home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
cameroon
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: cameroon :: reisverslag

Route Kameroen: Eboro – Ambam – Ebolowa – Mbalmayo  - Yaoundé – Obala - Nanga-Eboko – Bertoua – Garoua-Boulai – Ngaoundéré – Garoua – Maroua – Mora – Kousséri = 1.853 kms

 

 

Zaterdag, 24 juni 2006 – Kameroen en een uitstekende asfaltstart  

 

Aan de andere kant van de brug is alles in opbouw voor een serieuze grenspassage. Bijna zoals we dat in Europa kennen. Bijna dan, want nu moeten we het nog doen met een noodgebouwtje van de immigratie-dienst. Behalve het zetten van het inreisstempel wordt ook weer eens het grote boek ter hand genomen. Maar daarna gaat de spijkerbarrière aan de kant en ligt Kameroen voor ons. Ook van dit land weten we bar weinig. Zo gaat dat, als je op doortocht bent. Natuurlijk weten we wèl, dat ook hier tropische regenwouden zijn. We zullen vast nog wel wat boomstammen tegenkomen.

 

Het begint goed. Het asfalt is van een kwaliteit, die we al heel lang niet meer onder de TOY-banden gevoeld hebben. Dat schiet dus lekker op. Drie kilometer na de grenspassage moeten we het carnet laten stempelen en dat was het. Simpel deze keer.

We rijden nog een poosje tot we links een kleine piste zien. Dat is onze kans op een nachtplek, want langs de doorgaande weg is er nauwelijks gelegenheid voor een bivak. Verkeer is er niet veel, maar er is geen ruimte of er zijn dorpen en mensen. We volgen het weggetje een paar kilometer en installeren ons. Resten regenwoud mengen zich met bananenbomen. Voor ons is dit precies goed, want daardoor is het er betrekkelijk open. Dat geeft –letterlijk- lucht.

Er komt een man aangelopen. Hij is op jacht geweest en moet nog het hele eind naar de asfaltweg en vandaar naar het dorp teruglopen. De buit is mager. In de zak, die hij over zijn schouder draagt, zit een zwarte toekan. Gerard wil wel eens zien, waar hij het beest geraakt heeft. “Overal” wijst hij, want hij schiet met hagel!

Hij heeft een kleine tuinderij en kweekt tomaten en komkommers. “Net als mijn vader deed” zeg ik hem. Hij glimlacht en doet de toekan weer in de zak. Het colaatje, dat we hem geven, stopt hij erbij en verder stapt hij in het halfdonker.

Even later tjoekt er een brommer richting asfalt. Tussen hen in hebben de man en de vrouw een zak.
We veronderstellen, dat daarin de oogst van de dag zit. En net als we een glas wijn hebben ingeschonken, duikt er nog een man uit het donker op. Zijn werktuig is de machete. Hij groet en net als de andere passanten reageert hij alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, dat we daar staan.

Vanavond moeten we geduld hebben voordat het enigszins is afgekoeld. Dus liggen we nog lange tijd stilletjes in onze luie stoelen en kijken we op naar de nog altijd maanloze hemel en luisteren naar het oerwoud.

We proberen het gejeuk te negeren van de beten, die we vanmorgen opliepen. Het moeten die hele kleine vlo-achtige beestjes geweest zijn. Ze zijn zo klein, dat ik ze alleen met leesbril kan zien. De sporen van hun beten echter... 

Lekker opgefrist en afgekoeld gaan we naar bed. En er is geen mug te bekennen, aan onze kant van het muskietengaas. En da’s maar goed ook!

 

Zondag, 25 juni 2006 – Bijtende beestjes, oranje in Yaoundé en doeltreffende Portugezen  

 

We doen lekker rustig aan vanmorgen. Yaoundé is niet ver meer. We gaan daar een hotel zoeken. Kunnen we douchen en Oranje zien in hun wedstrijd tegen de Portugezen. Ook de temperatuur is zodanig, dat we niet het bed uitgejaagd worden. We “slapen uit”, zoals dat op zondagen past. Maar dat zal ons bezuren. Want door het muskietengaas heen blijken die rottige zwarte krengetjes naar binnen te komen. Rond zonsop- en ondergang zijn ze actief, weten we nu. Andere overlanders hadden ons al gewaar-schuwd. Ze overdreven niet, toen ze zeiden dat die beten heel erg zijn. Alle onbedekte lichaamsdelen zijn zodanig te grazen genomen, dat het lijkt alsof we rode hond hebben.

Ontbijten op ons mooie plekkie, met grapefruit, yoghurt, muesli en gekookte eieren, leidt ons in ieder geval even af. Maar we zijn blij als we weer in de airco van de TOY onderweg kunnen gaan. De kou is goed tegen het jeuken.

Het is goed te merken, dat het zondag is in een christelijk land. Ieder dorp heeft meerdere kerken van verschillende gezindten. Van alle kanten zijn mensen, mooi zondags uitgedost, met bijbel of tasje lopend op weg. Dit beeld en de sfeer roepen bij ons herinneringen op uit onze jeugd. De kleding van de vrouwen is prachtig. Ze dragen fleurige wijdgeplooide jurken met een bijpassende, kunstig om het hoofd geknoopte, doek.

En nog steeds is er het regenwoud, onderbroken door plantages. Ook hier bestaan de dorpjes uit een groepje, inmiddels erg vertrouwde, houten huisjes met ertussen de praalgraven. Soms zijn er huisjes, waar de rook van binnenuit door de kieren van de wanden en het dak komt. De eerste keer dachten we nog, dat het in brand stond. Daar ziet het niet naar uit. We denken, dat er daarbinnen gekookt wordt. Tussen dit alles door zien we regelmatig goede stenen huizen.

 

 

Bij grotere dorpen zijn er onveranderlijk de spike-barrières. Dat is een flinke plank vol met heftige spijkers. Een aanraking met zo’n ding wil je je autobanden graag besparen. Dus stoppen, handje, praatje (“des touristes de Pays Bas” en “ah ce soir ... le foot ...”) en klaar is Kees. Maar als we maar half de kans zien, stoppen we niet. Dat doen we ook als een verkeersagent-achtig persoon de hand op steekt.
We zwaaien terug en rijden door. Het heftige geluid van zijn fluitje dringt door in onze auto. Mmmmm, hij had een motor bij zich... Toch maar even omkeren, voor de zekerheid. Bij de man: handje, praatje en hij ontdooit. Hij dacht, dat we “weigerden” om te stoppen. Welnee zeg, we zagen hem te laat, zaten te praten, bla, bla bla... Het kost tijd, maar dan ga je toch weer als goeie vrienden uit elkaar. Ja, ja, we worden er echt goed in!

Rond de middag zijn we in de hoofdstad van Kameroen, Yaoundé. We wringen ons weer door de gebruikelijke en hier bijzonder fleurige marktdrukte aan de rand van de stad. Het centrum ziet er overzichtelijk en goed uit. Het Hilton valt op en is een goeie start voor verdere informatie. Bewapend met een stadsplattegrond gaan we op weg naar het geadviseerde, meer in onze begroting passende, “Djeuga Palace Hotel”.

Als we langs de weg stilstaan om ons te oriënteren, stopt er voor ons een auto. Het is een rare gewaar-wording als je vervolgens een oranje t-shirt met “holland” als borsttekst op je af ziet komen. Waar het w.k.-voetbal al niet goed voor is! Mark werkt op de Nederlandse Ambassade en natuurlijk viel hem dat Nederlandse nummerbord op. Tijdens een lunch praten we over het vervolg van onze route. De oostelijke of de westelijke weg, door Tsjaad of Nigeria... Mark is een fietser en ook zeer geïnteresseerd in onze route door Gabon. Ook hij kan het Djeuga van harte aanbevelen. Misschien zien we elkaar nog vanavond in “het Plaza” (café/restaurant), waar de expats gezamenlijk het w.k. op een groot scherm volgen.

In het hotel voelen we ons meteen thuis. De aanbeveling van Mark levert ons het ambassadetarief op. Ook dat nog! En de kamer is prettig net als de mensen hier. Zoals we dat al vanaf Angola gewend zijn,
is men vrolijk, geïnteresseerd en zelfbewust. Dit geldt in ieder geval voor de mensen, met wie we het meest intensief te maken hebben. En dat is het hotelpersoneel.

Hoewel onze laatste hoteldagen niet eens zo ver achter ons liggen, voelt het door de vochtig warme tropische atmosfeer wel zo. Zodra je de bush achter je hebt gelaten, lijkt het alsof alles ineens spontaan gaat stinken. Hoe heerlijk is het dan om onder de douche en in schone frisse kleren te stappen!

De middag gaat op aan de gebruikelijke dingen (wasjes, internet, laptops). De wifi voldoet en langzamerhand maken we ons op voor de wedstrijd van vanavond.

Om zeven uur staan we bij de lift. We willen op tijd gaan eten. En jawel hoor! Daar zien we alweer een oranje t-shirt. Er komen er zelfs nog twee bij. Drie Nederlanders, die werken aan het casino (van het hotel), zijn –hoe kan het anders- op weg om met anderen naar dé voetbalwedstrijd te kijken. We wensen elkaar succes en veel plezier. En na het hotelbuffet gaan we er eens goed voor zitten. Het kan verkeren. Op het grote scherm in de bar zien we, hoe Oranje in een spannende en heftige wedstrijd wordt uitgeschakeld. Zo, dat is even slikken. Het meeleven van de andere toeschouwers, die allemaal op de hand van Portugal zijn, is minimaal. We nemen een borrel en jawel, we zullen ons praatje bij de controles moeten aanpassen!

Verder puzzelen we nog op de route. Door Tsjaad of Nigeria, hoe is het met de regentijd en dus de begaanbaarheid van de wegen in het noorden, veiligheid, waar kunnen we welke visa krijgen, tijdschema’s, schokdempers...

Eerst maar lekker slapen. Ook dat valt tegen. Althans voor mij. De jeukende beten houden me nog een lange tijd wakker.

 

Maandag, 26 juni 2006 – Nog een Djeugadag en er worden knopen doorgehakt

 

Na het ontbijt op naar het consulaat van Niger. We zijn er snel klaar en om een uur vanmiddag kunnen we onze paspoorten alweer ophalen. We zoeken en vinden de Nigeriaanse Ambassade. Men heeft zich daar zodanig verschanst, dat het lijkt alsof je een fort moet veroveren. En, net als in Libreville, laat ook anderszins (i.c. het ambassadepersoneel) de toegankelijkheid zeer te wensen over. Na de middag horen we, dat de nieuwe dempers woensdag niet in Douala kunnen zijn. Jammer, maar het betekent ook, dat we niet persé die kant op hoeven. Daarnaast, weten we inmiddels,

dat de kortste weg naar het noorden vanuit Yaoundé de oostelijke is,

dat volgens de mensen hier het grensgebied met Nigeria gevaarlijker is dan dat met de C.A.R.,

dat de ambassade-mensen van zowel Tsjaad als Niger zoveel aardiger waren dan die van Nigeria,

dat we toch wel heel graag door Noord-Kameroen willen reizen …

 

 

Ergo: we gaan dus via de oostelijke route naar Tsjaad en vandaar naar Niger. Het grootste probleem op die route zou volgens andere reizigers de houttransporten zijn. Maar die kunnen we wel aan, denken we. Voor het schokdemperprobleem werken we een paar alternatieven uit. Dat is allemaal voorlopig van later zorg. Nu eerst de Congo-update afmaken, zodat we morgen op een redelijke tijd kunnen vertrekken.

Tijdens het avondeten barst een hevige stort- en onweersbui los. De stroomvoorziening kan zoveel natuurgeweld niet aan en valt een paar keer uit. Ik ook die avond, als de jeuk aan mijn onderbenen me soms teveel wordt…

 

Dinsdag, 27 juni 2006 – Een nieuw begin en kaas toe

 

Op tijd opgestaan. Het voelt altijd weer als een heel nieuw begin om na een paar hoteldagen weer op stap te gaan. Alles is schoon, up-to-date, wij en TOY bijgetankt en klaar voor nieuwe ervaringen. Maar eerst nog even e-mailen. Dat “even” is echter niet de Afrikaanse realiteit. De verbinding is doorgaans traag en er gaat nog wel eens wat mis. Natuurlijk valt de verbinding net weg als je post verstuurt, die je toevallig deze keer even niet had opgeslagen. Kun je helemaal overnieuw beginnen. Zo gaat dat vandaag. Maar we hebben het er wel voor over. Want, behalve dat je via het internet het nodige kunt regelen, blijft het vooral heerlijk om met grote regelmaat van het reilen en zeilen van het thuisfront op de hoogte te worden gebracht.

De hotelportier vult onze waterjerrycans, wij doen nog een paar boodschappen en al snel rijden we op goed asfalt ten noorden van de stad. Vanaf Obala echter hobbelen weer als vanouds over een smalle stoffige piste. Er moet ooit asfalt hebben gelegen, want heel soms zien we een strook rafelige restjes.
En tjonge, het lijkt wel of alle vrachtwagens met boomstammen juist hier en vandaag onderweg zijn.
Na zo’n honderd kilometer afzien op het vreselijke vrachtwagenwasbord, ligt er vanaf Nanga-Eboko zomaar ineens een prachtige rode goede piste voor TOY’s vuile neus. Heerlijk is het om gewóón te kunnen rijden. Kunnen we ook weer eens om ons heen kijken en zwaaien naar de mensen in de dorpjes die we met regelmaat passeren.

 

 

Het regenwoud is zich inmiddels aan het terugtrekken, het wordt opener en lichter. De bomen zijn kleiner en in hoog gras groeien struiken. Ook de kuddes koeien op en langs de weg wijzen op de verandering van het landschap. Er is hier weer iets te grazen.

Voorbij Minta zien we een spoor, dat van de weg afleidt. Mooi zo, want het begint al te schemeren. Een paar kilometer verderop zetten we TOY neer. Gewoon langs het pad. Dat maakt hier niets uit. Verkeer is er toch niet. Nou ja, op die ene brommer na dan. Het blijkt de hoofdonderwijzer van het nabijgelegen dorp. Hij verzekert ons, dat we goed staan. Op deze open plek bij de savannen (het grasland) heb je minder last van insecten dan bij het bos. Veilig is het ook! En verder tuft hij op zijn brommertje op weg naar een vergadering.

Na soep met brood en (Gouda!!) kaas toe, kunnen we lafkoelen. In de verte weerlicht en rommelt het en de sterren winnen het van een piepklein maansikkeltje. Opgefrist gaan we vroeg slapen.

 

Woensdag, 28 juni 2006 – Wisselende wegen

 

Om zes uur begint onze dag. Als we net aan de muesli met yoghurt zitten, passeert het eerste “verkeer”. Weer een brommertje. Deze keer is het een gezondheidswerker, die op weg is naar een dorp ergens ver weg langs dit pad. De brommer is door de overheid geschonken, zodat de afgelegen dorpen makkelijker en sneller bereikt kunnen worden. Trots wijst hij op z’n terreinbanden. Daarmee kan hij ook in de regentijd komen waar hij wil, vertelt hij trots. 

Om half acht rijden we alweer op de mooie rooie piste. Met regelmaat, maar niet meer zo vaak als op het slechte deel van deze route, zijn ze er weer: de grote vrachtwagens met hout, tankwagens en
(Toyota Hiace) busjes volgepakt met spullen en mensen.

Bij een pomp stoppen we. We hebben water voor het sproeireservoir nodig. Foto’s maken? Nog steeds geen enkel bezwaar en niemand vraagt er iets voor terug. Een paar kleintjes zijn heel bij met de oranje (!!!) balonnen.

Vanaf Bouam/Bertoua gaat de piste over in een heel goede asfaltweg. En, waar we niet op hadden gerekend, het blijft doorgaan tot Garoua Boulai. Dat schiet goed op zolang het duurt natuurlijk. Want daarna hobbelen we weer over een soms erg slechte weg met knap diepe kuilen.

 

 

Voor een schooltje houden we onze lunchstop. Van de kids, die ons komen bekijken, horen we dat de scholen in dit deel van de wereld drie maanden sluiten. Later horen we, dat het de periode is, dat de hulp van kinderen op het land onontbeerlijk is.

Naast de regelmatig terugkerende controleposten, passeren we nu ook bij de meeste dorpen een zogenaamde “barrière de pluie” (raingate). Het zijn versperringen of eigenlijk zijn het doorgangen.
En wel twee: een afsluitbare van vier meter breed en een van twee meter. Na een fikse regenbui wordt, op gezag van de overheid, de vier-meter-brede doorgang gesloten. Zes uur lang, totdat het water is weggezakt. Dan pas mogen de grote trucks er weer door. De kleine (Toyota) transportbusjes en ons soort volk kunnen gebruik blijven maken van de twee-meter  doorgang. Op deze manier wordt de weg tenminste niet (helemaal) aan flarden gereden door het zware verkeer.

 

 

Tegen zes uur vinden we ergens links van de weg een mooie plek tussen bosjes en bomen op frisgroen gras. Om ons heen scharrelen koeien. We bedenken, hoe we vandaag weer de vrouwen in fleurige kleding zagen. Maar ook zien we weer dat groepje mensen voor ons. Ze spraken alleen een stamtaal en zagen er wel heel erg slecht uit. Ze leken er niet bij te horen. En dat, terwijl ze toch langs een zeer hedendaagse bijna-snelweg wonen.

Het “Afrikaanse Fachwerk” (d.i. houten takken opgevuld met stenen en aangesmeerd met leem) was er een poosje. Maar noordelijker verschenen gewoon weer de ronde rieten hutten met omheiningen.

De politiechecks stelden ook hier niet zoveel voor en vrachtwagens maakten plaats voor afgeladen busjes. De eerste tekenen van Noord-Afrika hebben we ook geconstateerd: ezels en mannen in jurken.

Vanonder ons dons zien we weer wat lichtflitsen en horen we het onweer in de verte. Zo nu en dan valt er wat regen.

 

Donderdag, 29 juni 2006 – Een lekke band en lekke-re couscous  

 

Het is heerlijk koel, als we om zes uur opstaan. Terwijl ik de koffie opgiet, komt Gerard met de boodschap, dat we een lekke band hebben. Tja, je bent overlander of niet. Er blijkt inderdaad een stukje ijzer in het rubber te steken. Noodreparatie en klaar is Kees.

Om acht uur rijden we weg. Het is dan alweer 20 graden in de dampige atmosfeer. Niet heel veel later ligt de eerstvolgende wat grotere plaats, Ngaoundéré, voor ons. En geluk moet je hebben: pal ervoor zien we zomaar plompverloren het “Michelin Center”. We blijken de best geoutilleerde bandenboer van heel Afrika gevonden te hebben. Gerard is helemaal in zijn nopjes met de apparatuur, materialen en werkwijze van de monteurs. De noodreparatie wordt dus zeer deskundig vervangen door een definitieve en de in Angola kapot gereden band wordt ook opgelapt. Zo, we hebben nu weer ruim reserve!

Ngaoundéré is een heerlijk Afrikaans stad. Overal lijken mensen te handelen en te rommelen. De nerinkjes mogen dan klein zijn en zeker niet druk beklant, iedereen is wel ergens mee bezig. Gelukkig kunnen we eindelijk ergens geld pinnen en dus tanken. Als we even in een internetcafé zitten, barst er een geweldige stortbui los. Alles en iedereen wordt van de straten gespoeld. Zo kunnen we wel heel makkelijk de stad uitrijden.

De goeie asfaltweg voert door steeds opener wordend land met het frisse groen van gras, bomen en struiken.

Dat beeld verandert drastisch na Garoua. De hele omgeving maakt ineens een veel drogere indruk en tussen de begroeiing is de zanderige bodem te zien. Het asfalt is nog steeds goed, hoewel we nu en dan om wat gaten moeten slalommen. Steeds vaker ook zijn hutten en omheiningen van leem.

 

 

Voorbij Kaélé vinden we ons “Boulderkamp”. Al lange tijd keken we uit naar een plek voor de nacht. Langs de weg wordt bijna overal het land bewerk, zijn er dorpjes en erfjes, of de weg ligt zodanig hoog dat je er niet even vanaf kunt rijden. Hier lukt het en achter een berg grote mooi afgeronde stenen (boulders) tussen een groep bomen vinden we een mooie plek. Het is dichterbij de weg dan we eigenlijk willen, maar alla...

Een paar kinderen, die op afstand toekijken, gaan er als een haas vandoor als Gerard ze wil gaan begroeten. Die zijn blijkbaar geen witte reuzen gewend. Even later zien we twee mannen aankomen. Een nauwelijks Frans-sprekende man herhaalt almaar dat we de kinderen hebben laten schrikken. Die indruk hadden wij ook, maar wat hij ons daarmee wil zeggen, wordt niet echt duidelijk. Hij heeft het ook nog over de “auberge” (herberg) in Kaélé. We sluiten de sessie, die nergens toe leidt af met handjes en de mededeling dat we morgenochtend weer weg zijn. Dat stemt de man voldoende gerust en hij keert terug naar het dorp. En wij kunnen eindelijk aan onze borrel.

De temperatuur is ondertussen flink gedaald, de couscous is lekker en de sterren stralen totdat het groeiende maansikkeltje het firmament verbleekt. En wij slapen heerlijk. Een nu en dan voorbij ronkende vrachtwagen op de weg is alles wat we horen.

 

Vrijdag, 30 juni 2006 – Op de valreep een overlandersontmoeting

 

Om half acht rijden we in een temperatuur van 25 graden op het asfalt. Het eerste stuk is uitgesproken slecht. Dat is een vrachtwagen fataal geworden. Zielig ligt die gekanteld in de berm. Op zichzelf is dat geen nieuw beeld, maar deze is nog maar net omgegaan. Gelukkig zijn de mensen er goed vanaf gekomen.

De weg ligt als een dijk in de steeds droger wordende vlakte, die in de regentijd behoorlijk nat kan worden. Het wordt steeds woestijniger met lichte grasbegroeiing en de typische doornachtige struiken. We zijn aangeland in de Sahel, zoals men deze zone in dit deel van Afrika noemt. “Sahel” betekent “oever of kust”. Dit gebied krijgt wat meer neerslag en is groener dan de Sahara. Vanuit de Sahara gezien vormt dit als het ware de oever van de zandzee. Voor ons betekent het, dat we meer moeite moeten doen om een boom te vinden voor wat pauzeschaduw.

 

 

Kilometers verder naar het noorden zien we vanuit het westen een enorme kudde koeien aankomen.
Als we gestopt zijn, blijkt dat het een nomadische stam is, die daar pal vóór ons het asfalt oversteekt. Adembenemend is het om die stoet te zien gaan. Mannen, vrouwen, kinderen, tenten, huisraad, alles is gepakt op ossen, paarden en ezels. We hebben geen idee, welke stam dit is, waar ze met hun eindeloos lijkende kudde vee vandaan komen of waar ze naartoe trekken. Jammer, dat we niet kunnen communiceren. Onze foto- en videocamera’s draaien overuren.

Rond de middag bereiken we Kousséri, de laatste Kameroense pleisterplaats. We volstaan met een tankstop. Rechts van de brug over de Chari, de grensrivier, zijn de gebouwtjes van douane (drie leuke dames!) en immigratie. Juist, als het laatste stempel gezet is, zegt de immigratiebeambte “hé, daar gaat nog een overlander”. In het drukke gedoetje op de dijk naar de brug, zien we nog net hoe een Landrover-Defender vanaf de brug Kameroen inrijdt.

Het is een Nederlands stel, Manon & Peter (http://www.theafricanway.com/). Negen maanden zijn ze nu onderweg met hun, inderdaad, erg volle Defender. Het is heet en onder het genot van een koele cola wisselen we ervaringen uit voordat zij hun inreis gaan regelen en wij naar de brug rijden voor de oversteek naar Tsjaad.

 

Kameroen! Wat ons zeker bij zal blijven, is de betrekkelijk snelle overgang van het tropische regenwoud in het zuiden naar het woestijnachtige noorden. De mensen waren vrolijk en toegankelijk. Heel bijzonder was het om die enorme optocht van mensen en dieren te zien. Om zomaar voor ons op de asfaltweg mensen te zien voorbij trekken, die nog altijd een nomadisch bestaan leven. En hoe shockerend het was om zuidelijker, ook weer pal aan een moderne asfaltweg, mensen te treffen, die er zo ongelofelijk verloren uitzagen met hun armzalige hutjes, ondervoed en analfabeet... We noemden hen “de vergeten mensen”.