home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2005
::
botswana 2
  • algemeen
  • prologue
  • europe
  • tunisia
  • libya
  • egypt 1
  • egypt 2
  • sudan
  • ethiopia 1
  • ethiopia 2
  • kenya
  • uganda 1
  • uganda 2
  • rwanda
  • tanzania
  • malawi
  • mozambique
  • zambia
  • botswana 1
  • namibia 1
  • namibia 2
  • botswana 2
  • south africa
::
reisverslag
Africa 2005 :: botswana 2 :: reisverslag


Zondag, 6 november 2005 – Botswana, vanuit het zuiden

 

De eerste kilometers in Botswana rijden we op een piste, die parallel loopt aan een piste op Zuid Afrikaanse bodem. Beide wegen leiden naar de toegangspoort van het Kgalagadi Transfrontier NP.
Het park strekt zich uit over het grondgebied van Botswana en Zuid Afrika.

Vlak voor het gehucht Struizendam vinden we de Titus Tourist Campsite. Midden in het woestijnlandschap ligt een vierkant terrein omzoomd door een afrastering van een paar meter. Het hek is niet op slot en er is niemand te zien. Bij een gebouwtje staat een auto. Een klein toiletblok staat wat verloren op de kale zandbodem. De stookplaats heeft een kring van zitblokken en hier en daar staat een struikje.

We installeren ons en voelen ons een beetje giechelig. Maffe camping!
Een uur later meldt Frederik zich. Deze vriendelijke man runt de camping namens de dorpsgemeenschap. Ook was hij volksvertegenwoordiger. Hij wil ozo graag de camping promoten. In zijn ijver om meer kampeerders naar hier te krijgen, rijdt hij met ons een rondje in het kleine duingebied dat grenst aan de camping. Enthousiast vertelt hij, dat hij met klanten ook dieper de uitgestrekte wildernis in gaat voor een echte bush-ervaring. We beloven, dat we het waypoint van de camping zullen opnemen.

 


 
Op het verlaten en omheinde stuk woestijn voelen we ons als gevangenen op een luchtplaats. Maar dat verhindert ons niet om te genieten van gebakken aardappels met bietjes en de komkommersalade.
Ons glas wijn heffen we op Nel, die vandaag haar 89e verjaardag viert. In de koude en heldere avond dromen we weg in de eindeloosheid van de sterrenhemel voordat we de warmte van ons TOY-bed opzoeken.

 

Maandag, 7 november 2005 – Kagalagadi Transfrontier NP en eindelijk een kill!

 

Onze ochtenddommel wordt verstoord door een opgewonden balkende ezel en ook een haan laat zijn bijbelse gekraai horen. Bovendien is er de warmte van de zon die ons een nieuwe en onvoorspelbare dag in lokt.
Na het ontbijt meldt Frederik zich, zoals afgesproken, voor een foto en video-showtje. Ondanks het feit, dat hij als volksvertegenwoordiger in Afrika gereisd heeft, is hij onder de indruk. Van veel dingen, in het bijzonder van de primitief levende stammen in Afrika, vermoedde hij zelfs het bestaan niet.
Om negen uur beginnen we aan de laatste kilometers naar de ingang van het Kgalagadi Transfrontier NP. In het toegangsgebouwtje aldaar verlengen we het visum van twee naar vier weken.

 

 

Over een zanderige piste, die door een geologisch oud rivierdal loopt, rijden we noordwaarts. Rondom ons steken rode duinen bespikkeld met plukjes dor gras af tegen de gele waloever. Het is er mooi en stil. Een paar andere toeristen zien we pas bij de lunchstop op een picknickplaats. We vermaken ons met de vogeltjes, die zich in een grote horde op een bakje water storten. Logisch in deze droge omgeving. Eindelijk lukt het Gerard om een muisje te fotograferen, net als ie vanuit zijn holletje de omgeving bekijkt. We zijn danig onder de indruk van het eko-toiletgebouwtje. Na deze stop toeren we vlotjes via Nossob (“Tented Camp”) de 60 kilometer naar de ons toegewezen campsite Lombatse GP2.

 

We hebben een betegeld en met strooien dak overdekt terrasje. Ook een eigen w.c. en niet-werkende douche staan de kampeerder ter beschikking. Onze plek ligt op een helling en biedt een mooi uitzicht over de nu droog staande moerasvlakte. We wandelen naar de enige levende wezens in de verre omtrek, onze Zwitserse buren. Samen buigen we ons over de sporen, die rondom hun kampementje te zien zijn. Zijn het leeuwen of hyena’s, die hier rondgedoold hebben?
Tijdens het bushdiner, dat nog het meest lijkt op een Afrikaanse variant van nasi, genieten we van een fantastische lucht, die de ondergaande zon voor ons in petto heeft. En eindelijk maken we een echte “kill” mee. Een hagedis besluipt een motje. Met succes! Schrokkerig verdwijnt het stoffige beest naar binnen.

Als we in ons TOY-bed liggen blijf ik wakker, geboeid door de langzaam voorbij schuivende sterrenhemel en het maansikkeltje, dat ontspannen op de rug liggend zijn eigen koers gaat. Het is dan ook laat als ik inslaap naast mijn knorrende echtgenoot.

 

Dinsdag, 8 november 2005 – Hobbelen, kronkelen en … een scherpe bocht

 

De dag begint met klussen. Deze keer versterkt Gerard het kapotte rechterscharnier van de motorkap. Helaas tikken we daarbij tegen de voorruit in het onderste hoekje. Echt erg is dat niet, de barstjes blijven buiten ons gezichtsveld.
In de warme zon en een verfrissende wind komen de Zwitserse buren ons bivak, meer speciaal de TOY, in ogenschouw nemen. De sporen die we gisteren zagen, zullen toch van een hyena geweest zijn. Want, dezelfde sporen waren vanmorgen rond de auto te zien op de plek waar een paar sportschoenen verdwenen zijn.

Met een stevig muesliontbijt in de maag, rijden we de 55 kilometer terug naar een kleine piste in oostelijke richting. Het is een zanderig en hobbelig spoor en op en neer deinend kronkelen we voort.
Het landschap doet ons denken aan de Drunense duinen. Maar dan natuurlijk eindeloos veel groter en warmer. De duintjes bestaan uit wisselend wit, roze, oranje en geel zand. Er groeit wat olifantengras en er staan zo nu en dan kleine boompjes. Ook steken her en der grillig gevormde en zwartgeblakerde bomen schitterend af tegen de strakblauwe hemel. Soms bestaat het pad uit diep en zacht zand en dan weer hobbelen we over een stevig wasbord.

 

 

Het gaat lekker zo en we genieten van het rijden en de omgeving. Tot er direct na een heuveltje-af zomaar ineens een erg scherpe bocht is! Precies naast een boom komen we tot stilstand. Door de lage bandenspanning en deze plotselinge manoeuvre is het de linkervoorband een pietsje teveel geworden. Diep in het zand hangt-ie wat treurig naast de velg. Met graven, steen en plank krijgen we TOY netjes op krikhoogte en dan is de band snel gewisseld. Deze grap heeft drie kwartier gekost. Inclusief een TOY-lunch, dat wel.

Het terrein wordt geleidelijk vlakker en groener. We toeren langs de pans en bereiken om vijf uur de campsite bij de uitgang (Mabuasehube GE2). Het is er stil, en ook hier zijn wij de enige levende wezens. We installeren ons met hangmat en al onder het schaduwafdak van ons plekje. Het is nog steeds een graad of dertig en we verheugen ons op een lekkere warme douche, die hier in het toiletgebouwtje moet zijn. Maar daarvoor moet Gerard wel eerst de deur van de ruimte, waar de gasflessen staan, forceren. Nadat hij een volle fles heeft aangesloten, is het eindelijk baddertijd!

Als het donker en afgekoeld is, eten we heerlijk van onze Afrikaanse nasi-resten met een frisse tomatensalade. Deze keer ben ik het, die ineens aan slapen toe is. Ik kruip in ons hoge TOY-bed en hoor niet eens meer hoe Gerard -- echt op zijn “campings” -- de afwas gaat doen in het sanitaire blok.

 

Woensdag 9 november 2005 – Tweebaanspistes en asfalt op de Transkalahari Highway

 

Bij het ontbijt memoreren we de dieren die we hier in het park zagen. Geen groot roofwild deze keer, maar een keur aan andere dieren trok aan ons voorbij. Wildebeesten, struisvogels, gemsbokken springbokken, duikertjes, hartebeesten… Opvallend was het grote aantal jonge dieren. Speciaal de hartebeestbaby’s waren hartverwarmend. Zouden ze daaraan hun naam te danken hebben? Leuk was het ook om een roofvogel met zijn prooi te zien en niet te vergeten, de vlak voor de auto overstekende muisjes en eekhoorns. 
Bij de gate is een kleine expositieruimte over alles wat groeit en bloeit in het park. Heel veel wijzer worden we er niet, behalve dan dat de dikdik een steenbokje is. Jammer, dat we de beroemde leeuwen met de zwarte manen niet gezien hebben. Ze komen alleen in dit gebied voor, maar ze laten zich niet makkelijk zien.

Om half tien rijden we op de piste, die strak langs de grens van het park loopt. Er zijn geen afrasteringen. Met regelmaat geplaatste borden verbieden de voorbijganger het gebied te betreden en er te jagen. Voor het eerst in ons Afrika-bestaan rijden we op een tweebaanspiste, waarop we soms wel 70 kilometer per uur kunnen rijden. 


 

Gescheiden door een hoge “grassige” middenberm zijn er twee zanderige en diep uitgesleten sporen. Voor het drukke verkeer zal het niet nodig zijn. We komen geen enkele medeweggebruiker tegen.
Links en rechts is er voornamelijk laag kreupelhout. De koffiepauze houden we midden op de berm en voort gaat het weer. Pas als we in de buurt van de bewoonde wereld komen, blijkt er nog ander leven te bestaan. Kuddes koeien scharrelen rond, die – zoals koeien dat nu eenmaal doen – een beetje dommig kijkend op het vale gras staan te kauwen, te kauwen en te herkauwen. 

De bewoonde wereld van Lokwabe en Hukuntsi is eenvoudig en stoffig. We pompen er de banden op, omdat de weg hier min of meer verhard is met stenen. Maar niet voor lang blijkt. Een kilometer of tien verder komt vanaf Lehututu het vertrouwde dubbele zandspoor weer terug. De Kalahari is hier voornamelijk vlak en licht begroeid met struiken en boompjes. 300 Kilometer sleuren we door dit landschap tot we bij Takatshwane het asfalt van de Transkalahari Highway bereiken. De resterende 150 kilometer naar Ghanzi leggen we in een vlot asfalttempo af. Een rondje ijzerwarenzaken levert niet het beoogde hoeklijntje op en het internetcafé blijkt al lang niet meer in werking.


Op de Safari Lodge campsite even buiten het plaatsje vinden we een mooie plek en krijgen we weer eens een fantastische zonsondergang voorgeschoteld. We buigen ons over de kaart en besluiten om via het Central Kalahari GR naar de Makgadikgadi Pans (Kubu Island) te trekken. Maun en de Okavango Delta laten we voor wat het is. Over de vraag of we het zuidelijk deel van de Centrale Kalahari in kunnen, bestaat nog steeds onduidelijkheid. Het is misschien nog afgesloten vanwege een mond- en klauwzeer-epidemie. We zien wel, we zijn immers op avontuur!

Voor het eerst sinds heel lange tijd horen we nu en dan een auto op de nabijgelegen Highway (A2), die een belangrijke verbinding vormt tussen de hoofdstad van Botswana, Gabarone, en Windhoek in Namibië. Het geluid is ons gelukkig nog steeds vertrouwd genoeg om lekker in te slapen. Binnen is het knus, terwijl buiten een stormachtige wind waait en in de verte zo nu en dan ‘n bliksemschicht de hemel verlicht. Misschien geïnspireerd door de halve maan en de sterrenhemel laten ook honden van zich horen.

 

Donderdag, 10 november 2005 – Met de schrik vrij, wilde honden en een gesloten poort

 

Het ontbijt gebruiken we binnen. Het waait nog steeds hard en trek in muesli-met-zand hebben we niet echt. In Ghanzi gaan we bij de bandenboer langs om de band weer goed om de velg te leggen. Bij de Spar kunnen we geld pinnen en Shell levert ons diesel. Op zoek naar een ijzerwarenzaak hebben we een irritant onderhoud met een politieagent. Hij wil ons bekeuren als we, bijna stilstaand, zoekend om ons heen kijken. Stoppen op de openbare weg “is an offence”. We geloven niet echt dat dit volgens het –wet- boekje is. Dat maken we hem fijntjes duidelijk. Het werkt. De man redt na enige discussie zijn gezicht door te zeggen, dat we de volgende keer toch echt een bekeuring krijgen.

 

Om een uur of half elf rijden we dan eindelijk de tien Transkalahari-asfalt-kilometers naar de piste, die ons naar het Centraal Kalahari Wildreservaat (Central Kalahari Game Reserve = CKGR) moet brengen. Honderd kilometer rijden we op de brede witte piste onder een strakblauwe hemel. We gooien mooie witte stofwolken op. Om ons heen is nog steeds het eerder beschreven Kalahari-landschap. Het is heet en de koffiepauze duurt dan ook niet al te lang. Het laatste stuk van de route naar het park bestaat uit een zandpiste met een dubbel spoor. Het zand is soms erg zwaar en wordt zo nu en dan onderbroken door een stukje kalkachtige harde ondergrond.

 

 

Na de lunch (met een tukkie) zien we hoe in de verte een zware bui nadert. Dat levert een schitterende belichting op. Samen met het diepe blauw van de hemel en de zon krijgt de stille en eenzame wereld van de Kalahari een magische uitstraling.

Als de eerste spetters neerkletteren, zien we ineens een stuk of vijf wilde honden. Even bevriezen ze, staren ons aan en weg zijn ze. Verderop vatten ze moed. Nieuwsgierig monsteren ze dat merkwaardige witte beest, dat TOY voor hen moet zijn. Fantastisch! We hadden niet verwacht ze te zien. Volgens onze informatie vertonen ze zich in dit gebied zelden aan mensen. 

 

Bij de grens van het park staat een bord, dat aankondigt, dat de toegang gesloten is en dat we naar Tsenwe moeten. Dat ligt een paar honderd kilometer rijden ver. We besluiten de gok te wagen en gaan toch maar het pad op dat 35 kilometer verderop bij de Xade-Gate uitkomt. Ineens geeft de Garmin een paar keer aan, dat de spanning wegvalt. Dat was eerder ook al eens gebeurd, maar het was voorbij, voordat we het goed en wel gezien hadden. Nu echter duurt het langer en herhaalt het zich een paar keer. Tegelijkertijd ziet Gerard een waarschuwingslampje op het dashboard oplichten. Oeps, hij schakelt de motor uit en sprint naar de motorkap. In een flits heeft hij zich gerealiseerd, dat er iets met de accu’s moet zijn. En jawel hoor, de geïmproviseerd vastgezette accu is losgetrild en heeft sluiting gemaakt. De klem, waarmee de accu op zijn plaats wordt gehouden, is losgeraakt en door de hitte gesmolten. Als het nog wat langer had geduurd zou er brand zijn ontstaan. Nog wat beduusd rijden we verder nadat we de accu eruit hebben gehaald. We zijn, om zo te zeggen, behoorlijk met de schrik vrij gekomen …

 

Het regent ondertussen nog harder en fantastische bliksemflitsen schieten langs de hemel. Het helpt allemaal niet bij de Xade-ingang. We worden niet toegelaten in verband met mond- en klauwzeer. De rangers menen, dat we vóór de nacht de noord-oostelijke toegang kunnen halen. Daar denken wij anders over, want zo’n driehonderd rijden op deze zandpistes kost minstens een halve dag. Ons maakt het niet uit, we hebben immers ons huis bij ons. Dus wie doet ons wat! 

Nog steeds opgelucht over de goeie afloopt van het accuverhaal rijden we terug naar het bord en slaan dan af in noordelijke richting. Er is een soort brandgang, die precies op 22 graden en 47 minuten de grens van het park volgt. Het is laat in de middag en dat betekent, dat veel dieren (“impoalaatsjies”, jakhalzen, roofvogels) op etenspad zijn. En warempel, óns pad kruist nogmaals dat van de wilde honden. Deze keer sjorren ze aan het kadaver van een hartebeest. Ze rukken en trekken om het vlees ervan af te krijgen. Jammer dat het schemert. De foto’s worden daardoor niet al te scherp.


 

Om een uur of zes vinden we het welletjes. Het is al bijna donker en de regen stort nog steeds met bakken naar beneden. Het heftige onweer drijft gelukkig een andere kant op. De temperatuur is terug-gevallen van 40 graden eerder op de dag naar 20 graden. En als TOY mooi met zijn neus in de harde wind staat, mixen we pasta met een blikje bonen en een worstje. Door een glas wijn en een asperge-salade wordt de maaltijd naar het niveau van een mooi kalahari-diner getild. We klauteren vroeg in bed en genieten van het ultieme kampeergeluid: regen op het dak.

 

Vrijdag, 11 november 2005 – Dode dieren en hoe T4A het gebrek aan zicht goedmaakte

 

Het is droog als we opstaan. Hoewel het waait en bewolkt is, kunnen we tenminste buiten ontbijten. De bodem is lekker zanderig. Dat geeft veel gemak bij het graven van de veldlatrine. Helaas, als we om half negen wegrijden, regent het alweer flink. De eerste 20 kilometer rijden we uiterst geconcentreerd, omdat dieren op veel plekken enorme gaten hebben gegraven. Welk dier en met welk doel, weten we niet. Maar zoveel is duidelijk, erin knallen met een vaartje is niet fijn voor TOY en onszelf. We zien vooral veel gemsbokken. Het blijft een genot om deze prachtige dieren te zien (rennen) met hun zwiepende staarten en mooi getekende koppen.
Bij de hoek, waar we in oostelijke richting gaan, wordt een  nieuwe toegangspoort gebouwd. Het zal dus in de toekomst makkelijker worden om vanuit het westen de CKGR te bereiken. Hier, aan de noordkant van het park is een hek. Onze piste, de brandgang, gaat verder binnen het hek aan de parkkant.

De weg golft op en neer en in de lage delen hebben zich grote diepe plassen gevormd. TOY werpt mooie fonteinen op als we er doorheen rijden.

Opvallend zijn de dode dieren die we vandaag tegen komen. Impala’s, een kudu, een buffel en veel indruk maakt een bloedende en stervende giraffe naast een al gestorven maatje. Het ziet ernaar uit, dat ze zich doodrennen tegen het hek. Waarschijnlijk staat het op de migratieroute van de dieren. Schokkend. We zien vlak voor ons, hoe een jonge kudu tegen het hek aan knalt. Gelukkig herstelt hij zich en gaat rechtsomkeert.

 

 

Er is niemand te zien bij de toegang. Gelukkig kunnen we het hek openknutselen. We vinden ergens een bouwvakker, die vertelt dat we ons verderop in het park bij de rangers moeten melden. Ook de weg naar het parkkantoor bestaat uit louter diepe gaten die vol geregend zijn. Het lijkt wel een achtbaan en het schiet niet op. Na een kilometer of zes hobbelen, hebben we het wel gezien en keren om. We bedenken, dat we langs de grens van het park al zoveel dieren hebben gezien, dat een verblijf in het park daar niet veel aan toe zal voegen. Ook het landschap van de Kalahari is ons inmiddels vertrouwd.
Terug dus en op weg naar de Kgalagadi-pans. De route is van dezelfde kwaliteit als in het park, behalve dan dat het hier nog meer uitgesleten en het zand plaats heeft gemaakt voor modder. Na de lunchpauze wordt het ietsje beter en schieten we wat meer op. Als we de asfaltweg naderen wordt het rondom ons opener en zien we kuddes koeien op de vlakten grazen.

 

In de buurt Mmadikola bereiken we het asfalt van de A3. Klinkt groots, maar dat is het niet. Het slalommen rondom de gaten die vol met water staan, is een leuke sport en vereist concentratie. Soms is er niet meer dan een strookje brokkelig asfalt over. En we hebben nu ook weer met andere weggebruikers te maken. Niet veel, maar toch is het een gedoe om langs elkaar heen te manoeuvreren. De overheid o nderkent het probleem kennelijk. Verderop zijn grootschalige wegwerkzaamheden gaande. Het diamantstadje Orapa kun je alleen in als je een speciale vergunning hebt. En inderdaad, een poging om er een kijkje te nemen loopt op niets uit. Dus maken we toch een omtrekkende beweging. In de verte zien we de machines en de bedrijvigheid van de mijnen, waar het kostbare goedje uit de grond wordt gepeuterd.

We worden een paar keer aangehouden bij veterinaire roadblocks. Nee, rauw vlees is niet aan boord, maar van de roadpermit, waar ook naar gevraagd wordt, zijn we minder zeker. Afijn, na een hoop gegraai in tassen en mapjes vinden we de permit nog altijd niet. Onze “zoekijver" wordt beloond en zuchtend wenken de mannen ons door. 
Ter hoogte van Mmatshumo slaan we af in noordelijke richting. Het is een keiharde hobbelige piste. Na het voornoemde dorp gaat onze route over in een onduidelijk zandspoor. Dagen van regen hebben ook hier hun sporen nagelaten. Het uitgereden spoor lijkt dan ook meer op een riviertje dan een weg.

 

 

Uiteindelijk bereiken we de Sua-pan, een enorme zoutvlakte die eens de bodem van een gigantisch binnenmeer was, dat zich uitstrekte tot aan de Okavango Delta. Ook nu oogt de Sua-pan als een meer. Op de zoute slikbodem staat een laagje water van een centimeter of vijf. We aarzelen even of we erdoor kunnen. Noordelijker moet er ook een route naar Kubu-eiland zijn. Maar een tamelijk vers spoor geeft ons moed en voorzichtig glibberen we door het water. Ondertussen is het al aardig donker en met moeite kunnen we het spoor volgen. Het wordt alleen maar erger, want om niet verzakt te raken moeten we de vaart erin houden. Het water spat daardoor doorlopend op de voorruit. De ruitenwissers kunnen dat watergeweld niet aan en van zicht op de route is nauwelijks meer sprake. Dan bewijst de waarde van de gedetailleerde sporen van T4A zich eens te meer. Die zijn zo nauwkeurig, dat we helemaal op het apparaat kunnen afgaan. Leuk spannend is het en het lijkt net een videospelletje.
Glibberend en glijdend bereiken we de verhoging in de zoutvlakte, Kubu-eiland. Er is niemand te zien.
Bij een enorme baobab-boom is een kampeerplek en vandaar kunnen we nog net de laatste rode gloed van de ondergaande zon zien. Het is een prachtige plek en in de struiken vinden we zowaar een echte eko-w.c. Na een verrijkte champignonsoep, liggen we om een uur of tien tevreden onder het dons.

 

 

Zaterdag, 12 november 2005 – Dagje lemen TOY-hut voor dikke baobab

 

Om zeven uur zitten we onder onze baobabboom te genieten van het prille ochtendlicht. Met Balefi, die als een soort museumsuppoost (het eiland is onderdeel van het Nationaal Museum) over het eiland waakt, maken we een wandeling. Het is indrukwekkend zoals deze ongeschoolde man zichzelf ontwikkeld heeft. Hij weet veel te vertellen over de cultuurhistorische en geografische aspecten van Kubu-Island. En meer nog over de spirituele betekenis van deze plek voor zijn volk.

Een heerlijk begin van de dag, die we verder zoveel mogelijk doorbrengen in de schaduw van onze dikke baobab. De warme zon bewijst goede diensten. Door dat kapotte hoekje van de voorruit kon het opgespatte modderwater en de regen naar binnen dringen. Het gevolg is dat de vloermat en alles eronder kliedernat is geworden. Zo rommelen, lezen, schrijven, wandelen we deze dag lekker door, terwijl we met de schaduw van de boom mee draaien. TOY ziet eruit als een lemen TOY-hut, nu het wittige en zoute slik gedroogd is.

Met een schitterende zonsondergang, een heerlijke tomaten-tonijnsalade en een lekkere asperge-ei-salade, versierd met (uiteraard) een glas wijn, maken we de overgang naar de avondkoelte. En terwijl Gerard aan Balefi foto’s op de laptop laat zien van andere spirituele en heilige plekken (zoals Uluru in Australië), geniet ik in mijn eentje nog een poosje van de intense stilte en de schoonheid van het nachtlicht.

 

Zondag 13 november 2005 – Van ochtendwhisky naar avond-T-bone

 

Balefi komt langs om Whisky aan ons voor te stellen, een jonge Bushman uit de omgeving. Whisky is apetrots, dat hij de kans heeft gekregen om gids te worden. Met ons drieën luisteren we hoe Balefi vertelt over Botswana. Over het regeringsbeleid ten aanzien van de Bushmen. Door de vorming van het Nationale Park (Centrale Kalahari) in het traditionele leefgebied van de Bushmen mochten de mensen niet meer jagen. Hoewel men niet werd verplaatst, onthield men hen alle basisvoorzieningen (water, medische zorg, scholing, woningen, enz.). Die kwamen echter wel in de nieuwe dorpen buiten het park. De traditi-onele levensstijl is, met name bij de jongeren, in korte tijd sterk veranderd. 

We hebben veel stof tot denken als we het spoor op de pans in noordoostelijke richting volgen. We rijden soms over spierwitte zand, dan weer zijn er steppeachtige vlakten om ons heen. We passeren dorpjes met kleine lemen huisjes, met takken omheinde veekralen, baobabs in alle maten en soorten. Aan onze rechterhand blijft in de laagte de Sua-pan (chott) zichtbaar. Het terrein westelijk ligt hoger. En het is Afrikaans heet!

 

 

Noordelijker ontwaren we een kleine piste die het chott op leidt. Van T4A weten we dat er een spoor loopt, hoewel gewaarschuwd wordt dat het uiterst moeilijk begaanbaar kan zijn. Leuk, we gaan er maar eens poolshoogte nemen. De eerste kilometers is er niets aan de hand. Maar het wordt steeds natter en TOY moet steeds harder ploegen om erdoor te komen. We kijken elkaar wat benauwd aan. We zitten niet echt te wachten op een modderige graafpartij. Dus op de eerste de beste plek waar we kunnen keren, kiezen we eieren voor ons geld en met een flink vaart keren we terug naar waar we het chott op gingen. Zand heeft toch wel onze voorkeur.
Het asfalt wordt aldus vlot bereikt en een kilometer op vijftien verderop vinden we op de campsite van de Nata-lodge een mooie beschaduwde plek en een waterslang, zodat TOY weer leem- en zoutvrij gemaakt kan worden.

Na de expeditiedagen is douchen weer een ultiem genot, net als de T-bone-steak en de Griekse salade die we in het Lodge-restaurant genieten. De nacht daarentegen is broeierig warm en er zijn muggen! Lekker slapen is er dan ook niet bij. Ach, misschien is dat wel goed. Kunnen we langer genieten van deze plek tussen de palmbomen, want we realiseren ons ook, dat het einde van onze reis in het “èchte Afrika” wel erg snel dichterbij komt. 

 

Maandag, 14 november 2005 – De bewoonde wereld van Francistown 

 

Na een gloedvolle zonsopgang en de gebruikelijke ochtendrituelen, pompen we de banden op asfaltdruk en gaan op weg. De 180 kilometer goed asfalt naar Francistown rijden we vlot. Het landschap bestaat uit vlak woodland en we zitten op een doorgaande route. Het verkeer is er dan ook naar. Niet dat het vergelijkbaar is met de drukte op de Europese, en meer speciaal de Nederlandse wegen, maar na dagen eenzame bushtracks ervaren wij het in ieder geval als druk.

In het verwaarloosde oude centrum van Francistown vinden we met moeite een internetcafé (Ibis). De verbinding is zodanig traag, dat het een uur duurt voor de e-mail binnen is. In Barbara’s Bistro (“best restaurant in town”) eten we een geweldige lunch en raken met de Oostduitse Barbara aan de praat.
Afgezien van een “technisch” shoprondje in de stad houden we ons vanwege de hitte de verdere middag gedeisd op de campsite van het Marang Hotel.

Als het voldoende afgekoeld is, douchen we en tutten ons op om nog eens van de genoegens, die Barbara biedt, te profiteren. Na het eten zakken we door met Barbara, een vriendin en een paar Zuid Afrikaanse heren. De laatsten zijn lid van de T4A gemeenschap en ze laten ons beloven langs te gaan bij “Mister T4A”, Wouter Brand (in Zuid Afrika). Ook nodigen ze ons uit bij hen op bezoek te komen, vertellen over plekken die het bezoeken waard zijn en van Barbara mogen we Arniston ab-so-luut niet overslaan.
Na ja,  het wordt natuurlijk een latertje. Dat is vandaag zo gek nog niet, want de temperatuur is ondertussen lekker gedaald. Verlicht door de volle maan slapen we als roosjes.

 

Dinsdag, 15 november 2005 – Campingklussen 

 

Vanochtend is het bewolkt en minder heet dan gisteren. Mooie temperatuur voor wat klusjes, beslissen we. Het onvermijdelijke wasje is er en Gerard werkt aan de kap en de spatlap, die we er weer eens van afgereden hebben. Deze keer worden de kwetsbare kettinkjes vervangen door stevig band. Verkoeling vinden we in het ijskoude zwembadje en in het hotel kunnen we het internet op. De rijst met een ossenstaart-soja-prutje blijkt een niet voor herhaling vatbaar experiment. Jaloers (voor het eerst) snuiven we de geuren op, van de om ons heen braaiende Zuid Afrikanen. Overigens zijn deze mensen hier niet met toeristische doeleinden, maar ze hebben werk te doen in deze omgeving en overnachten op de camping.
Na een borrel bij Barbara en haar vrienden slapen we, gestoord door blaffende honden (het is volle maan) en verkeersgeluid.

 

Woensdag, 16 november 2005 – Het laatste Botswana-traject

 

Sliepen we in met honden, wakker worden we van het duivengekoer. Oplettende lezers zullen inmiddels weten, dat duiven bij Gerard diepe snaren weten te raken. Afijn, wanneer Gerard de duif getraumatiseerd en zichzelf tot rust gebracht heeft, stelt hij de motorkap af en verstevigt de accu-bevestiging. Met vers water in de tanks en opgepept door koffie doen we een laatste rondje stad (internet, Shoprite). Na de lunch bij Barbara-in-crisis is het dan echt tijd voor de laatste etappe in Botswana.

De A1 (naar Gabarone) verlaten we bij Serule en via goede wegen bereiken we eind van de middag Martin’s Drift, de grensplaats. Het landschap blijft min of meer hetzelfde. Veel verkeer komen we niet tegen. Langs de weg zijn soms groepjes mensen bezig doornige struiken te rooien en in grote hopen te verbranden. Opvallend veel ezels knabbelen mistroostig aan het dorre gras in de berm.

 

 

Op het grasveld van de Kwa Nokeng lodge (een uitgebouwde boerderij) zijn we vroeg genoeg om de zon te zien ondergaan en laat genoeg, zodat de temperatuur van ergens in de 40 graden is kunnen dalen naar een aangenamer niveau. De camping-lodge ligt pal aan de vrijwel droogstaande rivier, de Limpopo, die de grens met Zuid Afrika vormt.

 

Die avond zijn we ons erg bewust, dat we morgen in meer opzichten een grens zullen overgaan. Botswana ligt achter ons, net als Namibië een grote halfwoestijn. Sommige mensen zullen het saai vinden, maar wij genieten van de eindeloze lege uitgestrektheid. Naast Savuti (Chobe NP), de expeditie-tocht door het Noorden, maakte Kubu-eiland, een heerlijke stille en spirituele plek, de meeste indruk.

We genoten er van de mooie rotspartijen en de knokige oude bomen met takken als machtige armen.
De op een na grootste baobab, die een paar dagen ons huis was, kreeg een speciaal plekje in ons hart.

 

Donderdag, 17 november 2005 – Over de Limpopo Zuid Afrika in 

 

Een stevige wind geeft de vroege morgenuren een lekkere temperatuur. Omdat we pal aan de grens staan, wikkelen we Botswana op de camping digitaal af. We tanken, wisselen geld en melden ons om kwart over negen aan de Botswaanse grenspost. Het gaat vlot en daar gaan we dan, op naar Zuid Afrika.

 

terug naar begin pagina