van de branders schoon heeft gemaakt, kunnen we vertrekken.
Op de E80 gaat het verder zoals we inmiddels gewend zijn. Soms rijden we op de oude asfaltweg of een deel ervan, dan weer kilometers gravel, dan weer spiksplinter nieuw asfalt. Overal wordt gewerkt met de beste en nieuwste machines en overal worden gewone asfaltwegen tot 2x2-wegen omgebouwd. Bergen worden afgegraven en dalen volgestort. Tjonge,tjonge! Gerard is (als water- en wegenbouwdeskundige) danig onder de indruk. En, zo nu en dan kunnen we ons dan toch tevreden voelen, dat we een 4x4 onder de gat hebben.
Vlotjes bereiken we de grote doorgaande route naar het oosten (D100). Bij Refahiye vinden we de afslag in zuidelijke richting op weg naar Kemaliye. Dit dorp en het er vlakbij gelegen etnografische museum is ons reisdoel voor vandaag en we hebben ingeschat dat het een mooie route door de bergen zou kunnen zijn.
En dat klopt. Prachtige rauwe bergen, snelstromende beekjes en dan ook nog: de Eufraat. Die perst zich door smalle kloven om uiteindelijk in een stuwmeer terecht te komen voordat ie weer losgelaten wordt richting Syrië. We gaan verschillende passen over (tot 1.600 m). Vandaag hebben we voor het eerst het gevoel echt in ons element te zijn.
In Kemaliye parkeren we en wandelen rond. De Osmaanse huizen zijn ook hier mooi, maar behoorlijk verwaarloosd. Het verschil met Safranbolu is groot. We ontmoeten er een backpackende Amerikaan op leeftijd. Als jonge vent heeft hij in Turkije gewerkt voor het Peace Corps. Nu zoekt hij naar de sporen van die tijd. Hij lift en reist per openbaar vervoer en vanmorgen is hij vanuit Syrië hierheen gekomen. Hij raadt ons een hotel in Aleppo aan en geeft ons zijn overgebleven Syrische Dollars.
Drie kilometer verderop zou een dorpje met het Etnografisch museum moeten zijn. We tellen kilometers en speuren, maar vinden het niet. Het kan natuurlijk aan ons (gebrek aan) Turks liggen.
Niet getreurd, de route is nog steeds om te watertanden. Diep beneden ons ligt de aanloop van het verderop gelegen grote stuwmeer. We slaan af in noordelijke richting, gaan over een brug en belanden in een wat groter dorp met een pleintje, waar we een bakker en een paar supermarktjes traceren. Mooi, want het is tijd voor brood en water. Al meteen meldt zich een politieagent. Hij wil onze paspoorten zien “voor onze security” meldt hij. Vandaag zijn we twee keer eerder uitvoerig gecheckt bij grimmig uitziende posten die met zakken zand gebarricadeerd waren en waar pantserwagens en militairen met vrij serieuze wapens op alles bedacht leken. Men is overigens vriendelijk en we worden steeds van harte welkom geheten, nadat gebleken is dat we echt wel ongevaarlijk zijn.
Als we terugkomen uit de bakkerswinkel (waar we niet mochten betalen voor het brood!), spreekt iemand ons in het Nederlands aan. Het is Adnan, woonachtig in Rilland/Zeeland (inderdaad Pier & Jacquelien: 100 meter bij jullie vandaan!). Hij komt kijken of hij ons behulpzaam kan zijn bij de boodschappen. Dat kan hij en ook kunnen we door hem meteen de muntjes voor Nicoline’s verzameling compleet maken. Hij nodigt ons uit op de koffie in het huis van zijn moeder bij wie hij op bezoek is. Het is heerlijk om in het Nederlands allerlei dingen te verhelderen. Zoals die wegen bijvoorbeeld. Deze regering wil voor 2011 in het hele land de tweebaanswegen verbreed hebben tot die “twee-twee-wegen”. Volgens onze zegsman, omdat Turkije het hoogste aantal verkeersdoden van EU heeft. Wij veronderstellen, dat het ook economisch het nodige zal opleveren. Veel gebieden raken daardoor wel goed ontsloten.
Adnan’s moeder heeft 23 jaar in Zeeland gewoond. Sinds 1992 is ze weer terug in haar oude dorp, haar man is twee jaar geleden overleden. Twee kinderen (Adnan en zijn zus) wonen in Nederland en de jongste zoon in Istanboel. Gelukkig is hier de sociale cohesie een ietsiepietsie sterker dan in NL. Mensen bekommeren zich om elkaar, en dus ook om haar. Dat merken wij al meteen, als we TOY parkeren naast het huis. Buren begroeten ons en nodigen ons op de thee. De benedenbuurvrouw komt verse zelfgemaakte karnemelk brengen en zorgt mee bij het eten.
Ook komt naar voren, hoe Adnan verdeeld is geraakt tussen twee werelden: de Nederlandse en de Turkse. We praten ook over de militaire controles. Adnan vertelt, dat de PKK lange tijd actief is geweest in dit gebied. Er werden veel aanslagen gepleegd op overheidsgebouwen en -mensen.
Opmerkelijk is ook, dat in de beleving van de mensen hier, het weer sinds de komst van het stuwmeer is veranderd. De winters zijn minder streng en de zomers zijn droger geworden.
We eten een traditionele soep (heerlijk!) met brood, drinken verse karnemelk en eten watermeloen.
De buurjongetjes proberen het potlood-draai-trucje te leren en dollen met Gerard. Ik bewonder het minutieuze haakwerk, dat moeder vroeger gemaakt heeft en wat ieder jong meisje nog steeds moet leren (na haar huiswerk van school).
En dan is het tijd om in ons TOY-bed te klimmen. Heel even horen we bij deze gastvrije en vriendelijke gemeenschap. Boven op de berg waakt een regiment militairen over ons.


Zondag, 4 oktober 2009 – De heerlijkheid van een eigen dalletje

 

 

Om half acht zijn we kant en klaar. Bij de onderburen is er leven. We nemen afscheid van het aardige gezin en gaan naar Adnan en zijn moeder. We slaan de aangeboden thee en koffie af, we willen vandaag een flink stuk oostwaarts opschuiven. Na het hartelijke afscheid genieten we weer van het landschap. Het stuwmeer is nog een flinke tijd ons gezelschap.
Bij de koffiepauze doet Gerard een ingreep onder de TOY om een theorie te testen aangaande de inmiddels lang aanwezige en beruchte “plop”. De plop is weliswaar niet weg, maar wel zachter. Het bevestigt de theorie!
Rond de middag hebben we de 100 (de oost-westverbinding) bereikt. De weg, aanvankelijk tweebaans, slingert zich door een kloof, die geleidelijk opener wordt en overgaat in een vlakte. Het landschap doet steppeachtig aan. Gelige grassen en snelstromende riviertjes. Hier en daar een dorp en zo nu en dan een grote stad. We rijden inmiddels over een comfortabele vierbaans weg en schieten lekker op. En, we blijven op hoogte, steeds zo tussen de 1.800 en 2.000 meter. En natuurlijk treffen we ook hier wegwerkzaamheden in alle fasen.
Voor de lunch doen we een wegrestaurant aan. Helemaal uit de tijd, dat de verbinding nog door vrachtwagenchauffeurs en avonturiers werd bevolkt. We zitten lekker buiten op een terras. We zien hoe er asfalt wordt gestort en hoe een jongeman de auto’s van de gasten lekker insopt en afspuit.
Terwijl wij kip en kebab eten, staat TOY glanzend klaar.
Bij Erzurum nemen we de rondweg. We hebben onze excursies in dit deel van Turkije voorlopig beperkt tot Ani (voorbij Kars) aan de Armeense grens. Als wij bijna rond de stad zijn, moeten we stoppen. Als tweede in een groeiende file staan we. Voor ons is een vrachtwagen pardoes van de weg gekieperd. Ze bouwen hier de wegen op een flink zand- en grindbed, waar bovenop weer de nodige asfaltlagen komen.
De zijkanten vormen zo een hoge scherpe rand, meestal overgaand in een steil talud of in een gapende afgrond . Nee, het zijn geen wegen om een beetje te suffen.
Gerard gaat poolshoogte nemen en ziet hoe een kraanwagen de op zijn zijkant liggende vrachtwagen wil gaan bergen. Dat zal niet gaan lukken voorlopig, stelt Gerard vast en dus staat ons een lange tijd van wachten te wachten. Hij ziet een uitweg en overlegt met de verkeersagent. Kortom, de auto’s voor ons worden aan de kant gedirigeerd en daar “stapt” TOY bandje voor bandje door het diepe middentalud naar de andere weghelft. We keren om en gaan door de stad naar een verderop gelegen punt van de snelweg. Halleluja, dat kan met een auto als de onze. Van het wegdeel met de omgevallen wagen, zien we nog steeds geen verkeer komen. Tevreden tjoeken we voort.

 

 

Bij Horasan slaan af op de D957 in noord-oostelijke richting naar Kars. De vlakte is verdwenen en we rijden nu door een stroomdal nog steeds in steppe-uitvoering. Heerlijk, dit voelt wel weer als een expeditie. Mien laat zien, dat de zon steeds vroeger onder zal gaan. Tijd voor een bivak. Er zijn niet veel afslagen. Gelukkig vinden we een oude bocht van de weg pal achter een rotsige berg. We hebben een prachtig eigen dalletje bij een beekje. Zelfs de temperatuur is er fantastisch. Voor het eerst kunnen we nog een poos buiten zitten. Het portje doet het goed en de maan krabbelt stukje bij beetje boven de bergwand uit. Om negen uur steekt er wind op waardoor het te koud wordt. Binnen is het knus en warm.
De krekels laten zich weer horen, het riviertje natuurlijk en verder is er een heerlijke stilte.

 

Maandag, 5 oktober 2009 – de P.C.Hooft van Kars en een wanhopige ezel in Ani


We worden wakker van geklop. Althans daar lijkt het op. Even denken we, dat er iemand aan de TOY-poort staat. Maar dan beseffen we, dat er op het dak een ravenpaaartje aan het exploreren is geslagen.
Als de zon TOY bereikt heeft, staan we op. Twee gebroken eieren en de verse kaas worden verwerkt tot een heerlijke omelet. We genieten zo van deze plek, dat we pas om kwart over elf vertrekken.
Ook in de ochtendzon is het dal prachtig.
Vrij plotseling rijden we de immense ruimte van een vlakte op. Zo ver we kijken is het bouwland. Stoppelvelden en grasland. Het laatste hooi wordt binnengehaald. De boer zit op een sulkyachtige tractor en maakt hoopjes, die hoog op brede aanhangers worden gestapeld. Overal komen we ze op de weg tegen.
Rond het middaguur zijn we in Kars. In een van de gidsen stond, dat we bij de politie een vergunning voor een bezoek aan Ani moesten halen. Zodoende. Een agent vertelt ons, dat het niet meer hoeft en vertelt ons ook waar de toeristeninfo zit. Om half twee kunnen we er terecht. We verkennen het stadje en vinden een (relatief) mooie winkelstraat --onze “P.C. Hooft van Kars”-- met een heel prima restaurantje. Het lukt ook om een batterijtje voor mijn horloge te vinden (Euro 1,50), een paar nettere schoenen (herenschoenen!, damesmaat gaat niet verder dan 40!!!) en het internet op te gaan (E-mail, gastenboek). Bij de toeristinfo horen we, dat we gewoon bij Ani kaartjes kunnen kopen en dat we daar ook voor niks (want: “no water”) kunnen kamperen.
We trekken nu over de vlakte in zuidoostelijke richting en ineens hebben we zowel de Mount Aragats
(4.090 m) in Armenië als de Mount Ararat (5.165 m) zuidelijk in Turkije, in het vizier. En die twee staan nota bene 100 km uit elkaar.
Drie kwartier later zijn we bij Ani. De vierbaansweg gaat over in drie banen om in het dorp een smalle weg te worden tussen de keienmuurtjes. Hij eindigt schielijk aan het eind van het dorpje pal voor de ruïne van de ruïnestad Ani. Het dorp schurkt er zo’n beetje tegenaan. Het is een boerendorpje zoals we er meer zagen op de vlakte hier. Kleine huisjes met grasdaken, hopen mest, gestapelde mestplakken (voor de stook veronderstellen we), afgedekte bergen haksel (van maïsplanten?). Er scharrelen koeien, kippen, katten, honden, ganzen, paarden rond en hier en daar zien we mensen. En oh ja, en op de meeste van die grasdaken staan schotelantennes. Dat dan weer wel.
We parkeren voor de hoofdingang van de zo’n 1.000 jaar-oude vesting en melden ons bij het kaartjesloket. Daar staat iemand met beladen fiets. Het blijkt een Canadees, die vanuit China, door Azië, alle Stanlanden en Iran via Georgië Turkije is binnen komen fietsen over een hoge pas. En zijn programma gaat nog een aantal maanden door! Pffft, wel iets anders dan met het TOY-gaspedaal binnen bereik. Hij vertrekt, want hij gaat bivak maken ergens op de vlakte. Wij stellen TOY op, aan de noordwest kant van Ani op de weidse steppe en genieten in de warmte van de zon van een portje. Maar dan komt er een goed Engels sprekende militair aangerend, die ons vriendelijk maar toch wel dringend verzoekt ons bivak te verplaatsen naar de parking van een gebouw ietsje verderop. We zitten pal aan de Armeense grens en er zijn twee wachttorens binnen ons blikveld.
We verhuizen dus en och, ook op het nieuwe plekkie staan we goed en kijken we uit op de veste.
Een bedelende zwerfhond jagen we weg, want hier wonen wij nu voor even.
De verre sneeuwtoppen lichten prachtig op in de ondergaande zon. Daarna wordt het snel kouder, maar met een jack extra, kunnen we het buiten nog wel even uit houden.
In het dorpje wordt het donker en stil, op de honden na. Zo nu en dan barsten ze los in een gezamenlijk concert.
Heerlijk, ons bivakgevoel krijgt ook hier weer helemaal de ruimte. Later eten we soep en brood, drinken een glaasje wijn en lezen. En daar op de steppe van Oost Anatolië tussen vesting, dorp en Armeense grens, onder toezicht van de volle maan, slapen we lekker in. Hoewel … even is er die ezel! Nog nooit hoorden wij wanhopiger gebalk dan deze keer!


Dinsdag, 6 oktober 2009 – Van vestingstad Ani naar Isha Pasha Paleis


Ach die honden! De hele nacht bleven ze hun geblaf laten horen. Al het geluid vanuit het dorp stuitert op de vestingmuren, waardoor een stevige echo ontstaat, alsof we ons in een gigantische holle ruimte bevinden. En natuurlijk was daar steeds die wanhopige ezel. Vroeg in de morgen mengt de kraaiende haan zich in het concert, een hinnikend paard, gakkende ganzen, kakelende kippen en loeiende koeien… De zon kiert om een uur of zes de eerste stralen bij ons naar binnen. Er waait een stevige wind, waardoor de blaadjes van het boompje naast TOY klinkt als regen op ons dakkie. Kortom, ik ben vroeg wakker. Ik lees nog een poosje voordat Gerard en koffie dagklaar zijn.
Om een uur of negen gaan we de ruïnestad in. Zo’n 1.000 jaar geleden was dit de hoofdstad van Armenië. Bij een van de poorten komen we de kaartjesverkoper tegen met zijn kudde koeien. We wandelen door wat er over is van Ani. Er liggen bergen stenen als uitdaging aan archeologen en er staan redelijk intacte gebouwen, vrnl kerken. In de Middeleeuwen was dit een belangrijke stad aan de zijderoute. Er waren 10.000 huizen, 100.000 inwoners en, let op, 1.000 kerken(bron: Capitool reisgidsen)! Kom daar nu maar eens om. De vestingmuren met de torens zijn het best in tact. Vanaf de omringende vlakte imponeert dat, wat natuurlijk de bedoeling was. De geschiedenis van deze stad is lang en hevig. Na een verwoestende aardbeving in 1.319 werd Ani verlaten. In de vorige eeuw werd de ruïne herontdekt en staat inmiddels op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
De hele ochtend wandelen en klauteren we. Zien we de omgeving die ook in de bloeitijd van de stad zo geweest zal zijn, fraaie resten van kerken en hoe krakkemikkig men geprobeerd heeft het verval te stuiten. Duimen, dat de Unesco snel gelden heeft voor een grondige reddingsactie en restauratie.
Na TOY-koffie rijden we een onverharde weg richting Bigor, waar we in een flits ergens achter een mast onze Canadese fietser zien. In de buurt van Igdir vinden we een leuk restaurantje met lekker eten en erg aardige mensen. De goed Engels sprekende gerand met Universitaire opleiding, legt van alles uit over het voedsel, komt groenten, de vis, het vlees laten zien. Super(s)toppie.
Verderop krijgen we hem eindelijk weer in ons blikveld: de berg Ararat. Met zijn hoogte van 5.165 meter is het niet raar, dat hij steeds voor een deel in de wolken zit.
In Dogubayazit is het in de rommelige drukte even zoeken geblazen naar “ons paleisje”, namelijk het Isha Pasha Paleis. Keurig bewegwijzerd dat wel, maar soms staat een bordje domweg aan de verkeerde kant van de weg. Twee jongedames, die we inschatten op kennis van Engels, vertrekken geen spier, ze negeren ons totaal. Knap gedaan en duidelijk. En er zijn mannen genoeg op straat. Gerard rijdt enthousiast zelfs bijna een kazerne binnen. Geen nood, we worden onmiddellijk herkend als toeristen, die op zoek zijn naar het Isha Pasha Paleis. Om vier uur staan we hoog boven de stad en pal onder het paleis op een aardige camping samen met drie Poolse jongeren, die de berg Ararat op willen.
We sms-en met Dolf en Bas. Dat Dolf hier was, beseffen we nu pas goed. En de nabijheid van zo’n hoge berg is altijd aansprekend nieuws voor Bas. Prompt sms-t Bas terug, of we misschien een boottochtje gaan maken met Noach’s Travels. (De mythe wil, dat Noach met zijn ark hier boven op deze berg strandde, toen het water zakte.). Bas zou het vast wel weten: naar de top dus.


 

Het Resto komt zonder stroom te zitten, net als we de laptops willen laden. En eten doen we bovendien liever uit eigen keuken. Dus kruipen we knus in TOY, want buiten is de temperatuur snel gezakt en het waait behoorlijk. We eten een pasta en lezen.
Vandaag reden we door minder indrukwekkend landschap dan de afgelopen dagen. Maar de eerste onverharde route hebben we eindelijk te pakken. Nog even afgezien van de vele kilometers gravel op de wegen-in-aanleg. We blijven ons verbazen over de vaak wel 30 meter brede asfalt stroken, die ook worden neergelegd op plekken waar nauwelijks verkeer is. Hoewel, tijdens de werkzaamheden is het druk genoeg met al die veel te zwaar beladen zand- en steen- en teer- en cement-auto’s.
Het windje rond de TOY blaast ons snel in slaap.


Woensdag, 7 oktober 2009 – Afgehakte handen en gestoorde darmen

 

Om half zeven zit ik lekker te lezen. Gerard probeert te herstellen van een darmstoornis. Dat hoort er wel een beetje bij. Hoe goed we ook opletten, zijn darmen protesteren altijd wel een keer (of meer) tegen al dat gereis en al die veranderingen.
Na een (aangepast) ontbijt, zijn we in een mum van tijd bij het Isha Pasha Paleis. Het ziet er dicht uit! Het zal toch niet weer… Dan pas zien we, dat het net half negen is. Gelukkig heeft een attente beambte ons in de gaten en we mogen naar binnen. Het hele prachtige paleis is voor ons alleen. We zwerven er rond.
Hier is Gerard onder de indruk van de manier, waarop de ruïne wordt ondersteund en beschermd tegen weersinvloeden. Het is prachtig, maar hoe dit lustoord ooit geweest moet zijn, kan alleen met fantasie worden ingevuld. Een rijke emir liet in de 18e eeuw op de ruïnes van een oude vesting (uit de 14e E) zijn droompaleis bouwen. Maar hij wilde niet, dat de architect, die het paleis ontwierp ooit nog een mooier bouwwerk zou afleveren. …En hij hakte hem beide handen af!
Als we in TOY stappen, komt de (eerste) bus het parkeerterrein opgereden. Mooi toch?
We toeren door de stad en slaan af richting Vanmeer. Een groot deel van de route loopt door een zwart landschap met vulkanisch gesteente. Alsof het net door de vulkaan is uitgespuwd en nog maar net gestold is. Zaten we gisteren nog aan de Armeense grens, nu zitten we bijna bovenop de Iraanse. We dalen af naar 1.600 meter, de hoogte waarop het meer ligt. Het is ontstaan na een vulkanische uitbarsting, waardoor de lava het dal af sloot. Het water is zout en sterk alkalisch. Vissen vind je er dan ook niet, maar voor de was is dit water uiterst geschikt. Als we Van naderen, is de lucht donker en vallen er druppels. Geen nood, vanwege G’s ingewanden en de behoefte aan een douche, hebben we besloten een hotel in te duiken.
Er is wat zoeken en vragen voor nodig, maar dan belanden we in het Merit, the place to be. Tot onze vreugde staat er een VW-campertje met Zwitsers kenteken geparkeerd. Nu die mensen nog traceren.
Het is net half twee. We nemen de tijd voor van alles: lunchen, badderen, internetten, lezen, kleinkids bellen, dutten, … Gelukkig werken de medicijnen en krijgt Gerard weer trek. In het restaurant aangekomen, schiet de gerand in een heuse paniek. In zijn beste Turks probeert hij ons iets duidelijk te maken. Het gaat over kamernummer, receptie … in opperste paniek slaat hij aan het bellen. En wat was het probleem? Of we wisten, dat het diner niet bij de kamerprijs was inbegrepen. Opgelucht toont hij ons de gerechten achter een vitrine (een goeie gewoonte in Turkije), zodat je alleen maar hoeft aan te wijzen was je wilt eten. Dan moet je nog kiezen tussen een tafel, waar alles je wordt opgediend, of een tafel waar je zelf het eten grilt. Gezellig (en warm) zitten we aan deze tafel. We keren de lapjes vlees op tijd en smikkelen van de verschillende hapjes. Het mooie is, dat Gerard precies zijn eigen aangepaste menuutje kan maken. En dat (kleine) flesje wijn, drink ik dan in godsnaam maar alleen leeg.
Op de kamer zoeken we nog wat dingen uit op het internet en e-mailen we. Gelukkig is er eindelijk het bericht, dat de behandeling van Annalies in zicht is. Dinsdag a.s. start ze met de eerste chemokuur. (…..)


Donderdag, 8 oktober 2009 –  Van Turks ontbijt naar TOYse pasta


Met uitzicht op het meer nuttigen we een typisch Turks ontbijtje: met tomaat, komkommer, eitje, veel kazen, veel zoetigheden, verschillende soorten brood en … geen koffie, maar Nescafé. Nou ja, het kan erger natuurlijk. Deze hotelnacht heeft Gerard zijn darmen goed gedaan, ze zijn aanzienlijk rustiger.
We traceren de Zwitsers, maar tot een klik komt het niet. Nog even wat laatste dingen afhandelen per e-mail, inpakken en wegwezen. Het plan is om via het Atatürk-stuwmeer naar Cappadocië te gaan. Omdat het weer nu zo goed is, willen we daar een dag of wat blijven en genieten van zowel de bezienswaardigheden als de fantastische camping die daar moet zijn.
Onder een strakblauwe lucht rijden we langs het Vanmeer en genieten we van de uitzichten. De wegwerkers, hun machines en vrachtwagens zijn ook hier ons regelmatige gezelschap. In Tatvan, wat er als een leuke vakantieplaats uitziet, doen we boodschappen bij een Carréfour en koopt Gerard een paar
T-shirts. In de winkel met de Frans-sprekende verkoper drinken we thee. Vanaf Van gaan we zuidwestelijk door de bergen. Een schitterend traject. Voor een deel rijden we over de oude kronkelige bergweg, maar verder? Dan weer rijden we op een enorme landingsbaan van 30 meter breed, dan weer kilometers aarden weg, modder of stenen.

Het grootste deel van de medeweggebruikers zijn uiteraard de enorme vrachtwagens (met, gravel, rotsblokken, grond, asfalt en water om het stof te temperen-). We zigzaggen wat af en met onze TOY zijn we dik in het voordeel. Op al dat “terrein” kunnen we een stuk sneller dan de rest.
Op dit bergtraject zijn we nog meer dan anders geïmponeerd. Er is niet eens heel veel verkeer, maar wat er gemaakt wordt is enorm. Tunnels, viaducten, overal worden bergen afgeschraapt en dalen dichtgestort. Met het bergstroompje daar beneden hebben we wel eens medelijden, er blijft weinig ruimte over.
De regering heeft blijkbaar een duidelijke visie en we zien de voordelen. Voor ons is het jammer, want overal verdwijnen die schilderachtige kronkelwegen.
De bergen worden lager en er zijn meer basaltformaties tot er om ons heen alleen nog maar een grote vlakte is (op 700 m). Het is vooral landbouwgrond en overal worden de graanstoppels verband. Er zijn momenten, dat rook en het teer (van de wegwerkers) om de macht over onze kelen en neuzen strijden. Naarmate we westelijker, meer richting Atatürk stuwmeer, komen, wordt het land minder bewerkt.
Om een uur of half zes zien we een klein weggetje van het asfalt afgaan. Op het stenige pad hobbelen we een paar kilometer het land in. Achter een heuvel stuiten we op twee mannen in camouflagepakken. We mimen, dat we daar ergens willen overnachten, zij mimen terug dat ze het prima vinden. Het zijn geen militairen vermoeden we, maar wat ze wel doen daar bij een bouwkeet, is ons niet duidelijk.
Misschien even illegaal een borreltje drinken. Dat hebben we eerder gezien.
Afijn, we vinden een mooi plekje en hebben berekend, dat het smeulende vuurtje verderop ons niet zal bereiken.

 

 

Een man komt naar ons toe gewandeld. De mimecommunicatie maakt hem duidelijk, dat wij hier slapen en ons, dat hij zijn paard zoekt op de vlakte en dat hij daar ergens woont. Het paard hebben we gezien, dus wijzen we hem waar. Met een “ciau” stapt hij richting paard.
Wij eten pasta en zitten nog lang buiten onder de sterrenhemel. In de verte zien we de lichten van Siverek. Er is geen vleugje wind en het blijft nog lang zacht. Heerlijk is het om zo te bivakkeren.


Vrijdag, 9 oktober 2009 – Via de Atatürkdam naar Nemrut Dagji


De temperatuur is al meteen heerlijk, ondanks de wind. Dus nemen we de tijd voor ontbijt. De herder gaat met zijn kudde schapen in een boog om ons heen en een van de mannen in camouflagepak tuft met zijn autootje langs en onze opgestoken duimen stellen hem gerust.
Terug op de hoofdroute toeren we richting Bosova aan de zuidkant van het Atatürk stuwmeer. De dam is ons doel. Op de vlakte is weer meer bebouwing. Hier is katoen, die op veel plekken geplukt wordt. Overal zien we de vrachtwagens met hoogopgetaste balen katoen. We maken een stop bij een familie. Grootvader, de zoons, hun vrouwen de kleinkinderen, de hele familie is bezig op het land. De kleintjes hebben een eigen plekje in de schaduw met speelgoed en al. En niet alleen wij maken foto’s. Een jongen van een jaar of 15 haalt zijn mobieltje tevoorschijn en legt TOY en Betty vast. Mooie omkering!
Een stukje voor Bosova houden we koffiepauze. Een tractor met vader en op schoot een zoontje en achter op de aftak-as zit een betraande moeder met peuter en tienerdochter. Hoewel moeder pijn heeft en naar de dokter moet, wil pa, dat wij meegaan om thee te drinken. We slaan het af, wij hebben koffie en moeder heeft pijn!
Bij de dam ontmoeten we een groep Nederlandse camperaars (“camperreis”). Ze hebben allemaal de nodige ervaring in reizen in groepsverband (met Kangaroo en/of Camperreizen). Deze vorm echter, in eigen beheer, bevalt hen zeer goed. Maar ja, zoals altijd, prijzen wij ons gelukkig met de onafhankelijkheid, die wij op dit gebied hebben. Zij gaan, net als wij, richting Katha, hoewel wij denken door te gaan naar Nemrut Dagji. Misschien zien we elkaar nog. Van de dam hadden we ons meer voorgesteld. Alleen vanaf een flinke afstand kunnen we iets zien.

 

 

Aan de oever van de Eufraat lunchen we. Lekker vers brood met een visje (uit blik). Daarna stomen we door een gelig berglandschap en hebben hier en daar doorkijkjes op het stuwmeer. Natuurlijk wachten ons weer gravelstukken. Nu echter realiseren we ons pas goed, hoe lastig dat voor de campers moet zijn.

 

 

Bij Katha zien we dat we nog tijd genoeg hebben om door te gaan naar de berg. Als we zijn afgeslagen van de hoofdweg is de weg naar Nemrut afgesloten. De omleiding wordt niet aangegeven, die mag je zelf opzoeken. Maar iedereen hier begrijpt waarheen je wilt en is behulpzaam. De weg door de bergen omhoog is prachtig. Onderweg zijn er campings (nou ja…) genoeg. Op een ervan, zien we de bus die in Istanboel onze buur was. Wij gaan verder. Bij de ingang van het park, blijkt dat we ook boven op de berg kunnen kamperen. Dat zien we wel zitten. Om half vijf staan we er. Een paar busjes staan op het parkeerterreinen en twee campers (Spaans en Oostenrijks) op wat de camping, een klein stukje gravel ernaast, moet zijn. We manoeuvreren TOY ertussen en met behulp van een stapel stenen en een bergje concessie lukt het om TOY enigszins in een min of meer slaapbare positie te krijgen.
We klimmen de laatste 250 meter naar boven. Het is bizar, wat mensen verzinnen in hun hoogmoed.
Ene koning Antiochus I Theos regeerde in de laatste eeuw B.C. het Commageense Koninkrijk (ook nooit van gehoord!). Ter meerdere eer en glorie van zichzelf en zijn bewind, liet hij drie terrassen (oost, west, noord)  boven op de berg maken. Er kwamen beelden van zowel Griekse, als Perzische goden en van zichzelf. Op het topje kwam zijn graf, overdekt met een enorme berg keien. Het leidt soms wel tot een bijzondere nalatenschap. Zoals dit dus. We zijn onder de indruk van de beelden en de sfeer.
Ook het uitzicht mag er zijn. Er is bewolking, een laagstaande zon en regenbuien in de verte. Een speciale belichting, die de beelden een extra dimensie geeft.

We wachten de zonsondergang niet af, want we hebben genoeg van een grote groep lawaaierige Fransen.
Beneden kruipen we in TOY met boek en laptop tot het tijd is voor de maaltijd. Alle toeristen zijn inmiddels verdwenen en de Oostenrijker en de Spanjaarden laten zich niet zien. In de berghut is het gezellig met de vijf Koerden, die hier wonen en werken: de kok, hutbaas, souvenirverkoper en ezelsjongens.
De communicatie is beperkt tot de paar woorden Engels, die we gemeenschappelijk hebben. Jammer, we hadden het Koerdische vraagstuk wel willen uitdiepen. Nu komen we niet verder dan de vaststelling, dat het goed gaat tussen de Koerden en Turken en dat er vrijwel niets over is van de PKK. En ook, dat de er tussen de Koerden uit Irak en Turkije weinig gemeenschappelijks is. Maar ja … is dat ook zo? Overal in dit gebied, en oostelijker, zien we de zwaar bewapende “Jandarme”, we zien tanks met mannen erop die hun wapen in de aanslag hebben, we zien politie- en militaire posten met zandzakken beveiligd, en er waren de controleposten.
Het eten bestaat uit rijst met een prutje van tomaten, paprika en ei. Wij krijgen ieder een bord met deze combi, zij eten vanaf schalen. Er wordt gedold over de hutbaas, die een wijntje met ons mee drinkt. Dat Allah hem zal straffen, want alcohol is niet goed. Hij haalt zijn schouders op en denkt dat het wel mee valt. Een van de mannen wil absoluut niet op de foto: “no good, no good” is zijn overtuiging. Ook hier zijn ze weer onder de indruk van onze kinderschare en dan met name de kleine blonde meisjes. Olivia is hun favoriet.
Rond onze berg waait het flink en is het koud. Maar in de berghut (het restaurant dus) is het warm en wij hebben onze laptoppies erbij gepakt. Kunnen we en laden en werken. Op de tv zien we, dat Obama een bezoek brengt aan Turkije. De mannen zijn erg enthousiast over hem.
Om half negen wordt het signaal slapen gegeven, dus trekken we ons terug voor weer een lekker
TOY-nachtje op 2.000 meter hoogte.

 

Zaterdag, 10 oktober 2009 – Nemrutchallenge


Het was een onrustige nacht met de gierende wind rond ons hoge bed. In de vroege ochtend wakkert het aan tot stormkracht. We deinden gezellig heen en weer. Daarnaast zakten we, vanwege de TOY-berg-positie, gaandeweg meer en meer naar het voeteneind en moesten we met regelmaat terugklimmen.
Om half vijf arriveert het eerste busje met, luid en duidelijk, een groep Japanners. Daarna komen er nog een busje of wat. Al die mensen willen de zon zien op komen bovenop de Nemrut.
Door al die onrust ben ik vroeg op. Het geeft me de gelegenheid om op de laptop het schrijfwerk goed op orde te houden. Maar ook Gerard is vanmorgen vroeg uit de veren. Na het ontbijt willen we van de hutmannen weten, of er een weg is naar het noorden, naar Matalya. Onze kaart heeft een te grote schaal, er is in ieder geval niets te zien. Er blijkt wel een weg. De enige moeilijkheid is, dat die aan de andere kant van de Nemrutberg begint. Om daar te komen moet er een bijzondere route gereden worden. Gerard spat bijna uit elkaar van enthousiasme. Osman (de kok) biedt zich aan als gids. De route is “dangerous” zegt-ie, waarmee hij moeilijk lijkt te bedoelen. Gerard overweegt nog om het zonder Osman te doen, maar ik ben tegen. Die mannen kennen de bergen hier en als die zeggen dat je het niet alleen moet doen…!
Na de Turkse thee en de nodige fooien voor de “toilet-boy” (een lieve jongen met een lichte verstandelijke beperking) gaan we op pad. Osman zit voorin bij Gerard en ik hou mezelf zittend op het opstapje achterin. Het is behelpen, maar dit is beter dan het alternatief, namelijk, dat ik de berg over zou lopen en aan de andere kant op TOY en de mannen zou wachten. Nee, dit is naast gezelliger ook spannender.
We dalen af via een flinke serie zigzaggen, steil en stenig, maar het gaan prima. Bij het eerste dalletje is het pad aan twee kanten zodanig afgesleten, dat TOY er echt niet op past. Osman dirigeert een alternatieve route tot we weer op het pad zijn. Bij een fotostop merken we dat we een van de spatlappen kwijt zijn. Osman en Gerard lopen terug naar de plek waar we gemanoeuvreerd hebben naar de alternatieve route. En jawel, ze vinden het ding. De andere spatlap trekken we meteen op, zoals dat in dit terrein nu eenmaal moet.
Adembenemend zijn de vergezichten, maar soms ook de route. Steil links, steil rechts en dat over losse stenen en grote rotsblokken ontwijkend. Maar ja, we hebben lage gearing, vierwielen aangedreven en een sper. En alles blijkt nodig op dit traject, dat meer een challenge is dan off-road.
Gerard kickt zich te pletter en Osman wordt losser en losser. De spanning, het kicken, de intimiteit van de auto, geven een extra dimensie aan het contact. Na anderhalf uur hebben we de negen kilometer afgelegd en rijden we het gravelpad op naar boven (2.100 m) aan de andere van de berg, vanwaar we een prachtig gezicht hebben op de beelden op dit terras.
Hoewel de thermometer 15 graden aangeeft, is het heerlijk warm in de zon. We drinken koffie met een koekie en dan nemen we afscheid.

 

 

Osman loopt van hier naar boven en aan de andere kant naar de hut, waar hij in 20 minuten zal zijn.
Wij rijden van de berg af het dal in naar het noorden.
Het is een prachtig dal. Hier en daar zijn kleine dorpjes en langzaam slingeren we verder. Tot we die verdomde wegwerkzaamheden, zelfs hier, weer tegen komen. Hoe beperkt de ruimte ook is, ze spelen het klaar om die 2x2 banen aan te leggen.
We dalen uiteindelijk af naar een grote vlakte, waar overal fruitgaarden zijn. Bij de lunchpauze monteert Gerard de spatlap weer netjes op zijn plaats, zodat we alle steenslag weer zonder schade aan kunnen.
Een man stopt en vertelt hoe dat zit met de abrikozen. Dat ze tweemaal een chemische behandeling krijgen, zodat ze de door Europeanen gewenste gele kleur krijgen. Gekkenwerk vindt hij het. We moeten bij hem langs komen om een kistje abrikozen te halen, maar dan in de natuurlijke kleur (zwart).
Wij hebben andere plannen. Vandaag is het de bedoeling om zover mogelijk westelijk naar Cappadocië (uitspr.: Kapadokia) te rijden. Dus stomen we door zonder zwarte abrikozen.
De weg wisselt op de bekende manier: oud, nieuw, gravel, breed en recht vierbaans, enz. Opvallend blijft ook, dat er geen of hele kleine dorpjes zijn en dan ineens een hele grote stad met op elkaar geperste woonblokken, meestal in allerlei opgewekte kleuren.

 

We stoppen maar zo nu en dan en het is een prachtige route. Vanuit de vlakte, met nog steeds fruitgaarden (op ongeveer 1.000 m), gaan we bij Matalya weer meer bergachtig gebied in. Waar de weg nog niet is aangepakt, kronkelt het en waar de wegmannen hun arbeid hebben gedaan, schiet het hard op.
Mooie passen, valleien met oranje kleurende bomen, kloven, rauwe bergen. Uiteindelijk razen we voort, vele kilometers, over een lege rechte vierbaan bovenop een plateau (1.800 m) in een steppelandschap. We genieten, want we hadden bij het kiezen van de route geen idee wat voor landschap we zouden gaan zien.
Het laatste uur is lastig, vanwege de laagstaande zon en de vieze ramen. Rond half zeven zien we een weggetje naar een meertje. Mooi, maar als we bij het meertje rondlopen om een goeie plek te vinden, worden we bevangen door een stank, die nog het meeste weg heeft van een elkaar versterkende mix van vis & pis. Weg dus. Iets hogerop, een stukje onder de weg, vinden we een beter alternatief. Het meertje is vanuit de verte een stuk aantrekkelijker.
De bami met gebakken ei is snel gemaakt en net als we beginnen, komt er een auto naar ons gereden. Gerard eruit. De mannen willen ons hier weg hebben. Jachtgebied, lijken ze te zeggen. Jammer dat Gerard er helemaal niets van begrijpt en hen op de schouder kloppend herhaalt, dat we voor één nacht (één vinger in de lucht) hier slapen (handen samen onder het scheve hoofd). Zij herhalen, Gerard herhaalt, tot ze het zat zijn. “Oké”, verzuchten ze en Gerard enthousiast: “Thank you” (de niet-Engesl-sprekende Turk zegt er dan meestal achteraan “very much”). Zij af, en wij verder met de bami.
Dan de gebruikelijke dingen: afwas, schrijven, lezen en naar bed. De stilte wordt alleen verbroken door een enkele passerende auto.

 

Zondag, 11 oktober 2009 – Kaya-ontmoetingen

 

Omdat we deze keer met het hoofd wat lager stonden, is mijn nachtrust niet helemaal tot zijn recht gekomen, zal ik maar zeggen. We ontbijten zondags met zachtgekookte eitjes en we doen kalmaan.
Om half twaalf hobbelen we het paadje terug naar de asfaltweg. In het land wordt volop geoogst: allerlei fruit en suikerbieten. We passeren Kayseri, weer zo’n stad met woonblokken vlak op elkaar. Ook hier zijn de kleuren alleraardigst. We slaan af naar Ürgüp en niet veel later zijn we in Göreme. En jawel, we pikken zowel het track van NaMa als O&I op. Natuurlijk, iedereen komt hier.
Camping Kaya ligt prachtig en kijkt uit op de vallei met de bijzondere tufsteenformaties. En er zijn andere mensen, ook daar hebben we zin in. De ene buurman is George (Zwitserland) en Gerard ontdekt een nieuwe gadget. De andere buren (Duits kenteken) zijn Nederlanders, Yvonne & David. Voor we het weten, zitten we bij elkaar en gaat de lunch als vanzelf over in borreltijd. Een feestje, dat nog versterkt wordt door de komst van Saskia & Emiel (slippersopreis.nl). Is het toch gelukt om elkaar te ontmoeten. Flessen wijn en de benodigde hapjes komen vanuit de auto’s en oh wat hebben we veel te bespreken. Saskia & Emiel kiezen deze avond om hun wensballon op te laten. Het is fantastisch om te zien, hoe het lichtje in de donkere nacht over de vallei de ruimte kiest en de wensen van ons allemaal mee neemt. Het is na twaalven als we, toch wat afgekoeld, allemaal het bed opzoeken. Gerard duikt eerst nog onder de superdouche van de camping.

 

Maandag, 12 oktober 2009 – Laptops en andere (leuke) dingen


Om zeven uur word ik wakker van een overdrijvende ballon. Ik tel er al meteen tien. Na een (super-!!!)douche zijn dat er al veertig geworden. Tjee, we wisten, dat het hier een populaire excursie was, maar zoveel? Het is leuk om te zien, hoe laag ze het dal in gaan, of ergens blijven hangen en dan weer heel hoog gaan. Bij Yasar (van de camping) boeken we voor woensdagmorgen.
Onze nieuwe buurman, de Pool Thomas, heeft een interessant geprepareerde Toyota Hilux. Gerard laat zich alles vertellen en ligt op en onder de auto en maakt foto’s aan alle kanten. De Zwitser George neemt afscheid en David & Yvonne willen een keer mee naar Tunesië.
Afijn, we geven ons helemaal over aan het campingleven. Het uitzicht is fantastisch, de voorzieningen ook en we genieten van de contacten.
Emiel & Saskia komen langs om afscheid te nemen en nog e.e.a. digitaal uit te wisselen. Ze willen vandaag nog Syrië in. Het loopt anders. Het digitaal uitwisselen wordt een eindeloze laptopsessie. En het probleem is uiteindelijk maar ten dele opgelost, maar dan is de avond al ingezet. Yvonne, Saskia en ik improviseren een gezamenlijk avondmaaltijd. Heerlijk en gezellig. S & E stellen Syrië een dag uit, kunnen ze ook nog profiteren van de Kaya-douche. Hun fietspompprobleem is in ieder geval opgelost: ze krijgen er een van David & Yvonne. Het kan niet anders: na het eten zijn er weer de laptops.
Afijn, we hebben vandaag niet gedaan, wat we in gedachten hadden, maar het was een heerlijke contact-met-andere-overlanders-dag.


Dinsdag, 13 oktober 2009 – In gedachten bij Annalies


Het is de eerste gedachte die bij me op komt, als ik de ballonnen hoor over vliegen. Annalies begint vandaag aan de behandeling! (...)
Weer de luxe om de dag te starten met een douche, die als een stevige massage het lijf aan de gang zet. Heerlijk. Ontbijten, afscheid van David & Yvonne, nog wat uitwisselen met Saskia & Emiel, hen ook uitzwaaien en dan weer eens echt aan de slag. Dus gaan we beiden aan de laptop en op het internet. We lunchen het kliekje van de dag ervoor, draaien een wasmachine, babbelen eens hier en dan weer daar.
Het schiet op. Eind van de middag arriveren stukje bij beetje acht Nederlandse campers van “camperreis”. Enkele van hen hadden we al ontmoet bij de Atatürkdam.
Voor het avondeten wandelen we naar het dorp. Yasar heeft ons een restaurantje aanbevolen. Het is een kilometer of vier bergje op en bergje af. We passeren de tufsteenbergen met grotten, waarin vooral aardappelen en citrusvruchten goed kunnen worden bewaard. We moeten een paar keer de weg vragen. Een brommende jongeman regelt voor het laatste stuk zelfs de bus. Het blijkt een echte lokale tent. Plastic kleedjes en heel simpel. Afijn, het is het vooral het sfeertje wat hettumdoet, want het lamsvlees is nauwelijks kauwbaar vanwege de zenen, maar de pita (Turkse pizza) is weer wel prima. Yasar is met Sabine (buurvrouw op de camping) ook komen eten. Op de terugwandeling passeren we een tent, waar Derwisj-dansen wordt gegeven. We bespreken voor morgen.
Natuurlijk: alle camperaars zitten binnen. Wij drinken nog een afzakkertje voor TOY en testen de gsm’s op hun wekvermogens. Dat gaat lukken, want morgenochtend moeten we om 06.10 uur aan de campingpoort staan: we gaan balloonen!


Woensdag, 14 oktober 2009 – Baloon or not to baloon, that’s the question

 

Gerard’s gsm maakt ons keurig op tijd wakker. Vruchtensapje, rijstwafel, koekje en hup naar de poort. Yasar staat er ook, hij gaat mee. Het ene na het andere toeristenbusjes passeert. Op de launchingplaats is het een drukte van belang. Onze pilot vertelt, dat we moeten wachten. Het waait te hard. Er is koffie, thee en koekjes beschikbaar. En de mensen wachten. Tot half acht. Dan komt het bericht: het gaat niet door.
De wind neemt niet af en dat is te gevaarlijk. De uitgelegde ballonnen worden ingevouwen en de toeristen stappen weer in de vele busjes. Hoewel men begrijpt, dat veiligheid voor alles gaat, is de teleurstelling voor sommigen heel groot. Voor de ballonvaart zijn ze speciaal naar hier gekomen. Wij verkeren in gelukkiger omstandigheden. We boeken meteen voor vrijdagmorgen. Met Yasar overleggen we ook over de
Derwisj-voorstelling. Hij weet een betere, die echter verder weg is in een 400 jaar oude Caravanserai. Campingzwitsers hebben er ook geboekt. Ze zijn enthousiast om gezamenlijk te gaan in een taxi, kunnen ze hun camper lekker laten staan.
Ons tweede ontbijt bestaat uit gebakken ei, vers brood en koffie. Goede doorstart van de dag.
De Nederlandse camperaars beginnen wakker te worden en met de Rinie (reisleiding) praten we over hun ervaringen. Zij gaan vervolgens op excursie en wij aan de laptops. We lunchen, babbelen, bellen, e-mailen en de update nadert haar voltooiing. Het avondeten is snel en simpel: maaltijdsoep met brood.
En we bellen en skypen (ja, ja!) met kids en kleinkids.
En ach, terwijl iedereen binnen zit (want campers!), zitten wij lekker buiten tot de taxi er is. Het is inderdaad een eind weg. De Caravanserail Sarihan maakt indruk. Prachtig gerestaureerd en verlicht.
De voorstelling vindt plaats in een serene ruimte met mooie bogen. Derwisj-dansen is van oorsprong een religieuze gebeurtenis. Hier heeft men die sfeer goed weten te bewaren. Er wordt niets gezegd, maar als vanzelf is het publiek stil en aandachtig betrokken. De bijzondere recitatieve zang  wordt overgenomen door frêle fluitmuziek en langzamerhand bouwt het op. De dansers starten met rituele begroetingen en geleidelijk aan begint het draaien. Als in een trance wervelen de dansers rond terwijl hun witte rokken wijd uitwaaieren. Vele, vele minuten gaat dat zo door, hun ogen dicht, terwijl ook hun houding (armen omhoog) hetzelfde blijft. De muziek, het dansen, de zacht verlichte gewelven brengen ook het publiek in een lichte trance. Het blijft heel stil. Geen gehoest of bewegen. Er mag niet gefotografeerd worden. Het voelt als vanzelfsprekend. Bijzondere ervaring!
Onze taxichauffeur weet handig tussen alle bussen door de weg te vinden en in de donkere nacht rijden we terug. In de camper van Suzanne & Heinz drinken we als afzakkertje wijn van Lesbos (“lesbische wijn”?).
Het was een lange dag. We vallen dan ook binnen enkele minuten in een diepe slaap.


Donderdag, 15 oktober 2009 – Uploaden en verkennen


Pech voor de Nederlandse camperaars. Hun ballonvaart ging ook niet door. Bij het ontbijt zien we toch nog een ballon of vijf in het dal voor ons. We duimen, dat het morgenochtend wel door gaat! Statistisch neemt onze kans in ieder geval wel toe. Vandaag beginnen we met uploaden en gaan we met TOY in het gebied rondkuieren. Het wordt tijd, dat we iets meer van de omgeving gaan zien.
Om te beginnen gaan we heerlijk lunchen in Göreme. Hoewel het duidelijk laagseizoen is in dit toeristische plaatsje, is alles nog open en nog net genoeg gezelligheid. De conische vormen van de tufsteenbergen piepen tussn de gewone huizen door. Overal heb je doorkijkjes naar de tijd, dat mensen in tufsteen-grotwonongen leefden. De temperatuur is nog steeds zomers, in ieder geval voor Nederlandse begrippen.
We rijden noordelijk naar het Openluchtmuseum Zelve. In drie dalen zijn er in de bergwanden huizen en kerken uitgehakt. Het is heerlijk wandelen en klauteren. Zoals iemand zei, het is er “nog wild”. Tot 1952 woonden hier nog mensen. Toen iedereen naar het nieuwe dorp verhuisd was, konden de onderzoekers aan de gang. Alle raadselen over dit soort plaatsen zijn nog lang niet opgelost. Ondertussen lopen wij stoffig en heet in de dalen van Zelve.
We toeren naar Avanos,een plaatsje dat bekend staat om zijn keramiek. Het ligt heel mooi aan een rivier. Vanaf Avanos vinden we een kleine weg richting Ürgüp. Een schilderachtige route door dit ozo bijzondere landschap. Een klein onverhard weggetje trekt G’s aandacht. Het is prachtig, tot ik het te schuin vind. We maken diverse uitkijk- en fotostops. Op een zo’n plek, stoppen ook de bussen en zijn er kraampjes met toeristendingen. Op afstand zie ik, hoe een clubje mannen belangstelling voor TOY ontwikkelen. En natuurlijk, het ontgaat ook Gerard niet. In een mum van tijd is er een uitgebreide T.T.T. (Technische TOY Tour) gaande.
In Ürgüp bewonderen we de hellingen met grottenwoningen en vinden we in de goedgesorteerde winkels een aantal zaken van onze gading. Daarna toeren we langs de “duivenvallei” naar Ichasar, een schitterend plaatsje met ook hier die bijzondere vermenging van hedendaagse gebouwen met in tufsteen uitgehouwen verblijven. Morgen gaan we hier terug en lunchen we op een daverend terras boven de vallei.
In Göreme is ons rondje rond. We kiezen het, zo op het oog, beste restaurant van het dorp. We kijken uit op de verlichte conische vormen. De steak, de reden van deze keuze, is goed en de mezes (voorgerecht, bestaande uit verschillende hapjes) ook. Een prima fles wijn maakt het af.
Terug op de camping zien we de aangekondigde groep van 20 Franse (allemaal grote) campers. Van Yasar horen we, dat om 06.20 uur klaar moeten staan voor onze ballonvaart. De weersverwachtingen zijn gunstig. Er is zelfs een tweede vaart gepland. Komt het toch nog goed met de Nederlandse groep, want die krijgen dus ook een herkansing. 

Buiten is het windstil en zacht en we zitten nog even voor TOY. En wat is TOY, als enige overlandauto, klein tussen al die enorme campers. Iedereen zit binnen en heeft de satellietontvanger in stelling gebracht. De eerste dag, dat we op de camping aankwamen, waren er alleen een paar solistische overlandauto's. En nu wonen we in een witte-bakken-dorp. We slapen lekker en met de klep open.


Vrijdag, 16 oktober 2009 - Ballonnen, lekker eten en toeren

 

Mooi op tijd staan we aan de weg. We belanden in een busje Koreanen, Maleisiërs en Japanners. Op het launchingterrein is het een drukte van belang. Het is een maf gezicht. Overal ballonnen. Sommigen nog plat, anderen half gevuld en een stelletje bollen zich al stoer boven de rest uit. Wij volgen, hoe onze eigen ballon gevuld wordt. Leuk om te zien, hoe dat toe gaat.
Het is een heel geklauter voordat iedereen in de mand zit. De bemanning moppert, omdat het Oosterse gezelschap moeilijk doet. Maar we komen los. Jammer genoeg is de wind zodanig, dat we niet de roze en rode valleien in gaan. Zachtjes zweven we naar het noorden. De opkomende zon maakt de wereld onder ons pas echt en letterlijk schitterend. Langs de wegen en weggetjes zie we de ballonauto's volgen net als de busjes voor de passagiers. De landing is ook geweldig. De Toyota 80 met aanhangwagen voor de mand en ballon zoekt zich een weg over hobbelige velden. Vier man springen eruit als de ballon helemaal in zijn eigen schaduw is terecht gekomen. Even aan de grond naast de aanhangwagen en dan hup erop. Met zijn allen even springen om hem op de centimeter nauwkeurig te plaatsen en de ballon kan weer zo slap als een vaatdoek worden. De Oosterlingen en wij klimmen uit de mand en duiken op de champagne. Daar zijn we gauw mee klaar, want het spul is zo zuur als augurkensap. De captain doet zijn best op de Oosterse namen bij het uitreiken van de certificaten. Het leidt tot veel hilariteit.
Tegen negen uur zitten we aan het ontbijt en zien in het dal voor ons alweer een nieuwe verzameling ballonnen hangen.  
Na een babbeltje links en rechts en een uurtje aan de laptops, zijn weer helemaal toe aan vakantie. Want dat is wat we hier hebben. Die omschakeling is compleet. Men vraagt zich hier inmiddels af, of we Syrië wel zullen halen. Maar ja, dat zijn mensen die ons niet écht kennen.
Eerst dus naar Ichasar voor dat terras. Het is nog beter dan we gedacht hadden. Het is het restaurant van een Hotel Museum. Alles ademt de sfeer van zorg en schoonheid. En dan kijk je vanaf je tafel met fraai tafellinnen en heerlijk eten uit over dat wonderlijke landschap van Cappadocia (ofwel: Kapadokya). Genieten. Om ook nog calorisch verantwoord bezig te zijn, klimmen we het "kasteel" op. Dit is een hele grote tufsteen rots, waarin de mensen ooit woningen hebbenn uitgehakt. Ten tijde van de veldtochten van Alexander de Grote bijvoorbeeld, kon men geen kant op en werden de doden er ook begraven. 
Daarna maken we een fantastische toch over de kleine landweggetjes". Het toeristische Turkije/Cappadocië is ineens heel ver weg. De boeren wonen in dorpjes bij elkaar en gaan, met de hele familie op de tractor, naar hun land. We komen elkaar tegen en dan is het even zoeken naar passeermogelijkheden. En ach, dat levert meteen een paar trossen druiven op. Ën passant ontdekken we nog de vallei met de "hidden church". Niet, dat wij de eersten waren. Het was echter pas in 1994, dat deze werd ontdekt. In Göreme eten we nog een simpel happie en op weg naar huis belt Mirre blij om te melden, dat ze voor haar C-zwemdiploma mag afzwemmen. Van Iza horen we, dat het herfstvakantie is. Dat is toch ver weg, hier in onze verlengde zomer!

Op de camping is het weer even hier en daar babbelen, nog even op het internet en dan gaan we slapen op een nog mooier plekkie. Ja, ja, er zit beweging in: we zijn verhuisd!


Zaterdag, 17 oktober 2009 – Laatste Kayadag

 

Er is vanmorgen nauwelijks wind. De ballonnen hangen zo´n beetje rond in het dal. Wij doen dat op de camping. Een babbeltje links en rechts en dan nog eens rechts en links. De Duitse Nachbarn komen voor een TOY-toer en wij bekijken hun campers. En verder is er een wasje, het internet en een TOY-lunch. Tussendoor druppelen 20 Engelse campers binnen. 
We gaan op stap. Eerst naar het Openlucht Museum van Göreme. Hier is samengebald te zien, wat deze streek zo kenmerkt. Bijzondere rotsformaties van tufsteen en daarin de uitgehouwen woningen, kerken en kloosters.
We treffen het niet. Zojuist hebben vele bussen hun ladingen Spaanse toeristen over het museumterrein uitgestort. Waar we ook gaan, steeds zitten ze ons met hun mediterrane drukte in de weg. Alleen als er extra toegang betaald moet worden, hebben wij de ruimte om de fresco’s op ons in te laten werken. Indrukwekkend! We klimmen en klauteren om zoveel mogelijk te bekijken. Maar door de drukte houden we het na een uur voor gezien.

 


We maken een TOY-zwerftocht door en langs de dalen bij Göreme. We dringen diep door in de roze vallei en Gerard klautert ergens naar boven om ook daar de restanten van een kerkje te vinden. De camping, waar we hemelsbreed anderhalve kilometer vandaan zitten, kunnen we niet bereiken. Het pad is diep uitgesleten in het losse gesteente en TOY loopt het risico zich klem te rijden. We keren om en komen terecht in Gözelme, alweer zo’n pareltje van een plaatsje met formaties en een “holendorp”. De kleine weggetjes zijn geliefd bij wandelaars en zeer geschikt voor paarden en quads.
Via het asfalt toeren we terug. In een gezellig restaurantje ontmoeten we de Zwitsers, waarvan we eerder hoorden (1,5 jaar al op reis met een uitgebouwde Mercedes) en van wie we een glimp opvingen in de Zelvevallei en in Avanos. Zij herkennen ons (en TOY) ook. Het komt tot de nodige uitwisseling.

 


Tja, en dan is er de Turkse “Chorry Chonings en de Gregels”. Het centrale plein van het dorp is omgetoverd in een concertzaal. Het staat vol met stoelen, die vooral bezet worden door vrouwen met de kenmerkende hoofddoekjes om. De jeugd loopt heen en weer te dollen. Gerard heeft natuurlijk zijn eigen associaties en belt met Corry-deskundige Jan in NL. En die wist natuurlijk ook niet, dat er een Turkse Chorry bestond.
Op de camping wordt het in de buurt van het wifi-punt steeds gezelliger met Engelse stellen-op-leeftijd en een Duitse buur, die G’s hulp nodig heeft bij het in werking brengen van zijn nieuwe laptop. Het is dus al gauw een uur of twaalf eer we onder het dons kruipen, na alle campinglampjes in de buurt uitgedaan te hebben.


Zondag, 18 oktober 2009 – Zondag, aardappeldag


De ochtend gaat weer snel. Na een rustig ontbijt, wippen Engelse en Duitse buren aan voor een babbeltje. Tussendoor doen wij de laatste dingen. TOY wordt gedweild,want oh jee, wat is het hier (wit-) stoffig. Yasar komt afscheid nemen, omdat hij met de Engelse groep op stap gaat. En Gerard gaat nog een paar ballon-t-shirts kopen, zo goed bevalt hem die ene.
Tegen elven vertrekken we, uitgezwaaid door een Engels echtpaar (beiden 81 jaar jong!!!), dat ons plekkie heeft overgenomen en de Duitse vrienden. In Göreme drinken we koffie, eet Gerard een gebakje en schrijven we een stel kaarten. Op weg naar Kaymakli voor een bezoek aan de ondergrondse stad, bedenken we, dat we nog uitgebreid inkopen willen doen. Dat wordt dus Ürgüp. In de supermarkt vinden we alles van onze gading. We pikken voor de lunch nog een burger. Issie lekker, vraagt Gerard de ober. En stralend zegt hij: no good, no eat, no pay.  Uiteraard laten we het ons smaken!
Via kleine slingerende binnenweggetjes toeren we door dit wonderlijke landschap naar onze bestemming. Onderweg stoppen we bij een familie, die aardappels aan het rooien is. Dit gebied is een en al aardappel en het is oogsttijd. Je ziet vrachtwagens volgeladen met de rode of witte zakken, die ook in het land klaar staan. Iedereen heeft een emmer, raapt die vol en stort het in de grote zak, die (O)Pa ophoudt. Gerard raapt een poosje mee en iedereen heeft dikke pret. De aardappels voor het avondeten heeft hij dus echt verdiend. (We hebben ook bloemkool en lamsrack!!!).
Ook in de ondergrondse stad, Kaymakli, is het druk. Het is zoeken om een beetje ruimte om je heen te krijgen. Vooral in de lange en smalle tunnels is het dringen geblazen.
Deze ondergrondse stad, er zijn er heel veel, is na Kirunkuyu de grootste. Bovenin vind je in de regel de plek, waar het vee verbleef. Lager vind je woningen, kerken, opslagplaatsen (voor wijn, meel, enz.), bakkerijen, keukens… Overal was in voorzien. Deze steden hebben vooral dienst gedaan in tijden van bedreiging. Er zijn slimme luchtschachten, schoorstenen, tunnels. Deze stad gaat tot zes verdiepingen onder de grond. Indrukwekkend.
Vanaf hier rijden we een heerlijke route binnendoor richting Goganlivallei. We komen door kleine gehuchten in een uitgestrekt landbouwgebied. Aardappelen dus. En ook in deze moderne tijd kent men de voordelen van opslag in de tufstenen bergen. We stoppen ergens langs de weg, waar mannen vanaf een vrachtwagen zak voor zak de piepers het hol binnen slepen. Gigagroot is het daarbinnen. En stoffig! De pootaardappelen komen uit Nederland en de oogst wordt gedurende de winter getransporteerd naar Istanboel en Europa.
Bij de ingang van de vallei is de kaartjesverkoper in geen velden of wegen te bekennen. Dan kopen we die wel als we terug gaan, besluiten we. Eindelijk is er dan toch een plek helemaal voor ons alleen, er is niemand anders dan wij!
Aan het eind van het dal, bekijken we een piepklein rotskerkje en drinken we koffie met chocolade. Terug rijdend zien we een klinkerweg naar boven. Erop dus, met het idee, dat we een uitzichtpunt zullen vinden. Wie schetst onze verbazing als we boven op het plateau een stofweg aantreffen. Prachtig natuurlijk. Die willen we gaan. Op de kaart (van toeristeninfo) vinden we hem terug en ook waar het heen gaat. En jawel, het past in onze route. Ons schuldgevoel over de kaartjes (het niet kopen ervan) laten we maar gauw los, want de weidsheid van dit land is groots.
We passeren stoffige dorpjes, waar de tijd heeft stilgestaan en bereiken de doorgaande asfaltweg. Verderop slaan we af in oostelijke richting over een route, die mooi moet zijn. Een eindje voor de pas (van 1.720 meter) slaan we af op een karrenspoor, dat verdwijnt achter de heuvels. En jawel, we vinden een terreintje, dat min of meer vlak is. Het decor van dit bivak wordt gevormd door de bergen, waar we morgen doorheen zullen trekken.

 


En oh, we genieten van Turkse wijn, bloemkool, AARDAPPELS, komkommersalade en lamsvlees knus in TOY, want buiten is het na zonsondergang flink afgekoeld. Het is aardedonker op de sterren na en doodstil.


Maandag, 19 oktober 2009 –Appeldag en exit Turkije


We worden pas kwart over acht wakker. Ons bivak blijkt veertig meter boven de pas gelegen te hebben. In de prachtige vallei volgt de weg een meanderend riviertje. De populieren steken groen af tegen de blauwgrijze bergen. De vele boomgaarden kleuren al geel en oranje, maar zitten nog bomvol fruit. De alom tegenwoordige rode appeltjes trekken onze aandacht. Ook hier is de voltallige familie aan het plukken. Op trappen staand en op de takken zittend plukt men emmers vol die met touw en haak naar beneden gelaten worden. Moeders gooit ze in kisten terwijl ze razendsnel de te kleine en appels met stek eruit pikt.

 

 

(O)Pa doet papier in de kratjes, dekt ze af en bindt het geheel dicht met een touwtje. De uitgesorteerde appels komen op een hoop die hoger en hoger wordt. We maken foto’s en krijgen een zak van de lekkere, zoetfruitige appels.
Als we de vallei uit zijn, laten we de snelweg links liggen. We toeren door bergen bekleed met prachtige lariksen en een enkele ceder. Op de snelweg in oostelijke richting zetten we er de sokken in. Voor een (late) lunch stoppen we op een parking met restaurant. We zitten sinds lange tijd weer op zeeniveau en een stuk zuidelijker. Het is behoorlijk wennen aan 36 vochtige graden, die als een natte deken over ons heen valt! 
De  beheerder is zo blij en vereerd met zijn buitenlandse gasten, dat hij ons de salade en de Turkse Baklava cadeau doet. Ondertussen wordt TOY gratis vliegvrij gepoetst.
Bij  Gaziantep verlaten we de snelweg om zuidelijk richting Kilis aan de grens met Syrië te gaan. We gooien de tanks nog een keer vol met de dure, maar zeker voorradige en goede, Turkse diesel.
Om half vijf melden we ons aan de eerste post aan Turkse zijde. Het is er een heel gedoe, omdat er net een groep vrachtwagenchauffeurs bezig is hun lading mieuwe luxe auto’s door de burelen geloodst te krijgen. En zij gedragen zich alsof zij meer rechten hebben dan wij. Jammer voor hen, dat wij ons niet makkelijk laten intimideren.
Een klein half uur later is alles klaar. We rijden op naar de Syrische grenspost. Benieuwd wat ons daar te wachten staat. De wildwest verhalen (op de camping) beloven niet veel goeds!