home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2005
::
namibia 1
  • algemeen
  • prologue
  • europe
  • tunisia
  • libya
  • egypt 1
  • egypt 2
  • sudan
  • ethiopia 1
  • ethiopia 2
  • kenya
  • uganda 1
  • uganda 2
  • rwanda
  • tanzania
  • malawi
  • mozambique
  • zambia
  • botswana 1
  • namibia 1
  • namibia 2
  • botswana 2
  • south africa
::
reisverslag
Africa 2005 :: namibia 1 :: reisverslag

if you go to namibia 1 :: route, you can download Himba-video 

 

 

 

Route (5.522 km, 37 days): Popa Falls - Tsumkwe - Groot Fontein - Etosha NP - Opuwo - Kunene River - Epupa - Okarohombo - Puros - Sesfontein - Khorixas - Windhoek - Namib Naukluft NP - Swakopmund - Solitair - Sesriem - Aus - Lüderitz - Keetmanshoop - Rietfontein - Spitsbok - Windhoek. 

 

Zondag 2 oktober 2005 (28 km) –  Namibië, om te beginnen het noorden 

 

Ook bij de twee loketten van Namibië zijn we binnen de kortste keren klaar. De grensplaats aan deze kant van de grens heet Muhembo. De brede en goede piste loopt door het Mahango NP. Ter verwelkoming kijken een paar giraffen langs de weg naar ons op, of beter gezegd “op ons neer”, als we passeren. Niet te lang natuurlijk en dan eten ze lekker verder van de boomblaadjes.

 

Namibië, een land dat we vooral associëren met zandduinen en de Himba-stammen. Landschappelijk hebben we hoge verwachtingen: woestijn, zandduinen, de vleien, Etosha en de Oceaankust. 

Van de ongeveer twee miljoen Namibiërs woont het grootste deel in het noorden langs de grens met Angola, waar de meeste regen valt. Nog een paar cijfers: de levensverwachting is 65 jaar en 86% van de bevolking is van Afrikaanse oorsprong, de resterende 14% zijn Europees of van gemengd bloed.

De verschillende bevolkingsgroepen (Khoi, Boesman, Nama, Herero -o.a. Himba-, Damara, Ovambo, enz.) leven ieder met een eigen cultuur, geschiedenis en taal, in min of meer onderscheiden gebieden vreedzaam naast elkaar. Er vindt overigens steeds meer vermenging plaats, niet in de laatste plaats door de moderne vervoersmiddelen.

 

Bijzonder was het om over de Basters te lezen. Deze mensen stammen af van de eerste Nederlandse pioniers, die begin 17e eeuw naar de Kaap kwamen om een nieuw bestaan op te bouwen. Ze kregen kinderen met de inheemse hottentotvrouwen. Deze Afrikaans sprekende “bastaard-“kinderen (kleurlingen) werden door zowel de witte als zwarte gemeenschappen aan de Kaap verstoten. In groepen verenigd trokken de nakomelingen naar het noorden en noemden zichzelf trots “Basters”. Ze wonen voornamelijk in het Rehoboth-gebied en ongeveer 3% van de huidige bevolking in Namibië behoort tot de Basters. 

 

De campsite van het Wildlife Resort Popa Falls is onze volgende woonplaats. De kampeerplekken hebben stroomvoorziening, schaduwbiedende bomen, een vuurplaats en een kraan. Even het pad af en we kunnen genieten van de mooie stroomversnellingen in de Okavangorivier. Ondanks de waarschuwingen voor krok’s en verboden om in de rivier te zwemmen, gaat een “stoere” Duits-Namibische gast toch het water in. 

Lekker keutelen we met handwasjes, laptops en leesboeken. En na de kudusteak in het camping-restaurant, is het helemaal duidelijk. Hier blijven we nog een dag!

 

Maandag 3 oktober 2005 – Popa-Falls-campingdag 

 

Voor het eerst tijdens onze Afrikatrip zetten we de luifel op. Knus, maar ook vergroten we zodoende de schaduwzone en werkruimte. Gerard is enthousiast bezig om de video-beelden tot een mooi geheel te editten. Ik schrijf aan Zambia.

Tussendoor wennen we verder aan de Zuid-Afrikaners en de Duitstalige Namibiërs in hun (huur-)auto’s met daktent. Overal rijden ze en op iedere campsite zien we ze, dezelfde witte Toyota- (ook wel Nissan en Isuzu-) pick-ups. De laadbak is overdekt en daarin staan de onvermijdelijke koelkast en diepvriezer. Veel contact met anderen zoeken ze niet. Zuid Afrikanen nemen sowieso hun eigen gezelschap mee. Het is immers een stuk veiliger door dat “enge” Afrika te rijden in een konvooi van minstens twee auto’s!

 

Na weer een super-game-kudu-steak slapen wij hier in de veilige wetenschap, dat er een nachtwaker met wapen rondloopt. Of het echt nodig is dan wel dat het gewoon bij de cultuur van Afrika hoort, weten we niet. Dat het een uitstekende manier is om veel mensen aan het werk te helpen, is ons wél duidelijk.

 

Dinsdag 4 oktober 2005 (281 km) – Zand in Boesmanland 

 

Na een crackerontbijt, onze voorraden zijn alweer aardig geslonken, doen we in Bagani een poging brood en verse spullen te kopen. Veel heeft de winkel niet te bieden, maar gelukkig kunnen we wel diesel tanken. Doordat we nog geen geld hebben kunnen wisselen of pinnen, moet dat gerantsoeneerd gebeuren. Afijn, met 30 liter extra moet de volgende tankgelegenheid gehaald kunnen worden, berekenen we.

Honderd kilometer zoeven we westwaarts over de B8, de asfaltweg die de Caprivistrip met Grootfontein verbindt. Picknickplekken zijn er volop. Lichtblauw-wit geschilderde oliedrums met betonnen blad vormen de tafels en eromheen staan in dezelfde kleur geschilderde betonnen krukjes.

 

Bij Katere slaan we af op de zandpiste in zuidelijke richting, die ons via het Khaudum Game Reserve naar Tsumkwe moet brengen. Maar eerst is er koffie, zoals dat om elf uur gebruikelijk is. Met koekjes natuurlijk, want anders telt het voor Gerard niet als koffiepauze! Een bord waarschuwt dat er uitsluitend met 4x4’s op het traject gereden kan worden en dan ook nog met minstens twee auto’s. TOY telt voor twee, dus wij zitten goed…

 

 

 

 

We laten de banden aflopen en als de koffie genuttigd is, zijn we helemaal klaar voor de uitdaging. Het waren Ben & Nathalie (Wildlife Camp, South Luangwe/Zambia), die ons op deze route wezen. Wil je zandrijden, zeiden ze, dan moet je maar eens bij Katera afslaan. En zoiets laten wij ons geen tweemaal zeggen!

 

Het zand is inderdaad zwaar. Er zijn een paar sporen met elk hun eigen voor- en nadelen. Links is het zand heel diep en ongelofelijk zacht (feche-feche). Daar ploegt TOY zich met een tevreden gebrom deinend doorheen. Voor ons is dat uiterst comfortabel. Daar niet van, maar het kost veel brandstof en we moeten wel het volgende pompstation zien te halen. Dat TOY soms al zijn energie nodig heeft om op gang te blijven, blijkt wel als de airco ermee ophoudt. Het terrein en de temperatuur, die tot 50 graden is opgelopen, zijn hem ietsje teveel geworden.

Gaan we over naar het rechter spoor, dan belanden we in een heel ander probleem. Het zand is vervormd tot prachtige golven. Het rijden op zo’n zandwasbord is nog erger dan een wasbord op een harde piste. Er is nauwelijks een snelheid te vinden, waarmee het hobbelleed verzacht wordt.

Het komt er op neer, dat we veelvuldig van spoor wisselen. Zo hebben we van alles een beetje.

 

Na een kilometer of 25 is het zand gelukkig weer gewoon zand. We schieten nu beter op en kunnen rustiger om ons heen kijken. Op die ene hut na zien we door de bomen nog steeds het mooie zanderige bos. Een bord wijst ons erop, dat we bij de noordingang van het Khaudum GR zijn aangeland. Een stukje verderop splitst de zandweg zich op in een spoor links en een spoor rechts van een hek. Welke nemen we? Na inzoomen op de gps beslissen we, dat het linkerpad waarschijnlijk het onze is. En dat klopt, blijkt vele kilometers later.

 

Het landschap in het park is aanvankelijk een voorzetting van dat daarvoor. Maar het terrein wordt allengs meer heuvel- en rotsachtig. Zo nu en dan worden ons prachtige uitzichten voorgeschoteld en we passeren de omurambas. Dat zijn droge rivierbeddingen, of beter, het zijn ondergrondse rivieren die in verbinding staan met de oostelijker gelegen Okavango Delta.

Van de dieren zien we uitsluitend sporen. Dikke olifantendrollen (of netjes gezegd: “droppings”) en geknakte boompjes, maar ook de afdrukken van “bokkenpootjes”, van impoalaatsjies zogezegd. 

 

De eerste mensen sinds Bagani zien we weer bij de zuidpoort van het park. De rangers wuiven ons gedag als we voorbij rijden. We kijken elkaar aan. Deze keer geen gedoe over het betalen als parkbezoeker of voor een transit? Zelfs even halt houden om onze gegevens in een boek te noteren, is er niet bij! Maar ja, this is Namibië en hier gelden andere regels en gewoonten.

De piste erna loopt door vlak terrein en is een kaarsrechte smalle weg. Het zanderige gravel is prachtig glad geschoven. Wij zijn de allereerste auto die het maagdelijke pad van bandensporen voorziet. Het schiet lekker op en we bedenken dat we toch nog op een mooie tijd in Tsumkwe kunnen zijn. Halverwege het traject komen we de mannen met hun machine (grader) tegen. Breed grijnzend nemen ze onze complimenten in ontvangst.

 

Tsumkwe is de centrumplaats voor Boesmanland (Bushmenland). Het gebied ligt tegen de grens met Botswana aan en is zo'n 200 bij 90 kilometer groot. De Kalahari-woestijn strekt zich uit over Angola, Zimbabwe, Bitswana, Namibië en Zuid Afrika.  Strikt genomen is de Kalahari helemaal geen woestijn. Niet meer tenminste, of zoals Bradt (reisgids) het stelt, het is een “fossiele woestijn”. De jaarlijkse regenval is te hoog om het nog als woestijn te kunnen aanmerken. Er is grasachtige begroeiing, struikjes en verspreid staande  bomen doen hun best om te overleven.

 

Dit gebied is een conservancy (conservaat) van de bosjesmannen ofwel de San, de meer hedendaagse benaming. Dit volk wordt (samen met de hottentotten) gezien als de oudste bewoners van het Afrikaanse continent. In de zestiger jaren raakten de mannen als spoorzoeker betrokken in de oorlog tussen Zuid Afrika en Swapo (Angola). Dat leidde tot een forse sociale ontwrichting van de San-gemeenschappen in dit gebied. De Nyae Nyae Stichting zoekt naar wegen en middelen om de mensen te helpen bij hun terugkeer naar hun historische land en om er een nieuw bestaan op te bouwen.

 

De San spreken een Khoisan taal met de bekende en voor ons nauwelijks te leren klikgeluiden. De meeste mensen beheersen ook het Afrikaans. Voor ons is dat dus makkelijk. We kunnen gewoon in het Nederlands communiceren. De huidskleur van de kleine en tengere San-mensen is een naar geel neigend goudbruin, hun ogen zijn amandelvormig en ze hebben hoge jukbeenderen. Tot niet zo lang geleden leefde men van de jacht en het verzamelen van vruchten, noten, wortels, planten, enz. Hoewel de bodem hier niet bar vruchtbaar is, probeert men het eigen voedsel te verbouwen en er wordt vee gehouden. Althans de San worden daartoe gestimuleerd (Nyae Nyae Development Foundation). Het valt hen echter zwaar om aan deze voor hen onbekende levensstijl te wennen.

 

Afijn, Tsumkwe dus. Het is niet meer dan een kruispunt, waar een modern en nieuw gebouw met het opschrift Craft Trading Center domineert. Verder zijn er een paar winkeltjes en gebouwen. Stoffig is het ook.

Omdat we erg toe zijn aan een douche, kiezen we voor de campsite van de Tsumkwe Lodge in plaats van een van de veel verder afgelegen community campsites.

 

De lodge en camping (op het boerenbedrijf) worden gerund door een Z.A. echtpaar, Estelle & Arno.
Arno is een alom geprezen gids bij bezoeken aan de San. Jammergenoeg is hij de komende dagen volgeboekt en kunnen we dus niet met hem op stap. Wij zijn de enige kampeerders, maar er zijn wel een aantal lodgegasten met wie we samen het “fixed dinner” (d.i. eten wat de pot schaft) nuttigen. Gezellig. Aan tafel zit ook een jongeman, die zojuist een satelliet-inernetverbinding heeft aangelegd. Moet niet even getest worden of alles goed werkt? Vindt hij eigenlijk ook wel en zo zijn we later op de avond in het donker met onze laptop lekker bezig op het internet. Ook de installateur is dik tevreden: alles doet het naar verwachting!

Tegen de tijd, dat we alle op de laptop opgeslagen e-mail bij TOY hebben doorgelezen, is de temperatuur gedaald naar een heel slaapbaar niveau. Inslapen, en zeker met al die naar binnen glurende sterren, is dan ook heerlijk.

 

Woensdag 5 oktober 2005 (312 km) – Mi Wa a,  TOY’s ton en Johann’s jachten 

 

Na het ochtendgedoetje zijn we bijtijds op pad. We gaan eerst op zoek naar dominee Hendrik van Zijl (Dutch Reform Church Congregation). Hij runt een winkeltje, “Mi Wa a” (dankjewel), waarin hij allerlei handwerk van de San verkoopt. Doelstelling en opzet spreken ons aan, dus daar gaan we wat spullen kopen. We treffen hem, zijn vrouw en lokale helpers aan in de garage, waar hij vlees en botten in stukken zaagt. Nadat hij zijn bebloede handen heeft gewassen, ontgrendelt hij een andere ruimte. Van alles ligt er opgeslagen. Het is allemaal authentiek en soms heel primitief. Tevreden over onze aankopen en het idee dat we een beetje hebben bijgedragen aan het inkomen van de mensen hier, laten we een wuivende Hendrik achter.

 

Ons volgende doel ligt 30 kilometer westelijk van Tsumkwe. Duinepos is een klein Bushmandorp, waar Ben & Nathalie zijn geweest. Wij hebben een paar van hun digitale foto’s afgedrukt en beloofd dat we die daar zullen gaan brengen. En zo kan het gebeuren dat wij, uittorenend boven iedereen, de foto’s laten zien. Het is dikke pret en we maken een foto van hen met de foto in hun hand voor Ben & Nathalie.

Duinepos is net als die andere “dorpjes” eigenlijk een verzameling hutten van een familieclan. De oudste en wijste man is de chief. Omdat ze langs de weg wonen, weten de Duinepossers wat ze waard zijn.
Dus vraagt men geld voor foto’s. Daar doen we niet aan mee. Maar als we gewoon een poosje bij hen zijn en kletsen, is het geen probleem meer. Dan ook bieden we de chief wat geschenken (meel, zeep, koekjes, kleding) aan en wordt de sfeer bijna feestelijk. Vooral een jongeman is helemaal in de wolken met een –veel te grote- blouse van Gerard. Een uitnodiging om in Duinepos te blijven overnachten, slaan we af. De dag is nog jong en het is zo ontzettend heet. De hele clan zwaait ons uit, als we in de richting van Grootfontein verder rijden.

 

 

Ergens op de ruim 200 kilometer lange piste gaat TOY ’s teller naar de ton! We doen een dansrondje om de jubilaris en bellen met het Flakkee-TOY-Team, dat ons op afstand in Nederland zo geweldig ondersteunt. We trakteren op koffie met gebak.

Na dit feestje trekken we verder in een landschap, dat almaar kaler wordt. Alleen onderbroken door een lunchpauze leggen we vlotjes de rest van piste- en de 60 asfaltkilometers van de B8 naar Grootfontein af. En daar is het wéér feest. Er zijn banken met pinapparaten, tankstations en goed voorziene supermarkten. Een goede bandenboer is er niet te vinden. Dat moet dan maar wachten tot later.

 

Van een bezoek aan de grootste meteoriet van de wereld zien we af, het is te laat. Terug naar Grootfontein en door naar de Steak House Campsite. Vooral het Steak-House-deel van de campsite trekt ons aan. Johann & Ina zijn de Duitse eigenaren. Het sanitaire blok is ook weer erg “in ordnung”. En dat is niet verkeerd na een hete dag als vandaag.

 

Na Noord-, Centraal- en Oost-Arika roepen de goeie voorzieningen in dit deel van Afrika nog steeds de nodige verbazing en blijdschap bij ons op. Genieten dus maar weer, onder een dikke straal water, in een schone ruimte.

 

Door de herkenning van het Innovation-hefdak komen Gerrit & Ria (Nederland en Luxor/Egypte) ter sprake. Na hun barre tocht door West- en Centraal-Afrika zijn ze hier in negen dagen geweest om bij te komen. Voor Johann & Ina waren ze toen de allereerste gasten. Grappig, alweer blijkt hoe klein de wereld van de overlanders eigenlijk is.

Vermakelijk is ook het gedoe van de Italianen, die inmiddels gearriveerd zijn. Aan zo’n braai-plaats hebben ze natuurlijk niets, want er moet pasta gekookt worden. Bij het sanitaire blok bouwt Johann een speciaal Italiaan-proof kookgelegenheid en stelt bovendien zijn keuken ter beschikking. En dat helpt, ze houden zich verder koest.

Na de geweldige kudu- en blesboksteak gelardeerd met fantastische jachtverhalen van Johann is het goed slapen in de stille en koele nacht.

 

Donderdag 6 oktober 2005 (273 km) – Etosha, overlandtentjes en een eenzame Pool

 

Als we opstaan, waait er een stevige wind. Een doorn in de band rechts voor is de oorzaak van een flink lek. Gerard repareert, terwijl ik koffie zet. Een goede taakverdeling, vind ik. Gerard ook trouwens.
Na een gebakken ei zoeken we in Grootfontein het postkantoor op om de video-cd naar mizara te sturen. Daar zien we ook voor het eerst Herero-dames in hun Victoriaanse kledij.
Dat moet verklaard worden.

 

Toen in de 19e eeuw de zendelingen in dit deel van Afrika arriveerden, troffen ze “de zwartjes” aan in hun blootje. Dat ging hen te ver en naast de bijbel brachten ze hen het besef, dat er textiel over dat zwarte velletje moest komen. Het enige voorbeeld aan kleding, dat voorhanden was, waren de jurken van de vrouwen van de zendelingen. In die tijd bestonden die uit lange rokken in meerdere lagen en hoofddoeken. En dat is, wat de Herero-vrouwen nog altijd dragen. De hoofddoek is een kunstig in elkaar gedraaide doek, strak rondom het hoofd en aan de voorkant in een brede band uitgevouwen (zie foto’s).

De Himba’s, een aan de Herero’s verwante stam, weigerden. Ze hebben zowel hun halfnomadische levenswijze als de traditionele manier van kleden tot op heden weten te bewaren (zie foto’s).

 

We bezoeken alsnog de Moba-komeet. Natuurlijk, het ziet er uit als een heel groot stuk metalig graniet. Daar gaat het niet om, maar toch. Het ding belandde pardoes vanuit de ruimte hier op aarde. En dat is wel bijzonder.

 

 

Daarna gaan we via Tsumeb, waar we nog maar eens tanken door naar de oostingang van Ethosha, hét park van Namibië. De route gaat grotendeels over een strakke en heel zwarte asfaltweg. In het landschap groeien struiken en boompjes. We zijn nu echt beland in boerengebied. Links en rechts van de weg zijn hekken, kilometers hekken en zo nu en dan een verwijzing naar een farm.

 

We boeken drie dagen park en één nacht op de in het oosten gelegen camping. We zoeken een mooie plek onder de bomen uit, nu er nog ruimte is, en gaan op wildjacht. We lunchen bij de Grote Okevi (waterhole) en gelukkig is er die ene kuduman om ons uitzicht wat te verlevendigen. Bij de Kleine Okevi echter is het een drukte van belang. Een olifant, een paar giraffen en (zoals altijd) de nodige “impoalaatsjies” proberen wat water te krijgen uit het ernstig geslonken plasje. We toeren de grote witte vlakte van de Fischer’s Pan rond. Dit is helemaal de plek voor zebra’s en wildebeesten, die veel van elkaar en van open ruimtes houden.

 

 

Terug op de campsite moeten we even slikken. Rondom onze tafel en stoelen zijn aan alle kanten de tenten van een overlandtruck opgezet. Niet zo ons idee van lekker kamperen. Zowel een camping-autoriteit als de reisleider van de overlanders geven niet thuis. We kiezen ervoor om te verkassen naar een plaats zonder boom en voorzieningen, maar wel ver weg van het drukke truckvolkje. Balen, want we hebben betaald voor een hele pitch (kampeerplek met braai, water, stroomaansluiting, enz.). Of je staat er alleen of met andere (max. 8) mensen. Maar dan deel je ook het behoorlijk hoge kampeergeld. Onze nieuwe behuizing heeft echter als voordeel, dat we vanuit TOY’s achterkant vrij zicht op de bush hebben.

 

We maken kennis met een Amerikaanse Pool, die in zijn eentje (huurauto, tentje) een trip door Namibië maakt. Hij is diep onder de indruk van onze onderneming. Dat zou voor hem het ultieme aards paradijs zijn. Hij mijmert dat zo’n reis voor hem voor altijd een droom zal blijven. Zijn vrouw houdt helemaal niet van dat primitieve gedoe en het onbekende. Voorlopig maakt hij korte trips in het trouwe gezelschap van een enorme tas met giga-fotoapparatuur. 

 

De spaghetti met room-baconsaus en komkommersalade worden versierd door wijn en een lui op de rug liggend maansikkeltje. Slapen in ons donkere en stille hoekje van de camping is weer helemaal toys.

 

Vrijdag 7 oktober 2005 (171 km) – Etosha-dierendag met een aperitiefje 

 

Direct na ons ontbijt staat de Amerikaanse Pool alweer klaar met een nieuwe serie vragen. Bij het afscheid blijkt nog eens hoe wij zijn vlees-geworden-droom zijn, maar dat niet alleen. Wij zijn bovendien “the most fascinating couple he ever met in his life” (het meest boeiende koppel dat hij ooit ontmoette). Om het te onderstrepen, voegt-ie er nog aan toe: “this is really true” (dat is echt waar). Over wie hiermee het meeste gezegd is, blijft natuurlijk de vraag…

 

Urenlang toeren we door het park langs de verschillende waterholes. Sommigen worden door pompen van water voorzien. Andere hebben een natuurlijke bron en drogen in deze tijd van het jaar steeds verder uit. We zien veel giraffen en vermaken ons als ze wijdbeens water drinken. Grote groepen zebra’s trekken rond op de vlakten, wildebeesten, een paar olifanten, hartebeesten, warthogs, kudu’s,  antilopen en … “impoalaatsjies”.

 

Vertederd kijken we toe, hoe vader en moeder struisvogel hun kroost tegen de brandende zon beschermen. Onder hun breeduit staande lijven vinden de jonge struisjes voldoende schaduw. Amusant is het om een leeuw bij zijn prooi te zien liggen. Veel trek heeft hij op dit moment niet, maar hij zorgt er wel voor dat geen ander dier in de buurt van het halfaangevreten kadaver kan komen. Jammer voor de altijd in de buurt van leeuwen rondhangende jakhalzen en andere lijkenpikkers.

 

 

Op het Kaukakujo Camp melden we ons niet en zoeken gewoon een plaatsje. We hebben immers al voor drie nachten betaald. Bij het meest bekende waterhole van Namibië drinken we ons aperitiefje. Eind van de dag en in de avond komen er veel dieren drinken. De Camp-gasten (lodge en camping) kunnen zich gerieflijk op bankjes installeren achter een veilig muurtje. Als het donker wordt, gaan de lampen aan. We zien giraffen, vier neushoorns (eindelijk dus) en ’s avonds een groep van wel dertig olifanten. Er zijn veel kleintjes bij en dat maakt het tot een fantastisch schouwspel.

 

Door al dat kijken, eten we pas om negen uur. Na de gebakken aardappelen (met ui, spek en knoflook), komkommer- & tomatensalade klauteren we voldaan in ons TOY-bed. Het was weer een mooie Afrikadag! 

 

Zaterdag 8 oktober 2005 – Oók Etosha: bijen, eekhoorns, mussen en Friezen 

 

Gewekt door bijengezoem in de boom naast ons, staan we om zeven uur op. Veel mensen zijn alweer vertrokken. Het waait flink, waardoor het bijna fris is. Dat is wat ons betreft erg geschikt voor een campingdag. Onze tijd verdelen we tussen laptop, huishoudelijke en technische klusjes, saladebuffet in het restaurant, zwembad, dieren kijken bij het waterhole, lezen, kletsen met buren…

De alom aanwezige eekhoorntjes en musachtige vogeltjes met grijze snaveltjes vormen een doorlopend vermaak. Ze weten, dat er wat te halen is bij de mensen en zijn absoluut niet cameraschuw. Dat levert het nodige beeldmateriaal op.

We maken kennis met de Nederlandse vakantievierders, George & Cobi en Hilde & Hetty (huur-Nissan, twee daktenten). Een gezamenlijke borrel is zo gezellig, dat het een on-Arikaans latertje wordt.
Ja, ja, Nederlanders onder elkaar! Een Friese Pizza-uitnodiging is echter binnen!

 

 

De wijn, de groeiende maansikkel, leeuwengebrul en een jakhalzenkoor maken ook nu de nacht weer tot een bushfeest.

 

Zondag 9 oktober 2005 (416 km) – Van Kater naar Opuwo

 

Oeps, hebben die leeuwen te hard gebruld of de jakhalzen te vals gezongen? Of heeft iets anders die hoofdpijn en dat katerig gevoel veroorzaakt? Na de nodige koffie, een uitzwaai- en internetrondje, rijden we om negen uur naar de zuiduitgang (Anderson’s Gate) van Etosha.

 

Onze route (zuid C38, west D2710, bij Otjikondo west op de C40) loopt door boerenland. De zogenaamde dorslandtrekkers (Nederlandse pioniers, die noordwaarts wegtrokken nadat de Britten het gezag over de Kaap hadden overgenomen) hebben hun sporen nagelaten. Daarvan getuigen de namen van de bedrijven, zoals Erfdeel, Vreugde, Tuinpos, Lusthof, Voorspoed en Arendsnest. De boerderijen zelf liggen verscholen op de uitgestrekte landerijen. Alles wat we zien zijn de kaarsrechte hekken die ons eindeloosdurende kilometers langs de piste begeleiden.

 

Bij Kamanjab tanken we nog eens nu het nog kan en gaan noordwaarts op de C35 en bij Okatjiura slaan we af op de D 3709. Het landschap wordt heuvelachtiger, kaler en woestijniger. In de piepkleine dorpjes wonen voornamelijk Herero-mensen. De temperatuur is boven de 40 graden opgelopen en bij het zien van de dames in hun vele lagen rokken breekt het zweet ons helemaal uit. Sommige vrouwen zijn apetrots op hun kleding en poseren koket voor de camera.

Het laatste stuk van de route naar Opuwo is vers geasfalteerd en in het plaatsje zelf wordt ook gewerkt aan de weg. Het is daar een merkwaardige mengeling van werelden. Er zijn westers geklede mensen. En naast de Himba-vrouwen met hun naakte bovenlijven, prachtige geitenvellenrokjes, hoofdtooien en met oker en vet besmeerde huid wandelen de dik ingepakte Hererovrouwen rond. Ezelswagens, personenauto’s, super hightech trucks, een modern pompstation, lemen en golfplaten huisjes, stoffige wegen en zwart asfalt.

 

De “Kunene Village Rest Camp” is mooi gelegen in een komvormig dal. Magic, een vriendelijke jongeman, ontvangt ons. Magic, weer zo’n originele naam, die past in het rijtje van eerder gehoorde Beauty en Whisky. Onze campingpitch (kampeerplek) heeft een afdak met tafel en banken, waar we knus onze avondhap nuttigen. De rust en stilte wordt nauwelijks verstoord door de komst van twee Z.A. echtparen-op-leeftijd met hun overdekte pickups en daktenten. Het is goed wegdromen in de stille en donkere nacht.

 

Maandag 10 oktober 2005 (220 km) – Trip through Paradise 

 

Bij het afrekenen, maken we kennis met Zelda. Ze heeft teveel hoofdpijn om met ons naar een Himbadorp te gaan. Gelukkig doet een nerofen wonderen en gaan we er toch gedrieën op uit. In Opuwo kopen we tabak, brood, meel, zeep, brandgel en suiker.

 

Een kilometer of 15 ten westen van het stadje parkeren we TOY bij het met staken omheinde dorpje. Onder een boom zitten de vrouwen en kinderen. De kale takken van de boom geven een schamel beetje schaduw. Men is hier gewend aan bezoekende toeristen en gelaten laat het groepje onze vragen en klikkende camera’s over zich heen komen. Levendiger worden de dames als ze ons hun handel proberen te verkopen. Het gaat voornamelijk om traditionele zelfgemaakt sieraden en opsmuk. Op haar gemak tussen de vrouwen zittend, vertaalt Zelda en geeft ze uitleg. Als Herero spreekt ze dezelfde taal. Kordaat grijpt ze in, als een van de vrouwen om medicijnen vraagt. De mensen weten meestal niet, waarvoor het dient en hoe gedoseerd moet worden. Dat heeft nog wel eens nare gevolgen gehad.

De mannen zijn met de kudde op stap naar gebieden met graziger weiden. Pas in de regentijd keren ze terug. Alleen de Chief bezoekt het dorp een enkele keer tussendoor. Dat is zijn speciale voorrecht, glundert Zelda.

 

We worden uitgenodigd in een hut en de bewoonster laat ons zien hoe de vrouwen zich fris houden. In tegenstelling tot de mannen wassen zij zich nooit met water. In een kommetje worden kruiden gebrand en onder de oksels gehouden. Maar ook het brede en zware halssierraad wordt opgetild, zodat de geurige rook er onder kan doordringen. Het hele lijf, zowel huid als haar dus, wordt regelmatig met vet en oker bewerkt. Het hoort bij de Himba-cultuur en het is tegelijk een goeie bescherming tegen de heftige Afrikaanse zon. Ook de geitenleren rokjes, de been-, arm- en halsringen en lijfsieraden zijn ervan verzadigd.

Zelda is bezorgd om mijn huid, die wat rood gekleurd is. Ze geeft me een potje oker en instrueert me ermee in te smeren zolang we in Afrika zijn.

Het haar van een van de jonge vrouwen is half “uitgehaald”. Zo eens in de vier jaar worden de lange slierten helemaal ontdaan van vet, oker en alles wat er in de loop der jaren bij komt! Het wordt uit de knoop gehaald en opnieuw ingedraaid. Een tijdrovend, maar zeker ook een noodzakelijk, karwei zo te zien. 

 

Tevreden en met de nodige Himba-sierraden op zak, rijden we de piste terug. Op de camping doen we ons elfuur-bakkie. Zelda doet mee, maar of ze het echt lekker vindt, betwijfelen we.

Na nog wat inkopen, vertrekken we naar het hoge en verlaten, noorden. Ook hier zoeven we over brede witte pistes en glijdt een steeds leger wordend en golvend land aan ons voorbij. Zo nu en dan zien we nederzettinkjes van afwisselend Himba’s, Herero’s en Zomba’s. De traditionele kleding van de Zomba’s lijkt sterk op die van de Himba’s. De rokjes echter zijn van textiel en de sierraden bestaan uit kleurige kralenkettingen.

 

Bij een splitsing beslissen we om niet rechtstreeks naar Epupa-falls te gaan, maar het lokkende bord van de “Kunene River Lodge” te volgen. De lovende woorden over de lodge van andere overlanders missen hun uitwerking niet. Bovendien kunnen we dan langs de rivier naar de watervallen rijden, zodat we op weg naar de van Zijl’s pas een rondje maken. De piste rijdt makkelijk en snel en als we bij Swartboois-drift zijn, vinden we het nog te vroeg om al te stoppen.

Nu weten we nog niet waarom die lodge zo bijzonder gevonden wordt. Maar het niet al te vaak bereden zandspoor langs de Kunene River mag er ook zijn. Fantastisch kronkelt het langs de rivier en rijden we tussen schitterende palmen over dromerige zandstrandjes. Dan weer kruipt het pad omhoog, zodat ons adembenemende uitzichten op het omringende gebergte, de rivier en Angola gegund worden.

 

Ook in deze halfwoestijn zijn er soms keuzes te maken. Regelmatig buigt een spoor af en staat er een bordje “soft sand” (zacht zand). Het stuur trekt als vanzelf die kant op. Zandploegen is nu eenmaal
TOY’s specialiteit.

In het begin van de route zijn er hier en daar wat kleine akkertjes en veekralen, maar verderop zijn er steeds minder sporen van menselijke activiteit en bewoning. Zon, blauwe luchten met mooie wolkenpartijen, doorkijkjes en uitzichten op een maagdelijk stromende rivier omzoomd door schitterende palmen. En de zandstrandjes natuurlijk! Zo ongeveer moet het paradijs er toch uitgezien hebben, vinden we. Halverwege het traject stoppen we bij een jong Himba-stel. We kunnen niet heel veel uitwisselen, maar ze poseren met plezier.

 

 

Bij een strandje met rotsen en palmen besluiten we kamp te maken. Het paradijselijke wordt een ietsepietsie aangetast door de rondom liggende koeien- en geitenpoep. Het is droog en stinkt niet … eh … nauwelijks! Al gauw meldt zich iemand als “chief”. Hartelijk heet hij ons welkom. Het strandje blijkt voor een dorpje, dat ergens in de bush verscholen ligt, de plek waar het vee gedrenkt wordt. De mensen komen er hun water halen en baden. Dat gaat gewoon door, terwijl wij daar staan. Alleen een jongeman drentelt wat heen en weer en besluit een andere badplaats te gaan zoeken. Over de rivier heen worden de nieuwtjes uitgewisseld met de Angolese Himbaburen.

 

Zoals dat altijd gaat, raken we ook nu bekend en vertrouwd met de mensen, die voor een nacht onze buren zijn. We delen wat we eten en drinken. Het is wel even slikken als een jonge vrouw de (hotel-)zeepjes bij de macaroni gooit. Of, als een grote fles halfvol bronwater aangevuld wordt met rivierwater.

Bij het licht van een halve maan genieten we van deze speciale plek. Op de paradijselijke dag volgt een even paradijselijke nacht.

 

Dinsdag 11 oktober 2005 (41 km) – Nog steeds paradijs: Epupa Falls

 

Door het ochtendbezoek van onze buur-Himba’s, nuttigen we ontbijt en koffie pas veel later en een stuk verder op de route. Dan is er ook de nodige privacy voor andere belangwekkende ochtendzaken…
Aldus ontlast en opgepept, zijn we weer klaar voor al het schoons om ons heen.

Als we op een plateau stoppen om foto’s te maken, komen uit het niets en paar jongens naar ons.
Een van hen spreekt een klein beetje Engels. Ze zijn leergierig en erg aardig. Het wordt nog gezelliger als ook vader, moeder, een jong broertje en een peuter verschijnen. We laten ze alles aan en in TOY zien.

 

 

Dan is het onze beurt om hun behuizing te bekijken. In optocht dalen we af van het plateau naar het rivierdal. In de beschutting van de palmbomen is een grote wijdbetakte boom het huis geworden van de familie. In de takken hangen hun bezittingen. Op een klein houtvuurtje staat een blik water te koken, de geitenvellen die als bed dienen liggen op de grond. De vrouw, Wahejathako, gaat verder met het malen van maïs tussen twee stenen. In het ritme waarmee ze de steen wrijft, zingt ze een lied. Een van de jongens is rap als een aap een hele hoge palmboom ingeklommen en uitgelaten komt hij aangerend met een fles. We krijgen een slok van het sterke goedje, palmwijn, aangeboden. Een van de kinderen heeft een lelijk ontstoken wond, die we verzorgen met trekzalf. Vader heeft een verse schaafwond op zijn dij. Voordat we er de desinfecterende en afdekkende verbandspray op spuiten, waarschuwen we dat het even flink zal branden en prikken.
En dat heeft hij geweten! De hele familie ligt dubbel van het lachen, als Vader zich kreunend rond kronkelt. We kloppen hem bemoedigend op de schouder en voelen ons bijna schuldig bij het aan-schouwen van zoveel leed. Whajathako is helemaal weg van een armbandje dat ik in het Himbadorp bij Opuwo kocht. We ruilen. Ik kies een van de vele banden die zij draagt. Voor ze het me geeft, schraapt ze zoveel mogelijk de vette oker van de binnenkant weg. 

 

Ter afscheid loopt men met ons mee naar de auto. Van het een komt het ander. We printen een paar familiefoto’s en laten het wonder van de computer zien. Daar bovenop dat plateau wordt het even een Himba-ontdekkingsreis bij het zien van video en foto’s. Opgewonden roepen ze de namen van de mensen die ze herkennen. En wij verwonderen ons er weer over, hoe makkelijk de wereld van de moderne technologie samen komt met het traditioneel en halfnomadisch bestaan van deze mensen. Vader koestert de aansteker en Moeder het glazen jampotje, dat we als afscheidskado geven. De familie staat nog lang te zwaaien als we het plateau af rijden. Wij zijn onder de indruk van de hartelijke ontmoeting en vragen ons af welke uitwerking dit soort bezoeken op hun leven zal hebben…

 

Om een uur of twee vinden we een fantastische plek op de Epupa Community campsite. Vanuit de schaduw van grote palmbomen kijken we uit op de rivier waar het water zich omlaag stort. Machtig! Bovendien hebben we een eigen gootsteen. En dit is echt afgelegen Afrika!

Het is een heerlijke plek voor lunch, hangmatten, badderen in het “bubbelbad” (onderaan de waterval), lezen en kuieren.

 

Bij de belendende lodge spreken we met de bestierder. Dat is een heel veel beter woord voor “manager”. Trots weet hij te vertellen, dat hij een zevende-generatie-Nederlandse achtergrond heeft. Zijn Hugenoten-voorouders weken uit naar Zuid Afrika. Van Boers werden ze Afrikaners. En na de Britse overname van de Kaap lichtten ze de hielen in noordelijke richting (Dorslandtrekkers) heel Namibië door. Bij Swartboois-drift (doorwaadbare plaats in de Kunenerivier) trokken de Dorslandtrekkers tenslotte Angola binnen.
150 Jaar lang leerden ze de Portugezen het boerenvak om vervolgens na religieuze schermutselingen weer naar Namibië te vluchten. Dit zijn dus echte uit de klei getrokken, en dus nogal mobiele, Nederlanders. Na dit lesje geschiedenis wordt het duidelijk dat eten in het lodgerestaurant niet mogelijk is.

 

 

Voordat we ons eigen TOY-diner gaan bereiden, wandelen we de heuvel op om vandaar de zonsonder-gang op de waterval(len) te zien. Fantastisch! Natuurlijk, er is een groepje Nederlanders. Met gids, hapjes en drankjes bekijken zij het natuurschoon. En dat lukt, zo te horen.

 

In de zwoele avondwind smullen we van een asperge-ei-salade met een goed glas wijs. Verkoeling krijgen we ook van de vlagen waterval. De halve maan is weer wat voller en de muggenbeten veroorzaken slechts een kort moment van ongemak. Dat wordt dus een heerlijke nacht.

 

Woensdag 12 oktober 2005 – Terug op aarde: campingklusdag met bandenspanning

 

Het is te mooi om snel van deze plek weg te gaan. Bovendien heeft nu ook een tweede band een verontrustend grote bult op de zijwang. Werk aan de winkel dus. Gerard is al aan de gang als ik de koffie opgiet. Het bandenprobleem is nijpend. Om nog over een reservewiel te kunnen beschikken, moet er een band van velg gewisseld worden. Dat levert het nodige stoeiwerk op. Rond de middag is de klus geklaard en kan Gerard eindelijk zijn lokkende hangmatje in.

Deze watervaldag is, naast het genieten van het uitzicht, een kwestie van luieren, kuieren, badderen, lezen, schrijven, koken, eten, sterren tellen en heerlijk slapen…

 

Donderdag 13 oktober 2005 (213 km) – Band aan flarden & een mooi uur van Zyl’s pas 

 

Na een melkpoedermetwater-muesli-ontbijt gaan we even na achten op zoek naar de dorpssupermarkt. In het van golfplaten opgetrokken bouwsel is geen fles water te bekennen. Wel zijn er volop blikjes witte-bonen-in- tomatensaus, tomatenpuree, macaroni, lucifers en jam. Maar dat hebben we allemaal niet nodig.

Als we goed en wel de gang hebben op de piste zuidwaarts, trekt en hobbelt TOY meer dan de piste rechtvaardigt. En we ruiken rubber. Inderdaad, de band die Gerard de dag tevoren in het zweet zijn’s aangezicht om de velg had geknutseld, is aan flarden. Onder de belangstellende blikken van Hans & Inge (Achterhoek, huurauto-vakantie) en een Belg, wisselt Gerard het wiel. Steen & plankje bewijzen (weer) goede diensten. Oké, we hebben nu nog één reservewiel met ‘n binnenband en één (best wel) slechte reserveband. Moet voldoende zijn voor de tocht die voor ons ligt.

 

Bij Otjitanda slaan we af in westelijke richting naar de van Zyl‘s pas. We zijn benieuwd, of deze pas inderdaad de ultieme off-road-uitdaging is. De aanloop er naar toe is in ieder geval mooi. Het pad leidt door zanderige rivierbeddingen en dan weer klautert het over rotsige keien steil omhoog om vervolgens weer af te dalen. Soms is het prachtig ruig. Het doet TOY niks, die hobbelt gewoon over alles wat hem onder het rubber komt. Wij denken nu en dan stiekem aan die ene versleten, maar nog net intacte reserveband.

Onder een grote Ana-boom nemen we tijd voor twee schichtige Himba-jongetjes. Stukje bij beetje ontspannen ze. We zwaaien naar een passant op een ezeltje en verder is er niemand.

 

We inspecteren de bivakplek van Elba (heel mooi!), waar zij zich op de pas voorbereidden. En dan gaan we steeds dieper de pas in. Van zijn waardigheid bewust hobbelt TOY gestaag in 1-laag met ingeschakelde sperren de steile rotsige hellingen af en weer op. En nooit remmen natuurlijk, gewoon rollen en sturen. Auto, banden en piloot komen er op deze manier het best van af. Op een paar mooie en ruige stukken klauter ik met camera’s de helling af en leg de passage vast.

Na een uur off-road-pret staan we op het uitkijkpunt te genieten van het Mariënflussdal. Het is een mooie plek om het losgetrilde ruitensproeierreservoir vast te zetten. En dan duiken we via nog een laatste steile afdaling de Mariënfluss in. Da’wassem dus en het was genieten!

Beneden zoeken we tussen de stenen naar bekende namen. Die vinden we niet, maar het is leuk om te zien, dat voor sommige mensen de opluchting om erdoor te zijn, heel groot geweest moet zijn.

 

We genieten van de rit door het schitterende dal. Het is er leeg, weids en op de zanderige bodem groeit gelig gras. Overal zijn de feeëncirkels te zien. Een fenomeen, dat wetenschappelijk nog steeds geen eenduidige verklaring kent. De bezoeker wordt met regelmaat gewaarschuwd om niet van het pad af te gaan. De natuur heeft een halve eeuw nodig om die sporen weer te wissen.

Het eerste stuk van de route bestaat uit een hevige zandbordpiste. We horen een of ander getik en het duurt een poos voordat we de oorsprong hebben gevonden. Een bout van de opstapachterbumper is los getrild en dus weg. Onze boutenbaal bewijst weer goede diensten.

Op verschillende plaatsen passeren we een lang lint koeien. Onverschillig voor onze aanwezigheid sjokken ze door op weg naar water ergens in dit droge dal.

 

 

Eind van de middag bereiken we de community (Otjinhungwa) campsite aan de Kunenerivier. Vanonder een enorme Ana-boom hebben we een adembenemend uitzicht op een wereld die weer even helemaal voor ons alleen is. De grinderige rivieroever, de rustig stromende rivier, de okerkleurige bergen hier en aan de overkant (Angola)…

De douche en w.c. zijn in bedrijf en de macaronischotel is lekker. In de rustige avond genieten we de dag nog eens na, onder toezicht van de wassende maan, die verstoppertje speelt met overdrijvende wolken. Jammer eigenlijk, dat er dan toch nog geslapen moet worden…

 

Vrijdag 14 oktober 2005 (227 km) – Mariënflussdal, Kaokoveld en nog meer moois

 

We verheugen ons op de terugrit door het dal. Dat, samen met een hinderlijke zwerm vliegen, zorgt ervoor, dat we al om half acht vertrekken. Nog 3,5 kilometer kunnen we dieper het dal in. De track eindigt op een kleine tafelberg. Bovenop het plateau, niet gehinderd door vliegen, drinken we onze ochtendkoffie. Vanaf dit podium hebben we een fantastisch uitzicht op de veelkleurige bergen en de Kunenerivier, die zich hier door smalle gorges perst naar een brede uitstroom.

 

Vanuit de bergen naderen twee (ezel-) ruiters. Nieuwsgierig volgen we ze. De stipjes worden groter en we zien een Himbavrouw en jongeman. Vanuit het dal klimmen de twee naar de rand van ons plateau. Nieuwsgierig bekijken ze ons. Het blijken broer en zus.
De jongen spreekt een beetje Engels en hij is westers gekleed. Zij daarentegen, heeft een volkomen traditioneel uiterlijk, inclusief het spleetje tussen de voortanden. Vanuit de Hartmanbergen zijn ze op weg naar de (min of meer ) bewoonde wereld voor bevoorrading. Aan de ezel hangt een kalebas met geitenmelk voor onderweg. De koekjes, het water en een leeg conservenblik worden dankbaar aanvaard en opgeborgen voor later. We kijken ze na, als ze in hun weg vervolgen, terwijl we ons een voorstelling proberen te maken, hoe het leven er voor deze twee jonge mensen uitziet.

 

 

 

 

De tocht door het Mariënflussdal is indrukwekkend. In de ochtendzon kleuren de oude bergen die het dal omzomen van lila, purper naar oker en zwartbruine tinten. Aanvankelijk rijden we door rood zand, dat overgaat in goudgeel. Langzaamaan komen we weer in het deel waar gras groeit en de feeëncirkels te zien zijn. Vanaf het TOY-dak fotografeert Gerard dit natuur- dan wel sprookjesverschijnsel. Zo ontdekt hij dat het reservewiel met binnenband lek is. In plaats van drie ordentelijke reserves, ligt op het TOY-dak welgeteld één bruikbare band, maar zonder velg. We duimen, dat we het volgende kamp halen zonder nog eens lek te rijden.

Maar zoveel is duidelijk, deze oude versleten banden gaan Kaapstad in geen geval halen. 

 

De koeien en (jonge) stieren die nog steeds van of naar een waterplaats sukkelen in een lange rij, trekken zich helemaal niets aan van ons bandengedoe. En gelijk hebben ze.

Via een stop bij de Red Drum, waar we de gedenksteen van Reto & Fränzi vinden, rijden we het Kaokoveld binnen. Het aanvankelijk nog steeds smalle spoor wisselt af tussen zandwasbord en rotsige keien. Met name is dat het geval op een paar kleine, maar behoorlijk, venijnige en stijgende passages.

 

Verder zuidelijk zoeven we over riante pistes door de zand- en grinddalen van het Kaokoveld. Rondom liggen oude versleten bergketens in allerlei pasteltinten. Het gras is hoger en het vee heeft plaats gemaakt voor wild.  In deze droge wildernis zijn het zowel de gems- en springbokken als de struisvogels die voldoende zijn toegerust om te kunnen overleven.

Geen mensen, huizen of verkeer is er te zien. Het zijn wij, de weg en urenlang steenwoestijn met rondom de niet aflatende beschermende bergketens. De schoonheid van dit weidse en verlaten gebied maakt diepe indruk op ons.

 

Om een uur of vier vinden we een gedroomde plaats op de prachtige Purros Campsite. Weer zo’n “must-be”-plek. Op de zandoevers van de Hoarusib-rivier ligt de community-campsite verscholen onder de machtige bomen die de rivier volgen. Een rivier in deze gebieden bestaat uit een zanderige bedding, die alleen bij heftige regens elders in korte tijd een heleboel water te verwerken krijgt om na een paar dagen weer droog te vallen.

Er zijn maar weinig kampeerplekken en die liggen verspreid over een groot gebied. Rondom een dikke boom zijn een aanrecht en braaiplaats geplaatst. En onder de grote neerhangende takken van een belendende boom gaan achter een rieten wandje een prachtige openlucht douche en w.c.-ruimte schuil. Uit de kranen stroomt prachtig helder bronwater. Het gevoel van magie wordt nog versterkt door de wetenschap, dat in dit gebied de beroemde en echt wilde woestijnolifanten rondzwerven. Overal zijn hun sporen in de vorm van poep en vernielde stuiken te zien. De beheerder meldt, dat ze een paar dagen geleden nog hier waren en nu waarschijnlijk de bergen zijn ingetrokken. We blijven hopen.

Van een paar mede-kampeerders is vanaf onze plaats geen spoor te bekennen. We zijn ook hier weer even Adam & Eva in de tuin van Eden.

 

Hoewel … de tweede tank heeft er een nieuw lek bij. We zetten een blikje onder de gestaag druppelende TOY-tank. Zo’n rvs-tank mag dan licht in gewicht zijn, de buigzaamheid van het materiaal is ook laag. Een haarscheurtje ontstaat dan al snel bij blutsen en botsen. Gerard speurt bovendien naar de herkomst van een geluidje ergens links voor van/bij/onder de motorkap. Niets te vinden vooralsnog.

Het mag dan bijna de hof van Eden zijn hier, appelbomen zijn er niet. Gerard is echter uitstekend te verleiden met een nasi in de Namibische woestijnvariant. Heerlijk. In de windstille en afkoelende avond, hopen we dat we voor het bandenprobleem een (voorlopige) oplossing kunnen vinden in Sesfontein.

In ons TOY-nestje onder de dikke boom genieten we van de stilte, die omlijst wordt door het enige teken van menselijke aanwezigheid: het vage geluid van een aggregaatje ergens ver weg. 

 

Zaterdag 15 oktober 2005 – Een pure Purrosdag 

 

Dit is weer zo’n plek waar je gewoon langer móet blijven. Doen we dus. We wandelen door de rivierbedding en doen de gebruikelijke campingdagdingen. Maar vooral genieten we in alle rust van de omgeving.

De “nasi’-kliek wordt samen met een blik bonen&worstjes een niet onaardige tweededagscombi. Bij een knus en romantisch kampvuurtje luiden we de dag uit met een glaasje Z.A. wijn uit het kartonnen pak. Niet slecht…

 

Zondag 16 oktober 2005 (145 km) – Wilde woestijnolifanten en een woeste reisagente

 

Na ontbijt, verbranding van de gelekte diesel en het vullen van de watertanks met puur purroswater begint onze speurtocht naar de woestijnolifanten. Ze zijn gesignaleerd zo’n 20 kilometer westelijker in de rivier. We kiezen een spoor in het zand van de brede open bedding, die zich steeds meer vernauwt naarmate we de bergen naderen. Daar is ook een stroom water om ons eraan te herinneren, dat dit inderdaad een rivier is. In de bergen slingert het spoor (volgens T4A: “extremely dangerous”, extreem gevaarlijk) door steeds nauwere kloven. Mooi en spannend.

 

En ineens zien we er twee! Bijna direct hebben ze ons in de gaten. Een waarschuwend getrompetter echoot door de bergen. Zo, we weten weer wie hier de baas is. Gelukkig verdwijnen ze in de bosjes langs de rivier. Opgelucht en blij zijn we. Blij, omdat we ze gezien hebben en zelfs nog een paar foto’s konden maken. En opgelucht, want ze staan als tamelijk agressief bekend. Dat getrompetter loog er in ieder geval niet om.

Het is onze dag. Nog onder de indruk van de voorgaande ontmoeting, tuffen we een hoek om. En warempel, daar staat een Moeder en haar Oliekind lekker aan een bosje te knabbelen. Zodra ze ons ziet, dirigeert ze haar kleintje de oever op en weg zijn ze. Missie volbracht! 

 

 

Na de nodige zigzaggen en watercrossings leidt het spoor naar een hoger gelegen steen- en puindal.
Tijd voor koffie en verwerking van de belevenissen en de indrukwekkende omgeving. Een gemsbok kijkt op veilige afstand nieuwsgierig toe.

De kloof verwijdt zich en het brede dal kruipt op naar de vlakte, waar we de doorgaande weg weer terug vinden. Het landschap blijft overweldigend mooi. De ketens van afgeronde en dan weer grillig gevormde bergen in een schakering van allerlei kleuren komen dichterbij. We hebben associaties met het Akakusgebergte in Libië en de Zwarte en Witte Woestijn in Egypte.

 

Zomaar ergens in dit grote niets duiken een paar kinderen op langs de weg. We stoppen en de naakte en schamel geklede kinderen duiken weg. Maar het ijs is snel gebroken. We gaan met hen op weg naar de hutten op de vlakte. Een vrouw in de traditionele Herero-kleding komt ons mank lopend tegemoet.
Ze heeft een lelijke ontsteking op haar been. Gerard behandelt de ontsteking met trekzalf. Haar broer komt met de baby op zijn arm ook maar eens poolshoogte nemen. De koekjes, water, limonade, zalf en pleisters worden dankbaar aangepakt en blij zwaait de familie ons na.

 

Vlak voor Sesfontein komt ons de eerste auto sinds dagen tegemoet. De Toyota Pickup stopt. Op de laadbak is een enorme berg kampeerspullen lukraak neergemikt, zo lijkt het. In de cabine zit een stevige Namibische reisonderneemster, die met haar klanten (een Duitse met twee kinderen) op weg is naar het Noorden. Wat we zoal gedaan hadden. Oh natuurlijk, de van Zyl’s pas! En hoezo viel die erg mee? Logisch toch, met regelmaat rijdt zij de pas, maar dan wel in tegenovergestelde richting! Zo, dat weten we dan ook weer.

Gerard triomfeert stiekem, hij krijgt zijn gelijk. Zodra we de passage gedaan hadden, stelde hij vast dat van west naar oost rijden ook te doen is. De toestand van onze banden verhinderde hem om het voor de lol even te proberen.

De kordate dame salueert bij wijze van groet en off she goes! We grinniken nog een poosje na over dit flitsende intermezzo.

 

Om half vier vinden we op de camping van de lodge Fort Sesfontein een stoffige overnachtingsplek. Voor de nodige verkoeling installeren we ons bij het zwembadje dat in de tuin binnen de muren ligt. We maken er kennis met de vakantievierende Wil & Bram (leenauto, tentje).

Het fixed dinner gebruiken we gezamenlijk. Om de schoolkas te spekken, treedt de lokale schooljeugd op met traditionele zang en dans. De herero-gastvrouw danst bijna nog enthousiaster dan de kids.

In de koelte van de late avond wandelen we terug. En als het aggregaat wordt uitgeschakeld, belemmert niets ons meer, om een diepe slaap in te duiken. Het was me het daggie wel weer…

 

Maandag 17 oktober 2005 (260 km) – Een typische banden- en bomendag

 

Om zeven uur worden we discreet wakker gekucht door een voor de TOY ijsberende veiligheids- en garageman. Gerard had met hem afgesproken om vanmorgen de reseveband om de velg te leggen in de redelijk geoutilleerde lodgewerkplaats. Met drie assisterende mannen wordt de klus verlicht. Hoewel … Het blijft opletten, want in Afrika ramt men graag met zware hamers de banden los van de velgen.
Niet helemaal Gerard’s plan van aanpak. Na een stug uurtje werken hebben we weer de beschikking over twee reservebanden. Voor een rit naar en langs de Skelleton Coast is dat ook wel nodig.

Na een inspectiebeurt onder de auto, een TOY-toer voor Wil & Bram en een broodnodige douche voor Gerard, vertrekken we eindelijk om een uur of elf. Na een half uur hebben we erge zin in koffie.
Trek hebben we ook, dus maken we er maar meteen een lunchpauze van.

 

Terwijl ik opruim, doet Gerard zijn TOY-rondje en tot onze verbijstering is de linker achterband zo plat als een dubbeltje. Dat gaat lekker. Na een hete bandenwissel, beslissen we dat een tocht naar de Skelleton Coast er niet inzit met een enkele en slechte reserveband. We gaan linea recta door naar Windhoek. Die nieuwe banden moeten er met de hoogste spoed komen.

 

Het landschap blijft voorlopig nog ruig met de bergen in lila-, purper- en okertinten en ertussen het geel van zand en dor gras. Vanaf Sesfontein zijn er wat meer auto’s onderweg op de goede piste.

Zo nu en dan rijdt er een karretje langs de zandweg. De zon schijnt helder, de weg is breed en de voerman zit er rustig bij. De twee, drie of zelfs vier ezeltjes die de kar trekken, zien er inderdaad uit alsof ze zelf hun weg wel vinden.

 

 

In plaats van het NP Petrified Forest bezoeken we een “onofficieel” versteend bos. Het is indrukwekkend om te zien, dat bomen in een miljoenen jaren durend proces van hout tot steen geworden zijn. Knoesten, jaarringen, de tekening van de stam, het ziet eruit alsof het zojuist gevelde bomen betreft. Verspreid over het terrein staan ook een paar oude welwitschia-planten. Deze hier zijn met een leeftijd van enkele honderden jaren nog jong.

Op het Khorixas Rest Camp maken we kennis met de enige medekampeerders van vandaag, de Duitse Alfred & Nel (huur-toy-camper), die een Nederlandse moeder had. In het restaurant eten we een simpele maaltijd en we besluiten de dag met een borrel bij de buren.

Geïnspireerd door de aangename temperatuur, de wijn en de volle maan wordt het in onze dromen een warboel van versteende banden en lekke bomen.

 

Dinsdag 18 oktober 2005 (440 km) – Windhoek, een bande(nloze)stad? Dat is de vraag! 

 

Om half tien zijn we op weg voor een queeste naar banden. Voor de lol nemen we alleen de wegen, die de op de gps-uitgezette lijn naar Windhoek het meest nauwkeurig volgen. Dat is, wat je noemt “linea recta” rijden!

Op de savannen en in de halfwoestijn verschijnt meer begroeiing. De bergen hebben we ook achter ons gelaten en in het heuvelachtige land duiken weer de (wild-) boerderijen met hun alomtegenwoordige afrasteringen op. Op kleinere pistes versmalt de weg op de plekken waar wildroosters zijn en deint het op en neer mee met stroomoversteken. Na 70 asfaltkilometers (B1) bereiken we halverwege de middag Windhoek. 

 

 

Zowel een rondje stad als de beschrijving van Elba brengen ons naar Rivandell B&B. We hebben er flink de ruimte. Open keuken, slaap-, bad-, en zitkamer, zwembadje voor de deur, ontbijtje in de ochtend. Helemaal goed natuurlijk. Na een riant luier-uurtje laten we ons met een taxi naar Joey’s Beerhouse brengen. Het is een super-toeristische tent, maar wel een met een smakelijke game-steak!

Het is wennen om binnen vier muren te slapen. Het grote bed echter, de stilte en flink wat ventilatie maken veel goed. Lekker slapen dus, want morgen gaan we opmzoek naar de juiste banden. 

 

In dit eerste deel van Namibië hebben we in totaal 3.027 kilometer gereden. 

 

Voor het vervolg zie :: namibië 2