home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Kazakhstan-Mongolia 2010
::
kazakhstan 2
  • algemeen
  • europe 1
  • ukraine
  • russia 1
  • kazakhstan 1
  • kazakhstan 2
  • russia 2
  • mongolia 1
  • mongolia 2
  • russia 3
  • europe 2
::
reisverslag
Kazakhstan-Mongolia 2010 :: kazakhstan 2 :: reisverslag

 

Vrijdag, 11 juni 2010 – Zuidwaarts, shoppen en straaljagers


Updatemail verzonden, laatste internetsurf,  inpakken, uitchecken. We gaan naar  de overkant van ons plein (Central Square) naar het voormalige werkpaleis van de “First President”, zoals hij hier steevast wordt genoemd. De president dus die het land vanaf de onafhankelijkheid, al zo’n 30 jaar, leidt. Inmiddels zit hij in het Ak Orda (vert.: Het Witte Hoofdkwartier, ofwel het Witte Huis) in het uit de steppe gestampte nieuwe regeringscentrum. Een beetje God is hij wel, dus dit gebouw werd museum. Alle geschenken, onderscheidingen en alles over het leven van de “First President” zijn hier bijeen gebracht. Een medewerker levert ons hoogstpersoonlijk op de vierde etage af. Maar niet voordat we ziekenhuisslofjes over onze schoenen hebben aangetrokken.
Wij kunnen ongestraft alle mogelijke commentaar loslaten op de vitrines. Het leukste is nog de fiets van Venkurov, waarop hij de Vuelta van Spanje heeft gewonnen. Zo doe je dat hier dus! En oh nee, een foto nemen? Dat mag echt niet! Ze heeft alleen op ons te letten, de kolossale dame per etage. Ze wijst welke kamer we in moeten, waar een Engelse tekst te vinden is of dat we eindelijk een verdieping lager mogen. Het hele gedoe werkt op onze lachspieren. Maar ook beseffen we dat dit een onderneming is, die behoorlijk regime-ondersteunend is.
Als we weer beneden zijn aangeland, arriveert juist een schoolklas jonge kids. Zo, die worden tenminste al vroeg opgevoed in hun kennis en bewondering (laten we het zo maar zeggen) van de “First”. Volgens een jonge vrouw, die vol adoratie sprak over de “First”, komen er presidentsverkiezingen na de dood van de man. Toen wij vroegen, of er dan wel kandidaten zouden zijn, was ze stellig. De dochter van de “First”! Die wordt nu al klaargestoomd voor de job. Tja…

 


En dan is er afscheid te nemen van Onze Favoriete Receptioniste. Ze krijgt een oranje leeuwtje. Op weg voor boodschappen. En weer zien we ze bezig in de parken en perken van de stad. De Oudere Vrouwen. Zijn zij het die hier de “groene vingers” hebben of vormen ze een legioen van goedkope arbeidskrachten? 
Shopping Mall Asia Park is gloednieuw, maar het scherpe technische oog van G ziet nu al vele mankementen. We lunchen in een futuristisch restaurant met mooi uitzicht op de nieuwe stad. En helaas, de supermarkt is heel basic. Grote schappen met veel van hetzelfde. Ook de Toyotadealer valt errug tegen. Tijd om de stad achter ons te laten.


Om half vier zitten we op koers voor de 200 km naar Karagandy. En nogmaals passeren we die komische politie-post. De vierbaansweg wordt tweebaans en bij het stopbord staat iedere auto helemaal stil. Voor niets en niemendal. Tenminste, zolang er geen politieagent in de buurt is natuurlijk!
Tukkie onderweg, best nodig na een korte nacht (het internet was vooral ’s avonds en ’s nachts erg goed). De lucht betrekt en we zien in de verte regenbuien en prachtige bliksemflitsen. Al snel kletteren dikke spetters op TOY’s voorruit.  
Langs de rondweg van Karagandy denken we een supermarkt te zien. Het blijk een super grote bouwmarkt te zijn, een soort Hornbach. G is zeer onder de indruk. Zowaar vindt hij ringsleutel 14 en nog wat klein spul. En een paar kilometer verderop is er ook nog eens een supergrote supergoede supermarkt (Greenmart). Helemaal blij met onze lekkere verse buit aan boord toeren we voort.
Maar jawel, daar staat hij, de politieman met zwaaiend knuppeltje. Rijden we zonder licht (buiten de bebouwde kom verplicht). G pakt het grondig aan in goed verstaanbaar Nederlands. Zo van: Stom, stom, stom, helemaal vergeten na de supermarkt, kijk dit hebben we gekocht (laat boodschappentasje zien). Tja, daar heeft-ie niet van terug en onze agent loopt zonder iets te zeggen naar zijn volgende aanhouding.

Vlak voor een dorpje zien we een spoor langs twee kerkhoven achter heuvels verdwijnen. In een klein dalletje vinden we een heerlijke plek. Met een temp onder de 30 gr zijn we ook erg tevreden. Jammer alleen, dat er muggen zijn. G zijn rug speelt nog steeds op en ik geef hem een massage. Met olijfolie, bij gebrek aan beter. Het helpt prima en is nog goed voor de huid ook! 
De pasta carbonara is heerlijk en we gaan vroeg naar bed. Een zacht windje waait binnen door het muskietengaas en een vogeltje kwettert opgewonden rond. Maar zelfs het overdonderende geluid van nog steeds overscherende straaljagers (MIG’s?) kunnen ons niet meer uit slaap houden…

 


Zaterdag, 12 juni 2010 – Olivia jarig en een nadeel met een heel groot voordeel


Ze wordt twee jaar vandaag, Olivia. Feestelijk ontbijt dus, voor haar en voor ons. 
Change of plans: we rijden terug naar Karagandy (30 km) en slaan dan af naar een oostelijke kleine route, die door een mooi gebied moet lopen. Voorlopig hebben we 200 km te gaan voor het beoogde Karkaraly en het natuurpark. De steppe is ook hier grasgroen met bloeiende bloemen en geleidelijk wordt het inderdaad heuvelachtiger.
We nemen het golfje met een jong stel op sleeptouw en wijzen financiële vergoeding af als we ze loshaken even voor Karkaraly. Overigens is liften hier een wijd verspreid gebruik en ook dat men daarvoor een bedrag overeenkomt. In en aan de rand van steden staan mensen en met de hand omlaag geeft men aan mee te willen rijden.


Het zat er in, de verwarring over de namen brengt ons in Karagaly i.p.v. Karkaraly (let wel: ook Karagandy staat op de borden). In het NL is het al lastig, laat staan in het Cyrillisch! Er staan massa’s lege woonblokken onttakeld en ontluisterd in het verder erg landelijke dorpje. Het ziet er triest uit. Alles daar trouwens. Bij een centrale waterkraan tappen we water en een meisje haalt er twee emmertjes water. Er is een stilgevallen en aan roest overgegeven fabriek. We veronderstellen, dat die fabriek en de woonblokken iets met elkaar te maken kunnen hebben. Immers, in dit gebied werden in de sovjetperiode wapens gemaakt.
In Karkaraly vinden we geen resto, dus eten we uit eigen TOY-keuken. We toeren rond in het plaatsje en vinden ook nog de huizen uit de Tsaristische tijd. Prachtig zijn ze, al zijn er die wel een opknapbeurt kunnen gebruiken.
Aan het begin van de weg zuidwaarts worden we gestopt bij een slagboom. Eindelijk heeft de parkwachter iets te doen. Waar wij heen gaan? Naar Balkash? Tuurlijk mag dat! We zien de rotsbergen met bomen in het park, dat vooral bij wandelaars in trek is. Jammer, dat we al een hele poos met regen en laaghangende bewolking van doen hebben. Ons uitzicht is dus beperkt. Sinds gisteren heeft de temperatuur een duikvlucht omlaag gemaakt. Vanmorgen begonnen we met 13 gr en het is er niet beter op geworden. Toch even wennen om weer in fleece gekleed te zijn.


De 350 lange weg naar Balkash is een secundaire weg met rafelig asfalt. Het landschap, mede door het weer, doet ons aan Noord-Schotland denken. Volgens de kaart liggen aan het traject slechts enkele gehuchten. Ik sukkel in slaap en G lijkt de doorgaande weg te volgen, maar ziet later dat het track sterk oostelijk afbuigt. We proberen vast te stellen waar we zitten en waar we heen gaan. Toch handig om te weten, nietwaar? Echt duidelijk krijgen we het niet. We hebben een theorie en “we zien wel”. Voorlopig rijden we over een lekkere hobbelweg, afgewisseld met steppepiste door een mooi heuvelachtig landschap.
Yes, een levend wezen in zicht. Een machinist, die met zijn bulldozer aan de weg schuift in een verder mensenloze wereld. Van Balkash heeft hij nog nooit gehoord (is ook 240 km verder), maar wel van die andere namen die we op de kaart hebben. Hoe verder? Zijn arm maakt een breed gebaar. Verder dus. Tja, het zal wel, hoewel de koers anders zou moeten zijn.
Zo hobbelen we door en jawel, we bereiken een dorp. Nou ja, een piepklein boerengehucht. Veel informatie levert het niet op. Hier rechts of daar? Van een weg is inmiddels helemaal geen sprake meer, er zijn alleen prachtige sporen. Hee, iemand met een auto, daar heb je meestal het meeste aan. Twee mannen proberen ons in hun beste Cyrillisch uit te leggen hoe het zit. Er komt water aan te pas en 40. Op de kaart geven ze aan, waar we zouden zitten. Kijk, gewoon almaar het karrenspoor volgen. Niks aan, zeggen ze, of begrijpen we. Dat puntje op de kaart kan echt niet kloppen, maar dat handgebaar over de richting en de 40, daar hebben we wel vertrouwen in.
We belanden in een schitterende volkomen verlaten vallei. En niet alleen de omgeving, maar ook het spoor dat we volgen is helemaal des TOYs.
Om toch enig zicht op onze route te hebben, pakken we de laptop met Mapsource’ Worldmap erbij. En jawel, dit track staat er nota bene op! We plotten punten en blazen ze over naar Mien. Zo, er is weer directie! Afwijkende karrensporen negeren we en we kunnen volop genieten van de omgeving. Een paar keer vliegt een geschrokken steppearend vlak voor ons op, terwijl een valk zich niets van ons aan trekt.

 

Wat jammer is het, dat er hier geen gsm-ontvangst is. En de sateliettelefoon is ook nog niet geactiveerd. Kunnen we Olivia niet bellen!


In een paradijselijk valleitje houden we halt. We zitten op 1.000 m hoogte en er is een flinke en harde wind, maar achter TOY en met nog wat extra laagjes kunnen we het buiten heel goed uithouden. De regen is gestopt en de zon breekt door. Zo heerlijk!
En … terwijl ik eten maak, doet G de ontdekking van zijn leven en roept vervolgens, lekker positief: “Zóóó stom, dat ik dat niet eerder heb bedacht!”. De basiskaart van Mien is een vast en niet te veranderen gegeven. Voor het gebied, waarin we nu reizen geeft ie alleen rivieren, meren en landsgrenzen. Op de laptop hebben we de World Map (waarop we eerder geplot hebben) met veel meer details. Een geselecteerd gebied (grootte bepaald door de geheugenmodule) blijkt simpelweg overgezet te kunnen worden in Mien. En hup, waar eerst nog een maagdelijk lege kaart te zien was, prijken nu lijnen, die wegen, weggetjes en paden zijn, als die waarop we nu rijden. Gerard kan er niet over uit, dat hij niet wist dat de Worldmap ook uit meerdere kaarten bestaat.


De moraal? Zo ontdek je nog eens iets als je fout bent gereden. Maar ook, zouden we hier wel gereden hebben, als we die “ontdekking” eerder hadden gedaan? 
Een nadeel met een groot voordeel! Want feit is, dat we hier op deze adembenemende heerlijk geurende plek zijn. Samen met vogels en jawel, de koekoek. We hebben alle tijd voor borrel, lezen, eten koken, om ons heen kijken en de zon onder te zien gaan.
Het koelt heel snel af en in TOY redden we het niet lang. Om tien uur liggen we in bed in een volkomen stilte.

 


Zondag, 13 juni 2010 – En weer: wat een dag…

 

Weg zijn regen en wolken. Ideaal dus voor een rustig  en zonnig zondagmorgenontbijt. Niet eerder dan half elf rijden we weg. Er volgen 50 fantastische kilometers door de prachtige vallei. Tussen de ketens van de bergen door slingert ons pad. Soms zijn er restanten van modderpoelen en het zilveren gras is overal om ons heen. In de moerassige delen is het groen groener en de bloemen kleuriger.


Al van ver zien we hem al staan, de herder op zijn paard. In zijn groene regenjas wacht hij ons op, helemaal toe aan wat menselijk gezelschap. Al veel eerder dan wij hem zagen, zag hij ons. Hij kent ieder detail en elk geluidje waarschijnlijk op zijn duimpje. En iets heeft onze nadering al vroeg aangekondigd. In de verte graast de kudde in alle rust, 150 “bè-“dieren en 50 paarden.
De communicatie verloopt uiterst soepel. Hij rebbelt in het Russisch of Kazachs (het verschil horen we nog steeds niet goed) en wij in het Nederlands. Oh komen we uit “Niederlande”. “Van Basten” (ja, ja, hij is al wat ouder!) roept hij blij en vanuit de zadeltas (nou ja, zak aan het zadel gebonden) komt een voetbalblaadje tevoorschijn. Het gaat over zijn club, het team van Karagandy.
Hij lust ook wel een kopje koffie met bitterkoekje en de fles water en het zeepje voor zijn vrouw vinden gretig aftrek. Als hij een sigaret draait, blijkt hij gewoon papier te gebruiken.



Aha, voor mannen als hij hebben we vloeitjes meegenomen. Zijn blijdschap kent bijna geen grenzen. Een treffer dus. Zijn tandenloze mond grijnst van oor tot oor. Met een breed gebaar zwaait vanaf de vlakte nog een keer als hij terugrijdt naar zijn kudde.


In het eerstvolgende boerendorpje krijgen we weer bevestiging dat we op koers zitten. Intussen beseffen we beter, dat het lastig is om, zeker op de paden en kleine weggetjes, in die enorme afstanden te blijven denken.
Het pad heeft plaats gemaakt voor oude piste, die nog steeds door een vallei loopt en nu en dan is er ook weer een auto. In het volgende dorp zijn er weer twee mogelijkheden. (De World Map is ook niet helemaal up-to-date: heeft wegen die er niet meer zijn en of mist de wegen die er wel zijn, zoals de weg waarop we nu rijden). Er zitten twee meisjes op de grond te kletsen. Achter hen vermaakt de kudde geiten zich. Op de foto willen ze niet en giechelend over zoveel vreemdheid wijzen ze de goede afslag.
Het is een vrij nieuwe aarden weg, die oude karrensporen vervangt. Voor de mensen in deze gehuchten betekent dat waarschijnlijk een flinke ontsluiting naar de wereld.
Ergens onderweg staat een oude Lada. Een man legt de zoveelste knoop in het treklint, die al vast zit aan zijn auto, klaar om gesleept te worden. Inderdaad pech, de “machine” doet niets meer. De hele familie vermaakt zich in de berm. Een NL-leeuwtje vindt een warm plekje bij het kleine meisje. Ze wachten op familie die hen naar Balkash gaat slepen. Oef, zo’n 170 km, we zijn onder de indruk. En zeker als we de sleepauto, een nóg oudere Lada, zien!
Uiteindelijk komen we in een dorpje dat ook op onze kaart te vinden is. Hier is dan eindelijk weer de verloren asfaltweg, die wel op de kaart en niet bij Mien te vinden is. Nu ja asfalt? Af en aan dan. De weg is op veel plaatsen nog in wording. Dus wisselen van weg naar noodweg of sporen in het land. We denken aan de familie die met een sleepexpeditie van 170 km ook deze route moet afleggen. Zo tuffen we door met soms een stop bij de weinige bezienswaardigheden, namelijk graven op de steppe.
We bereiken een asfaltweg die redelijk is en waar we ook weer eens kunnen zwaaien naar een gemotoriseerde medeweggebruiker.


Om vijf uur vinden we een heerlijke plek achter wat heuveltjes in het inmiddels vlakke en dorre land. Weer ruikt het heerlijk. Eindelijk beleven we voor het eerst de ideale lang-buiten-zit-avond: geen bijt; en steekbeesten en een zacht zwoel windje. We eten kippensoep met crackers (als lunch was er pasta), zien de zon prachtig ondergaan en zitten tot laat bij het vuur. De afvalzak is ook weer geslonken. De maan is er nog niet, maar de sterren geven genoeg licht. Wat een dag…

 


Maandag, 14 juni 2010 – Bah-last, Blauwe Balkash Baai, Best Bivak 


Opstaan, ook op de prairie, heeft zo zijn eigen lastigheden. Zo ben ik druk doende mij te ontdoen van de ochtendlast als ik 150 meter rechts van mij op een heuvel het silhouet van een man te paard zie. Je weet wel: zo’n beeld als in ouderwetse Westerns!. Oeps! Ik wikkel in haast mijn zaken af en het silhouet verdwijnt. Net als ik G m’n verhaal doe, komt “het silhouet” over een ander heuveltje aangereden. Onze ontmoeting krijgt een herkansing.

 


Hij is uit ander hout gesneden dan onze herder van gisteren. Hij spreekt bijna niet, kijkt een beetje schichtig en weigert het aangeboden water. Is het zijn karakter of … ?
Op 20 kilometer voor Balkash (ook wel Balqash) is de koepel van vervuiling te zien die door de schoorstenen wordt uitgebraakt. Er wordt koper gevonden en verwerkt. Van het meer in de vorm van een baret (lengte 600 km, breedte  5 tot 70 km) zien we vooralsnog niets. Tanken en verder maar weer voor de 600 kilometers naar Almaty. De goede weg ligt hoog als een dijk in het steppeland, dat eerst vlak en later heuvelachtig is. Ten zuiden van het meer is het gras zo dor dat de velden goud lijken. Ook groeien er volop pollen en kleine struikjes.
Vandaag maken we, en wat kun je hier ook anders, kilometers. We vragen ons af waar Saskia & Emiel zitten (vrienden, reizend vanuit Oezbekistan naar Kirgizië, die ook een deze dezer dagen door Kaz via Rus naar Mongolië gaan). Muziekje aan en met een vaartje van 120 gaat het lekker op de cruisecontrol.
Naaah, denkt G bij het bord 70 voor een bocht, toe maar dat lukt wel met deze snelheid. En dat is ook zo. Maar ja, de verdekt opgestelde oom agent grijpt in. Zwaaiend met het welbekende knuppeltje dirigeert hij onze expeditie aan de kant.  Standaard beginnen we met de vraag of hij Engels spreekt. Nee dus en daarmee is toch zijn positie aangetast. Hulpeloos zegt hij iets tegen zijn collega, terwijl wij vriendelijk en hartstikke meewerkend blijven. Maar hij doet een vinding: wijst op het bord achter ons en laat in zijn gsm 70 zien en dan wijzend op TOY “machine” 114. Slim, het is 1 – 1. Tja, maar … jeetje, verbaasd en verontschuldigend, niet gezien, enzo. Maar hij is al klaar met ons en houdt de volgende auto aan. Een Kazach gelukkig! Daar kan ie wat mee!

 

Ha, daar is dan eindelijk een dorpje. In de dorpswinkel kopen we brood, komkommers en tomaten. Een nuttige stop blijkt, want een van de dragers op het dak is los. In de schaduw van een eenzame boom heeft G dat in een mummetje hersteld.
Vanaf de koffiepauze zien we vaker het blauw van het meer. En, als we een kans zien, rijden we er naar toe om te belanden aan een (zo te zien vaker gebruikt) strandje aan het errug blauwe baai. Het is er heerlijk. We lunchen in TOY’s schaduw en genieten van het uitzicht. Twee keer komt er een auto met twee mannen, die zich badderen en opgefrist weer gaan. Verder hebben we dit rijke rijk voor ons alleen. Het is heet en onze laatste douche al langer geleden… Oh, wat is dat heerlijk daar in het water! We lunchen, luieren, wassen de auto en na twee uur stappen we geheel verfrist, gevoed en gelaafd weer op.
I-pod op shuffle, dropje, fruit, stopje hier, stopje daar (bijv. bij een TIR-plek van NaMa en B&J). Voor we het weten, zitten we 150 km voor Almaty en begint de temp ietsje te dalen net als de zon. Het is tegen zevenen als we in het landschap het groen van bomen zien. Een bijzonder plaatje na alle kaalheid. We gaan er op af en vinden een geïrrigeerd landbouwgebiedje. Ons karretje staat prachtig aan de zandweg met bomen.



En door het geluid van het irrigatiekanaaltje lijkt het ook nog alsof we aan een beek staan. Wat wil je nog meer? Oké dan, er is ook nog nasi, komkommer- en tomatensalade. En, waarom ook niet, een geweldige zonsondergang. Heel lang nog verkleurt de lucht in tinten oranje, waartegen de bomen en struikjes prachtig afsteken.



En voor het allereerst is het windstil! Er zijn een paar muggen en vliegen die het voorzien hebben op onze oren en da’s alles. Onderuit op onze stoelen geven we ons over aan de schitter van de sterren. En als het maansikkeltje achter de horizon is gezakt, het laatste brommertje en gammele autootje met locals naar huis is voorbij gerammeld en de koeien met een boog om ons heen naar stal zijn gesukkeld, zoeken ook wij ons bed op.


Dinsdag, 15 juni 2010 – Van landelijk naar Almaty


In de verte klinkt de herder die zijn kudde schapen en geiten aanmoedigt, een koe loeit en het “beekje” stroomt. En als steeds, is de zon er weer gewoon. Een nieuwe dag!
Maar … ook die kleine rotvliegjes zijn er. Ze hebben er zin in vanmorgen en voeren heftige aanvallen uit op niet alleen oren, maar ook op neus en mond. We bekorten ons ontbijt tot een minimum, de koffie dus, en gaan er vandoor. Anderhalf uur later vinden we een juweel van een plek in een rivierdal met magnifiek uitzicht. Het wordt een pauze waarin ontbijt, koffiepauze en lunch samenvallen. De bloemen in de wilde weide zijn al bijna uitgebloeid en we vermaken ons met vlinders en insecten.
Op 130 km van Almaty zien we aan de horizon de stijgingsbewolking boven het Alataugebergte opdoemen. Hier en daar weet een besneeuwde bergpiek er door heen te breken. Prachtig om te zien.


 

Al zo’n tien kilometer voor de stad belanden we in een verkeersdrukte die heel (Zuid-)Europees aan doet. Het oogt chaotisch, maar is tegelijk heel “easy going”. De trolleybus moet van richting worden veranderd. Een man in groen hes gebaart het verkeer even te wachten en met soepele hand trekt hij middels een touw de stroomafnemers van de bovenleiding af. Rent achter de bus aan die uitrollend keert over de straat. Aan de overkant laat hij het touw los en hup de bus kan weer verder.

 

Zo makkelijk als alles ging in Astana, zo lastig is het zoeken naar een hotel hier. Het beoogde hotel ligt goed verstopt binnen woonblokken. En het bevalt en G weet voor TOY een mooi schaduwplekje te bemachtigen. Al tijdens het inchecken maken we kennis met Daphne. Ze is Nederlandse en studeert in Londen fotojournalistiek. Ze is hier voor haar afstudeerproject, dat zal gaan over een aantal gevolgen van het droogvallen van de Aralzee. Die avond eten we samen bij Mamamia, een goed Italiaans restaurant, en de tijd vliegt. We hebben elkaar zoveel te vragen en te vertellen!
We haasten ons terug naar het hotel voor de skype-afspraak (om 22.00 uur KAZ- en 18.00 uur NL-tijd) met Olivia en Joey. Wat geweldig is het om elkaar in beeld te hebben. Zeker voor jonge kinderen, die nog niet verbaal gevorderd zijn, is het een prachtig medium. De kusjes vliegen over en weer. We genieten nog na, als we op de harde matras de nacht in gaan. 


Woensdag, 16 juni 2010 – Dag met een NL-tintje


Ontbijt met Daphne, gewerkt, geluncht in hotel, gewerkt, wasje, wandelen over voetgangersgebiedje, avondeten bij Mamamia, mail, telefoonskype met Eva, Mirre en Iza…
En we hebben een ontmoeting met  twee NL-bikkels, die in 9 weken tijd o.a. via de Balkan, Turkije en Iran naar hier reisden met als doel Kirgizië te bezoeken. Door de dreigende burgeroorlog daar en de gesloten grenzen gaat dat niet door. Pech dus! Ze zijn druk doende vliegtickets en het transport van hun motoren te regelen. 


Donderdag, 17 juni 2010 – Afscheid, Medeo en weer in ‘t bivakbed


Bij het ontbijt treffen we Daphne. Ze is opgelucht, want ze heeft een vertaalster in Aralsk geregeld, onderdak aldaar, treinticket en boodschappen. Vanmiddag stapt ze op de trein voor de 52 uur durende treinrit.
De rest van de ochtend gaat op aan internet. Om 12 uur hebben we water uit de hotelkeuken getapt en starten we onze stadstoer. De kathedraal van de Heilige Opstanding is schitterend in al zijn gouden en kleurige barokheid. We wandelen lekker over de beschaduwde paden van het park. De toeristeninformatie is onvindbaar en volgens een hulpvaardige student is die er ook niet in de stad. Lunchen nogmaals bij Mamamia en slaan weer bergen voedsel in een zeer goed voorzien en grote supermarkt. Want, waar vind je dat in NL? Een taartafdeling met een assortiment van wel dertig taarten waarvan er steeds een stuk of vijf exemplaren staan? En cointreau van fles naar flesje in 6 maten?


We doen de nodige parkeerervaring op in Almaty. Oh nee, hier is niet de ruimte van Astana, waar je overal makkelijk en vrij kunt parkeren. Hier is het vol, maar overal zijn parkeerwachten. Deze mannen in groen hes loodsen je naar en in de vrije vakken. En ook eruit. Leggen de verkeersstroom even stil, geven aan hoe te draaien. En daarna bedanken ze het wachtende verkeer. En dat allemaal voor zo’n 40 Eurocent! 


 

Hoog in de bergen ten zuiden van de stad ligt het beroemde schaatsstadion, het Medeo. We willen wel eens zien, waar Ard en Keessie hun bloedspiegels in goeie doen brachten.
Het zuidelijk deel van de stad is in welvarend uit. Ook hier verrijzen moderne spiegelgebouwen. Heerlijk is het om de drukte achter ons te laten. Want oh oh oh wat is deze, inderdaad erg groene stad, vól met auto’s! Zoals eerder gezegd: het is desondanks “easy going”, een enkele opgewonden neuroot daargelaten. Rustig rijdt men met elkaar op en even rustig, gelaten bijna, wijkt men uit voor de obstakels in de weg.
Al in de stad begint de weg te klimmen. Overal wordt gewerkt in grote ploegen zowel aan de weg als aan allerlei sportvoorzieningen. Tjonge, wat een mankracht wordt hier ingezet. Volgend jaar vinden in Almaty en Astana de Aziatische Winterspelen plaats, als we het goed hebben begrepen.
En jawel, daar is de beroemde hooglandbaan. Wat G ook probeert, de portier/bewaker is niet over te halen. Het stadion binnengaan blijft ondebreikbaar. De renovatie van het stadion is in volle gang en ook het omringende terrein wordt stevig op de schop genomen. Honderd meter hoger kunnen we neerkijken op de baan. IJsloos natuurlijk. Maar toch!
Tevreden dalen we af van deze 1.700 m hoogte. Weer door de stad met nog steeds dezelfde drukte en dezelfde hoeveelheid stoplichten en dezelfde gaten! Het stratenpatroon is gelukkig eenvoudig en overzichtelijk. Rechttoe, rechtaan dus. Noordelijk verlaten we de stad in n.o. richting.

 

Wij zijn het zat, we willen rust en een bivak! We moeten geduld hebben. Het duurt een uur voor we een beetje uit de drukte zijn. Tuurlijk lukt het dan ook weer helemaal. Op 1.000 m hoogte aan de voet van de bergen staan we prachtig. Rondom weitjes, bergen achter, vlakte voor ons.
Er staat een harde wind, maar het is niet koud. Een auto passeert op ons pad en komt jammerlijk stil te staan. Ach ja, die uitlaat valt er zo te zien steeds weer af door het gehobbel. “Houtje-touwtje-reparatie” en daar gaat de familie weer.
We eten noodlessoep en de resten van de lunchpizza met een wijntje. Heerlijk, we zijn weer helemaal bivakthuis! In het bijna-duister komt de familie met de wrakke auto weer omlaag. Deze keer lopen de vrouwen. Da’s ook een manier om de schokdempers te ontzien.
Tien uur, de wind is gaan liggen en in het dal kruipen de lichten voorbij van het laatste verkeer. En wij gaan weer lekker slapen in ons eigen bedje!

 


Vrijdag, 18 juni 2010 – Man te paard, man van goud, mannen in de canyon

 

We worden wakker geklopt door een raaf die het voorzien heeft op TOY’s dak. Het geblaat van schapen en geiten en het fluitje van de herder dringt door. Tijd om op te staan. De sinaasappel is nog amper geschild of ons ochtendbezoek-te-paard meldt zich. Het is de boer, een vriendelijk en ontwikkeld man. Hij geeft ons een stuk schapenkaas en als we meer willen, moeten we naar zijn yoert (nomadentent) ergens aan de voet van de berg komen. Een goed begin.
We genieten van het uitzicht op de enorme vlakte. Achter ons ligt de Alatau-keten, dat op de grens van Kirgizië en Kazachstan ligt. Het gebergte heeft veel meren en gletsjers en het smeltwater stroomt in talloze rivieren omlaag naar het Balkashmeer. Ons uitzicht is zo breed dat we de kromming van de aarde in de horizon kunnen zien. Geweldig.


Om half elf toeren we verder. Dit gebied is veel drukker bewoond dan de steppe. Het is er vruchtbaar en in stalletjes langs de weg wordt allerlei fruit te koop aangeboden. We passeren verschillende dorpen. Zoals Esik, beroemd geworden door de archeologische vondst van de “Gouden Man”. In zijn graf uit het IJzeren Tijdperk lag hij, ongemoeid gelaten door grafrover, in goudversierde kleding en -wapens. Alles bij elkaar waren er 4.000 (driehoekige) stukken goud. Een paar kopieën hadden we al gezien en inmiddels hebben we begrepen dat hij symbool is geworden voor het onafhankelijke Kazachstan.


Zoals overal in Kazakchstan zijn ook hier langs de weg bushokjes. En niet zomaar bushokjes, maar men heeft er kleine kunstwerkjes van gemaakt. Er zijn voorstellingen van allerlei soort, geschilderd of in mozaïek. Maar heel zelden zagen we er mensen wachten. Veel vaker waren het paarden, die er schuilden voor regen of felle zon.



Het landschap is bespikkeld met struiken en veel bomen. Grote delen van de wegen zijn corridors in het groen. In Türgen zijn de mensen druk doende aan stalletjes koopwaar en wij vergapen ons weer aan de schitterende huizen met kunstige dakgoten, beschilderde raamkozijnen en luikjes. Vergeten domweg foto’s te maken!
De koffie met het laatste bitterkoekje (ja, ja!) drinken we tussen manshoog opgeschoten gras met bloeiende weidebloemen. En dat alles tegen het decor van het achterliggende gebergte.
Vanaf de secundaire weg naderen we weer de hoofdroute die verder op de vlakte ligt. We zien weer de betonnen goten, waardoor het water naar de lager gelegen delen gevoerd wordt. Onze route gaat in zuidoostelijke richting, zeg maar, naar China. Of je slaat een eindje verderop rechtsaf, dan ben je zo in Kirgizië. Doen wij niet, wij zijn op weg naar de Charyn Canyon.


Ergens langs de weg zien we een verbleekt geschilderd bord: museum. En er is een afbeelding van dé Kazach: jager met goudarend. Op onderzoek dus. Moeder de Vrouw leidt ons rond op een boerenerf. Eerst naar de kooien. Da’s even schrikken, die machtige grote roofvogels in zo’n afgesloten ruimte te zien!
Met het kleine beetje Engels, dat ze machtig is, kan Djinara ons veel duidelijk maken. Ze stamt uit een familie van jagers. Beroemde jagers zelfs, kampioenen. Overal in de wereld vertonen ze hun kunsten. Een volwassen arend heeft een spanwijdte van drie meter. Djinara demonstreert nogal aanschouwend hoe een arend een wolf met één klauw in de kop grijpt en met de andere in de borst.  Ook zitten er jachthonden in even troosteloze hokken.
Pa komt er even bij.  Voordat Djinara ons de boomgaard in brengt, wil hij even uitleggen, de vruchtenbomen geënt worden en hoe op die manier het beste van twee soorten verenigd worden. Door het weelderige groen van allerhande fruitbomen heen bereiken we nog een hok van een arend.
En dan het museum. Binnenshuis zijn vitrines met alle mogelijke dingen, die bij de jacht met arend gebruikt worden. En foto’s (van broer, van zoon, van andere beroemde jagers). En trots is ze op de kampioenen in de familie. Foto’s en sjerpen zijn de getuigen. We laten de foto van een bereomde jager in de Bradt zien. Natuurlijk kent ze hem, ze laat de foto’s zien. Maar hij is al weer jaren dood. Gejaagd wordt er in de winter van oktober t/m februari. Wat zou dat een geweldige ervaring zijn, de jager te paard in zijn prachtige jachtkleding met die machtige vogel op zijn hand! Het bestaat dus nog echt, de arendjacht.
Natuurlijk, we zijn toeristen. Dus dost Darinde ons uit met hoofddeksel, pijl en boog en wolvenhuid. En nu een foto maken! Tegenspraak duldt ze niet. We bekijken de yoerts op het erf nog even en Djinara neemt hartelijk afscheid, met handkus.

 

Op een plateau in een hele ruime bocht van de weg vinden we een heerlijke lunchplek. Rondom prachtige bergen. De weg vervolgt door de mooie Chilik-Canyon tot op een plateau dat doorsneden wordt door het reisdoel van vandaag, de Charyn rivier die er een flinke canyon (tot 300 m) in uitgesleten heeft. De weg leidt omlaag en bij de brug is een Parking. We maken kennis met drie Rangers en een familie. In een yoert serveren ze thee en ze verkopen de beroemde schapenkaas en allerhande souvenirs. Het echtpaar, vijftigers, woont in  Almaty en ze zijn hier in de zomer om de kost te verdienen. Twee jonge meisjes (12 en 14), kennelijk familie, helpen een handje mee. In hun privéwoning (een partytent met muskietengaas in een schuurachtig gebouwtje met flink wat kieren, drinken we thee met koekjes en jam. Foto’s van de kinderen en kleinkinderen gaan over en weer. Gerard laat de meiden TOY zien en ze beginnen opgetogen te kwetteren bij het zien van de bananen. Tuurlijk krijgen ze er ieder een! Alsof het een kostbare schat is, houdt de oudste de banaan in haar hand. Terwijl ze karweitjes doet, neemt ze nu en dan een hapje.


We rijden verder richting China en een kilometer of vijf voorbij de canyon slaan we af op een karrenspoor naar de Valley of the Castles ofwel de Red Canyon. We zijn overweldigd door deze kleine maar prachtige kloof. Links en rechts zijn de door water prachtig gevormde bergen te zien, die inderdaad op kastelen lijken. Aan het eind van de kloof fatsoeneert een jongen het pad voor de tractor van zijn Pa. Onderwijl hoedt hij de kudde schapen en geiten. Pa pompt uit een piepklein stroompje, water in de tank achter zijn tractor. Ook hij is spraakzaam. Prima vindt hij het, dat we in de kloof overnachten, komt hij straks wel even melk brengen. (Karne-)Melk is hier zo ongeveer - naast wodka uiteraard - een nationale drank.
Om vier uur staan we en weer op zo’n paradijselijke plek. Het veranderende licht van de dalende zon en flarden bewolking kleuren de kastelen in wisselende tinten. Het is een spel van kleur en licht, dat maakt dat we alleen maar gaan zitten en kijken.
De boer is de eerste die op zijn tractor de kloof uitrijdt. Hij deelt in onze nootjes en veel later komt de jongen met zijn kudde aangewandeld. Hij is bijna te verlegen om iets aan te pakken. Als laatste komt een man met zijn koeien. Hem hebben we nog niet ontmoet. Dus logisch dat hij even handen komt schudden.
En dan is de hele kloof voor ons alleen. De temperatuur is nog steeds heerlijk, zelfs als er wat spetters vallen. Tijdens het eten, druppelt het wat harder. Maar onder de TOY’s klep zitten we droog genoeg. In de verte zien we prachtige bliksemflitsen en het rommelt een beetje. Om half negen zitten we samen onder de paraplu bij het kampvuur. Tegen de tijd dat we door onze brandstof heen zijn, begint het harder te regenen.
Binnen is het knus met een portje en lezen we over de dingen, die nog op ons pad komen. En nee, die 7.000-er (Khan Tengri) op het drielandenpunt (Kazachstan, China, Kirgizië), die laten we voor nu maar ff zitten. We stellen onze doelen ietsje minder hoog.  Wij klauteren omhoog en slapen hoog en droog in ons nomadenbedje.

 


Zaterdag, 19 juni 2010 – Van Muizen met Staarten naar de Groene Wei


De zon jaagt ons uit bed. In de schaduw en de wind is het gelukkig goed ontbijten. Eindelijk zien we de bewoners van de holen om ons heen. Maar, is het een grote muis met een lange staart of is het een klein uitgevallen rat? G ziet er ook nog iets eekhoornachtigs in. Zoeken we later uit op het internet of we vragen het Piet Hein. Nu proberen we foto’s te maken en met de verrekijker iets over hun gedrag te weten te komen. Al rennend maken ze nu en dan sprongetjes, ze gaan overeind zitten en fluiten (net als de bergmarmot in de Alpen) wanneer er gevaar dreigt. In paartjes rennen ze van het ene hol naar het andere.
De boer rijdt zijn tractor weer naar het eind van het dal. Voor water, weten we nu. De andere mannen zijn er vanmorgen niet. 


Terug naar de weg en over de brug van de Charyn-rivier op weg naar de toegang van het N.P. Maar lang voor het zover is, zien we een wagenspoor tussen de heuvels verdwijnen en wel in de richting van de canyon. Die is voor ons! 
Het wordt een schitterende tocht door rauwe bergen. Steeds zijn er nieuwe vergezichten op de randen van de kloof en de bergketen in het zuiden met al die witte toppertjes. We genieten en ook van het gevoel, dat we zo onafhankelijk kunnen gaan waar we willen. De koffie (met speculaas, ja, ja)  drinken we aan de rand van een zijkloof met uitzicht op de veelkleurige wanden. Verder op de route komen we door kleine dalen en zien kipachtige vogels met kuikens de rotsen opvluchten, half-vliegend en klauterend.


Rond de middag rijden we de bergen uit en ligt de vlakte voor ons. Het pad wordt versperd door paaltjes en een bord “ Buffer Zone”. Maar goed, dat wij van de andere kant komen, daar waren tenminste geen bordjes!
Rechts is een gebouwtje en borden. Met een klein ommetje, voor de zekerheid, rijden we er naar toe. En zowaar, dit is de entree van het N.P. Tickets gekocht en op naar het diepste deel van de canyon.  Over een smalle graat kunnen we zover doorrijden, dat je de kloof met de prachtig geërodeerde beelden overal om je heen ziet. Als dit geen mooie plek voor de lunch is! In de verte zien we buien naderen. De buien zijn soms zo lokaal, dat je bij wijze van spreken een ommetje kunt maken om te voorkomen, dat je nat wordt. Het is een schitterend gezicht al die wolkenpartijen van zonnig wit naar diepzwart waaronder de buien als gordijnen naar de aarde afhangen. 



Tijdens de oversteek van 140 kilometer over een saaie vlakte in n.o.-richting, krijgt TOY een paar stevige stortbuien over zich heen en raakt veel stof kwijt. Bij Koktal (op 50 km van China) slaan we af naar het westen. En weer rijden we op de zijderoute, die hier aan de voet van de Dzhungar Alatau bergketen door een brede frisgroene vallei voert. In het noorden zijn besneeuwde toppen en zuidelijk zachtglooiende heuvels. Soms voert de weg langs geërodeerde bergen of door een kloof. Het is een van die adembenemende toptien-ritten.


Ergens op de grote groene weide vinden we een mooie bivakplek. Nog steeds zijn er dramatisch mooie luchten en de dalende zon geeft er een extra dimensie aan. Het begint te druppelen als we eten en het druppelen wordt een zachte maar doorgaande regenbui. BinnensTOYs vermaken we ons in de lekkere koele avond. Vanaf de weg horen we nu en dan een passerende auto en verder is het stil. Weer een dag in een lijstje.

 


Zondag, 20 juni 2010 – Vaderdag-se Singing Dune

 

Het is heel zondags in ons kleine huis op de prairie. Kleurde de begroeiing gisteren nog zo ontzettend groen, vanmorgen is de grote wei meer geelgoud. Het zal de zon zijn en het ontbreken van regenwolken, die de kleur zo beïnvloeden. Wij zitten heerlijk en zien hoe de stijgingswolken boven de bergen steeds weer oplossen. Het ontbijt gaat naadloos over in koffiepauze.


Halverwege de ochtend gaan we richting Altyn Emel Nationaal Park (bijna 3,5 keer zo groot als de provincie Utrecht). Er zijn borden, die de weg wijzen in zowel het Kachs, Russisch als in het Engels.



We lazen al dat dit grootste park van het land het werkelijk op toeristen heeft voorzien. Zo dus!  Maar eerst beklimmen we nog even de pas van 1700 m. Even na het toppie keren we om en constateren, dat het best mooi is, maar niet spectaculair. In de bermen naast de stroom picknicken families in de schaduw van bomen met grill en al. Zover zijn wij nog niet. In tegendeel. Het brood, dat wij gisteren in een bergdorp kochten en meer op een moordwapen dan op voedsel lijkt geven we aan een kluitje paarden, dat in het bushok schaduw zoekt. Maar ze zijn niet gek, ze negeren het brood en gaan er vandoor.

 

Op naar N.P. Altyn Emel, dat “Gouden Zadel” betekent. Een naam, die Djenghis Khan gaf aan dit landschap van heuvels bedekt met goudgeel gras, toen hij er passeerde in 1219.  Op naar Basshi, waar het N.P.-kantoor zetelt. Goed bewegwijzerd, zegt de Bradt. We zien niets. Via een winkeltje met heel goed brood (!!!), komen we waar we wezen willen.

 

In een grote kale ruimte zit een zonnebloempitsmikkelend  typje. Hij gaat aan de slag. Met de telefoon en met de radiozender, … En de uitkomst is, dat we moeten wachten tot twee uur. Da’s anderhalf uur! Waarom, wordt ons niet duidelijk, maar er is iets met een “machine” (auto). Kunnen wij er niet naar toe rijden, stelt G voor. De jongeman is in voor avontuur en daar gaan ze op zoek naar… ? Ik wacht op het blauwe bankje in de schaduw van een boompje. Het is knap heet en zweterig.
Als de expeditie terug is, blijkt hij iemand bij de school te hebben aangeschoten en het resultaat is, dat er een kwartier later een en al beweging is. Een auto arriveert met, naar blijkt, een Oekraiens gezin. Dan parkeert met gierende banden nóg een auto. De chauffeur is een schamel geklede jongeman, die ondanks onze scepsis inderdaad parkautoritieit blijkt te zijn. Dan pas komt de echt belangrijke persoon, de administratieve dame, aangewandeld met kind. Op motor met zijspan tenslotte meldt de ranger zich, die als gids met ons zal mee gaan. De schrijf- en betaalwerkzaamheden nemen geruime tijd in beslag, maar dan is het zover. Onze lunch schorten we op tot nader orde. Gelukkig hebben we vers brood,waarvan we al rijdend knabbelen. Want, we moeten de auto van de Oekraïense toeristen volgen. De verplichte gids rijdt mee in hun auto. Vanaf de afslag op het stoffige pad nemen we afstand. De Mitsubishi scheurt als een gek en veroorzaakt enorme stofwolken. En wij willen rondkijken. Twee controleposten passeren we. Ze maken er hier inderdaad werk van.


De tocht leidt door het prachtige landschap van het park. De lucht is weer vol bijzondere wolkenpartijen met zware regenbuien aan de horizon. De vlakte is bespikkeld met pollen lang gras en bollen bloeiende bloemen tegen het decor van de bergen, die zich donker aftekenen tegen de lucht. Vanaf de vlakte gaan we een vallei in en we vangen een eerste glimp op van ons doel van vandaag: een duin met een totale lengte van 2 km en een hoogte van 120 m. Het is een bijzonder fenomeen, zo’n enorme berg zand in een landschap van steppe, heuvels en bergen. Uiteraard laten wij ons zo’n duin niet ontgaan. En een “zingende” al helemaal niet!
Aan de voet van het zuidelijke en lagere deel, ligt een klein plateautje, waar we parkeren. Vanaf hier wandelen toeristen naar de duin voor foto’s. Als brave toeristen sjouwen de Oekraieners en wij naar de aanzet van de duin. Foto’s over en weer en terug naar de auto, naar de verkoelende wind. Want het is héét! Er is werkelijk sprake van brandend zand. We maken aanstalten voor een lunch. Verbazing bij de rest van het gezelschap. We gaan toch wel mee terug op het pad, waar water en boompjes zijn? Gaan we echt niet mee picknicken? Onze Oekraiense vriend lijkt én teleurgesteld en in de war over zoveel idiotie. Blijven op die plek waar de zon onbarmhartig schijnt? De gids is ook even van slag. Haken er schaapjes af? Kan dat? Mag dat? Het komt gewoon nooit voor. Dus… Wij overtuigen hem ervan, dat we toestemming hebben van “het kantoor” om hier de nacht door te brengen.
Zo, ook weer geregeld. We maken schaduw en hebben wind, prima voor de lang uitgestelde lunch. Dan is het tijd voor verkenning van het pad, dat verder door loopt dan dit punt. We komen terecht aan de zuidkant, waar de duin veel hoger reikt dan aan de noordkant. Die malle gids heeft zich er makkelijk vanaf gemaakt. De Bradt vermeldt, dat de “gidsen” er voor de route zijn en verder niets te vertellen hebben. Klopt dus en voor de route heb je ze eigenlijk ook niet nodig. Het pad is duidelijk en met een paar bordjes weet je precies waar je aan toe bent. Maar ja, het levert wel werk aan een heleboel mensen.


Er is een man bij een auto, die ons duidelijk maakt dat we niet verder door het zand mogen, een filmploeg is bezig. We toeren verder naar de rivier en in westelijke richting. Volgens onze kaarten zou er een weg moeten zijn. Op het kantoor hadden we al uitgevogeld, dat een doorsteek naar het westen (wel bereikbaar vanaf de hoofdweg vanuit Almaty) niet mogelijk is. Het centrale deel van het park is helemaal niet toegankelijk. Het is dus een kwestie heen en weer terug.
Voorlopig hebben we het rijk alleen en struinen we de nodige tracks af. Zelfs de lage gearing is even nodig. Terug naar ons plateautje. TOY staat klaar voor de nacht en wij luieren tot een uur of zes. Gerard gaat de top “nemen”. Mij is het te hoog en nog steeds te warm. Ik maak groenten schoon en volg G’s vorderingen vanaf mijn beschaduwde plek. Een ranger met zijn klant op weg naar de andere kant van de duin, komt even checken of alles oké is.

Een uur na vertrek is mijn toppertje weer beneden met een rode bezwete en zanderige kop. Maar opgetogen en diep onder de indruk van het “zingen” van het duin. Het is een geluid als van een startend vliegtuig.  De route is vastgelegd met Mien (de Garmin), zodat de statistieken kunnen worden bekeken.
De satelliet ontvangt vaderdagwoorden en G belt terug. En dat allemaal op deze unieke plek.
We eten heerlijk en kunnen buiten blijven tot er weer te veel muggen zijn. Maar dan is het ook wel bedtijd . Een halve omfloerste maan laat zich nog juist zien voordat het wolkendek helemaal dicht trekt. Het is drukkend warm en zolang de wind  maar waait, is het wel uit te houden.

 


Maandag, 21 juni 2010 – Boerendag


Dat de verkoelende wind het uiteindelijk voor gezien hield, kwam de nachtrust niet te goede. De dag begint weer heet en de luchtvochtigheid is hoog. We ontbijten met zicht op de duin en kijken ver uit over de vallei en de bergen in de verte. Genieten is dit.
Wachten op de ranger, die ons zou moeten komen halen, doen we maar niet. Hier verdwalen zou een knappe prestatie zijn en het is veel leuker om op eigen houtje te rijden. Bij de wachtpost 10 km verderop is geen ranger te bekennen. Wel is er de filmploeg die gisteren bij de hoge kant van de duin bezig was. Even kletsen en verder maar weer, de slagboom is in ieder geval open.
Bij de volgende post, 30 km verder, komt een jongen van een jaar of 12 met de sleutel aangeslenterd. Hij hangt op de slagboom, kijkt en blijft kijken en doet … niets! G maakt hem duidelijk dat de boom open moet. Hij reageert gewoonweg niet. Niet met ‘njet”, niet met mimiek, niets. Nee, hij slentert terug naar het kleine huis. G er achteraan. Een vrouw, zijn moeder waarschijnlijk, komt naar buiten en begint te rebbelen in het Russisch en G met dezelfde heftigheid in het NL. Een patstelling, die zij oplost. De jongen krijgt opdracht het slot los te maken. Toeristen zonder gids! Kan niet en mag misschien ook niet. Hoe dan ook, wij kunnen weer!
De forse regenbuien van gisteren hebben flinke sporen achtergelaten in de lemige bodem. Modderpoelen of blubber, het maakt TOY niet uit.



Bij de asfaltweg besluiten we een kijkje te nemen in z.o richting waar bijzondere rotsformaties zijn. Via een paar kleine gehuchten komen we op een kleine vlakte met wilgen en hoog gras. Dan wordt het weer kaal en grotdroog. Bij een eenzaam boerderijtje vinden we het welletjes. Het kan nog wel zo’n 50 km duren eer we er zijn zijn en dan is er een hele grote kans dat we worden terug gestuurd. We hebben geen permit voor dit deel van het park. Koffiepauze dan maar.  Van ver op de vlakte komt een boer naar ons toe gewandeld. Logisch voor een beetje contact heb je wel iets over, zoveel is er verder niet te beleven. De koekjes vindt hij lekker, maar koffie hoeft-ie niet. En verder zit hij gewoon op zijn hurken wat voor zich uit te kijken. Een stille ontmoeting was dit, in alle rust waren we samen.

 

Terug in Basshi gidsen we een Duitse toerist naar het hoofdkantoor. En jawel, het is weer lunchtijd. Ook het museum blijft gesloten tot twee uur. Daar wachten we maar niet op. Jammergenoeg , is ons winkeltje door het lekkere brood heen. Dus kopen we biscuitjes. Op de doorgaande weg net buiten het dorp staat onder een boom een agent. Een beetje aarzelend beweegt hij zijn oranje-zwart  op en neer. We stoppen en maken een babbeltje. Want daar zat deze eenzame wachter aan de weg om verlegen.

 

Terug op de zijderoute maken we een lunchstop aan de andere kant van de Altyn Emel pas. We kijken uit op een nieuwe boerderij aan de overkant van een kleine plas in heuvelachtig land. Overal bloeien bloemen. Ademloos kijken we toe hoe een vogelpaar een arend verjaagt. Met doodsverachting storten ze zich op de grote roofvogel, keer op keer. Hoe het afliep? We weten het niet, de frontlinie verplaatste zich uit ons zicht. 
Onze poging een kleine route naar Taldykorgan door het gebergte te rijden, loopt vast. Spreekt men Engels, dan is het “Road closed”. En anders kruist men de armen (zoals bij de X-factor). Dat doet ook de dorpeling en hij geeft ook de verklaring door golfjes in de lucht te tekenen. Water dus.
We keren om, en slaan in onze zucht naar avontuur af, op een klein weggetje. Het loopt dood. Uiteindelijk vinden we toch een doorgaand boerenpad over de glooiende heuvels, die vol staan met tarwe dan wel geploegd worden. Heerlijk.
Vanaf Saryozek rijden we naar het noorden, richting Taldykorgan. De weg loopt door de uitlopers van het Altaigebergte. Om ons heen zijn groen-fluwelen glooiende heuvels, riviertjes, gras en struiken. Prachtig! Het is te merken, dat dit een grotere verbindingsroute is. Er is meer verkeer dan we de laatste tijd gewend zijn.
Eind van de middag zijn we in Taldykorgan. Een mooie, rustige stad met veel groen, brede straten en parken. In een internetcafé zijn we online, als ook Saskia & Emiel dat zijn. We wisselen e.e.a. uit voor we ons posteren in een duistere Hessen Pub. Het gaat hier allemaal over (Duits) voetbal, en bier natuurlijk. Gelukkig is Gerard op tijd terug bij het internetcafé om zijn vergeten petje van een gastvrij Kaz’hoofd te rukken. De forel en steak zijn goed en Portugal wint prachtig van Noord Korea.


Na achten gaan we de stad uit. Er is mooi golvend land met bordjes, die er uit zien als “verboden”. Vanwege de grote kazerne veronderstellen we dat het militair terrein is. Dus niet geschikt voor een bivak. Maar een paar kilometer op een kleine weggetje vinden we een akker, omzoomd door groen,  mooi en stil.
Buiten is ‘t nog steeds klam en warm. Met een wijntje zien we de lichtflitsen en de halve maan. Alleen … een stelletje “helicopterinsecten” (vanwege het vliegbeeld en geluid) zijn aan het klieren. Net voor we naar bed gaan, steekt er een heel zacht windje op. Heerlijke afsluiting van wéér zo’n dag!

 


Dinsdag, 22 juni 2010 – Koffie-aanloop en Woest Walsend de steppe over


De temperatuur is na de regenbui vannacht in de vrije val gekomen. Heel geschikt om een beetje uit te slapen en vervolgens met ontbijt uit te kijken over “onze” akkers. Toch maar weer een mooi plekkie gevonden in de schemer!


Vandaag is kilometerdag. Dat is, gewoon proberen zo ver mogelijk te komen. Kunnen we overmorgen niet al te laat een hotel in Semey (Semipalatinsk) scoren voor de laatste Kaz’update.
Net als gisteren slingeren we aan de voet van de bergketen rechts van ons. Links van ons zien we de enorme vlakte die door loopt naar het Balkash meer. Een laaghangend wolkendek verstopt de toppen van de bergen, maar hier en daar weet de zon een gaatje te branden. Heerlijk rijweer dus. We genieten van de glooiende hellingen die nog steeds een fluwelen bekleding lijken te hebben. Grassen, struiken in allerlei tinten groen met hier en daar plukken bloeiend paars, geel of roestbruin. En er zijn veel rivieren, die woest en bruin kolken. Op sommige plekken staan mensen naar die woestenij te kijken. Langs de weg zijn stroompjes ontstaan. De buien van de afgelopen dagen worden driftig afgevoerd.


Ook hier is het gelukkig een goeie gewoonte om elkaar te waarschuwen voor politiecontroles. Nog al eens is er een 50-km-bord vlak voor een afdaling. Dat betekent dat je domweg op de rem moet blijven staan. Want in het dal staat een agent met een speedgun gericht op de heuvel naar links en naar rechts. Soms lijkt het alsof die borden enkel en alleen om die reden daar bovenaan zijn neergezet. Maar wij houden ons er (inmiddels) netjes aan. Wel zo makkelijk.


De weg is van nogal wisselende kwaliteit. Heel veel forse gaten en kuilen maken dat we soms heftig heen en weer walsen over de breedte van de weg. Of door de hobbels en ribbels in het wegdek huppelend op en neer dansen. We houden er best wel de vaart in en het effect is dan natuurlijk ietsie sterker.
En dan is er koffie! Even bijkomen van die WoesteWegWals. We staan op een oude asfaltweg, of wat daar van over is in een dorpje naast een rivier. Gerard wast de voorruit, ik schenk koffie. Een oude vrouw komt aangewandeld. Ze heeft haar hoofddoek op een bijzondere manier omgeknoopt. Een foto maken mag. Ze lacht al haar gouden tanden bloot (Bij oudere mensen veelvoorkomend, die gouden tanden dus.). En een jongeman te paard komt handjes schudden. Ook hij laat zich gewillig fotograferen. Het paard heeft een prachtig geknoopt bit en stijgbeugels ontbreken. De benen van de jongen bengelen gewoon langs het paardenlijf. Een derde bezoeker meldt zich. Hij komt uit Taldykorgan en werkt hier. Na wat vijven en zessen blijkt hij machinist van een groot machien te zijn. We moeten komen kijken, want het ding staat in de “garage” een eindje verderop. Doen we dus. Op een modderig omheind  terrein staan een zootje oude machines weg te roesten. Onze man zijn machine is een enorme tractor met een ploegschaar (8 bladen), die vier meter ineens kan aan pakken. Trots is ie, terwijl het ding helemaal niets doet.


 

De lunchpauze doen we in de akker achter “koffie10” van NaMa. Bij Usharal overzien we in een laatste afdaling de gigavlakte van de steppe voor ons liggen. Getankt en hup de rechte steppeweg op. Hooo, is daar weer het zwiepende oranje-zwarte politieknuppeltje? Hielden we ons niet netjes aan de regels? Wel zeker, maar ook hier is een agent met een zware contactbehoefte. Gewoon even kletsen en verder maar weer.


Een uur lang rijden we door de vlakte, die strak als een biljartlaken is en met gras en bruinige struikjes bekleed is. De bewolking breekt open en wordt weer des steppes:  tegen een blauwe hemel vormen zich prachtige witte wolkenpartijen. De temperatuur loopt op tot begin 20 gr. En de weg…?  Ach, we blijven zwieren en dansen. Bij een korte stop verlies ik mijn bril. Maar, met arendsogen en vernuft weet Gerard hem terug te vinden. Mijn dankbaarheid is uiteraard zo groot als de steppe waarin we staan, want ik ben er al twee kwijt.
Op dit strakke stuk zijn bestaan de afleidingen uit, naast de gaten en hobbels in de weg, een kerkhof hier en daar, een niet-geslaagde poging tot tankstation, een dorpje, een huisje, wat kuddes.
Maar dan wordt de vlakte heuvelachtiger en afwisselender. De middag vordert en door de lagerstaande zon kleurt de begroeiing in prachtige tinten groen, geel, goud. Hier en daar glinsteren kleine poelen met frisgroen gras. We genieten.


In Ayakoz toeren we even rond. En, zoals we dezer dagen vaker zagen, in de bebouwde kom is de weg veel slechter nog dan daarbuiten. Schrikbarend slecht! Ook hier dus. Er staan hele oude woonblokken van drie verdiepingen met houten uitbouwtjes, een soort serres. En er zijn stoplichten voor de paar auto’s die er rond rijden. De gaten staan vol water en het geheel maakt een wat  afgeleefde indruk. Maar … we zien een pizzeria. En dat is wat we zoeken, een restaurant. Het blijkt een heel eenvoudig maar net ding te zijn. De salades zijn heerlijk en ook de pizza, het vlees en de frieten. Zelfs de regionale wijn is te drinken.
Om acht uur rijden we weer. Na een uur vinden we ons bivak. Het ligt aan de voet van een heuvel. Lager in de vlakte tjoekt met regelmaat een treintje, sukkelt een vrachtwagen of jaagt een snelle jongen voorbij.
Het is 12 gr en binnen is het warm. Wat zullen we lekker slapen bij deze temperatuur.

 

 

Woensdag, 23 juni 2010 – Hotel NoMad in Semey: niet gek voor nomaden


Da’s even anders dan we de laatste tijd gewend waren. Het is koud, echt koud! In de zon is het met een jack aan toch heerlijk ontbijten. We kijken uit op de vallei met het spoorlijntje en de weg. Op beide is er regelmatig verkeer.
De weg is nog steeds hetzelfde. En steeds als we denken dat de weg eindelijk beter wordt, duikt de volgende diepe kuil weer op. Geen weg voor een muziekje. De steppe is nog steeds afwisselend, het is een heerlijke route. Heuvels, bergruggen in de verte of dichterbij, waterpoelen, kuddes, boerengehuchten en gras in verschillende tinten groen. En er is het zilver golvende gras natuurlijk. De lucht is bewolkt en trekt geleidelijk helemaal dicht. Dat verandert de kleuren in het landschap ook totaal. De fleurigheid is er van af.


Vanaf Georgievka verwachten we een verbetering van de weg. Het tegendeel is waar. Het verkeersbeeld wordt er bepaald levendiger door. Auto’s die van links naar rechts swingen, half in de berm duiken, dan weer omhoog kruipen op de bredere (jongste) weg om vervolgens rij-heil te zoeken op de oude smalle weg die ernaast ligt. Gaten zijn enorme kuilen geworden en na de regens staan ze vol water en de plekken waar het asfalt verdwenen is zijn diepe modderpoelen ontstaan. Het schiet voor geen meter op en we moeten de hoteldouche een uur of wat uitstellen. 130 Kilometer gaat dat zo door. Wat een verademing is het om de laatste 30 km naar Semey (min of meer) gewoon te kunnen rijden.

 

In de periode 1949-1989 werden in de steppen ten zuiden en ten westen van de stad 456 (2.500x de Hiroshimabom!) kernproeven uitgevoerd(116 bovengronds). De bevolking heeft hieronder ernstig te lijden gehad (kanker, misvormingen). Na de onafhankelijkheid zijn de proeven gestopt en werd Semipalatinsk omgedoopt in Semey om een meer positief image te creëren. De stad zelf is inmiddels veilig, maar de testlocatie is nog altijd vervuild. Ïn 2001 kwam er een indrukwekkend monument voor de slachtoffers, dat ook het ” Sterker dan de Dood”;monument wordt genoemd.
De stad geniet ook bekendheid vanwege het feit, dat Dostojewski hier een tijd gewoond heeft tijdens zijn verbanning uit St Petersburg.


Over een prachtige tuibrug (pilonen van 90 m) steken we de rivier (Irtysh) over naar de stad en linea recta vinden we het hotel. De ontvangst is prettig, de kamer ook en G weet er weer een korting uit te slepen. Jammer, jammer, jammer, de douche moet worden uitgesteld. De stad zit zonder water. Ook met de wi-fi  verbinding wil het niet zomaar lukken.
We lunchen en rommelen lekker op de kamer. Hebben contact met Saskia & Emiel, die overmorgen ook hier zullen zijn. In de hotelresto (wintertuin) eten we. Er zit een groep (grote) zakenmannen en een van hen is onder de indruk van onze auto en de reis. We móeten van hun sjaslik mee-eten. Hij geeft de ober opdracht om een paar van de enorme pennen met vlees aan onze tafel te brengen. En, hij weet ook alles van Shocking Blue en Mariska Veres, die al weer 4 jaar dood is horen we. De popmuziek begon pas echt, bezweert hij, met  Teach In. Om zijn stelling kracht bij te zetten, laat hij beide groepen met zijn gsm in onze oren schallen. Teach in? Beter dan Abba! Zo is’t maar net.
Hij is een dan wel een echte fan, maar de wodka aan de businesstafel vloeit rijkelijk. Dat ook. Iedereen speecht, gaat staan, glazen klinken en hoppa glas leeg. En dat herhaalt zich tot iedereen geweest is. De belangstelling voor de woorden neemt per spreker af. We vermaken ons met de mannen en we zien half en half Engeland voetballen op flatscreens, die hier overal ook in (de betere!) restaurants de wanden sieren.
We nemen afscheid van de “toughest men” van Kazachstan! Terug op de kamer slapen we snel in op de harde matrassen.


Donderdag, 24 juni 2010 – Werkdag 


Ontbijt, wasje, laptop, internet, koffie, wandelen, lunch, laptop, wandelen, wasje, lezen, boodschappen, water bij gevuld, terrasje, internet, skypen met de meiden, bellen met anderen… Wat een rot leven toch, nietwaar?
Oranje speelt. Lokale tijd half een in de nacht. We installeren ons en juist voor we in slaap vallen, sluit Oranje de wedstrijd tegen Kameroen af met winst (2-1).


Vrijdag, 25 juni 2010 – En nog een, maar met: Saskia & Emiel

 

En weer: Ontbijt, laptop, koffie met gebak, lunch, enz. Het beddengoed wordt terug bezorgd,  fris en schoongewassen door het hotel (voor 2,5 Euro!). De update vordert. Leuk geskypet met Joey en Olivia!
Eind van de middag: Saskia & Emiel (zie: http://www.slippersopreis.nl/)  melden zich. Tot diep in de nacht worden verhalen verteld, informatie uitgewisseld (analoog en digitaal), wasjes gedaan, gedronken, gegeten…

 


Zaterdag, 26 juni 2010 – Laatste dag in Semey en Kazachstan


Update afgerond en inkopen gedaan. Toertje stad achter “routable”-Saskia&Emiel. We zien het monument voor de slachtoffers van de nucleaire proeven (Sterker dan de Dood), waar de bruidsparen met aanhang elkaar verdringen voor een fotoreportage op het mooie monument. En we zien het kleurige houten kerkje en de vervallen huizen in het oudste stukje Semey, tanken en rijden de stad uit.
Ineens zijn er bossen! Yes, snuift G, en denkt aan zijn hangmat, die totnutoe werkeloos bleef. Mooie plek tussen bomen en pluizig gras. Maar, de hangmat blijft nog even waar ie is. Buca, de Toyota HZJ78 van Sami moet onder het mes. Er zit teveel speling in het linkervoorwiellager. Maar ja, vrijloopnaven! Stuk lastiger, duurt dus langer. En als de mannen met besmeurde handen het gereedschap opbergen, hebben Saskia en ik al lang een borrel achter de kiezen. En … weer geen hangmat-momentje!
Gezellige avond met (te veel!) drank, snacks en tonijnpasta. En voor het eerst tijdens deze trip, verlicht de volle maan onze mooie bosbivakplek.

 


Zondag, 27 juni 2010 –  Afscheid van Kazachstan


Half acht ben ik op. Het is zonnig en warm en mijn  hoofd is katerig. In het geurende bos vloeien de ochtendrituelen van Sami en ons samen tot een geheel nieuwe. Rond 11 uur rijden we weg van onze bosplek.
Op naar de grens. Een poging om er apart aan te komen, loopt op niets uit. Om half een schuiven we achter Sami aan in rij de wachtenden voor de 1e slagboom. Paspoort en autopapieren worden vastgelegd in het “gastenboek” zoals Emiel dat noemt. En dan wachten we tot de werkdag van de Kaz-douanemensen echt begonnen is. Twee slagbomen verder en een uur later ligt Kazachstan achter ons.

 


Kortom:


Kazachstan (bijna 70x zo groot als Nederland!!!) betekende een heerlijke overgang na de landen ervoor. We genoten van de onmetelijke en ogenschijnlijk lege ruimte. Door er langer en met geduld in te verkeren, zagen we veel wildlife. En door onze zigzagkoers kregen we een goede indruk van alle nuanceringen in soort en sfeer van de steppen. Vanuit de woestijnsteppe en halfwoestijn naar de steppen met aarzelende grasjes. En vandaar naar de grazige weiden van de noordelijke steppe. En weer andersom. De belangrijkste wegen zijn (min of meer) geasfalteerd, maar de paden, sporen en kleine secundaire wegen, dat is helemaal ons ding. Prachtig waren ook de gebergten met de canyons en rivieren in het oosten. En dat ene duin natuurlijk!
Wat ons ook zal bijblijven zijn de luchten met schitterende wolkenpartijen, die boven grote vlakke gebieden even onmetelijk zijn als de steppe zelf.
En de mensen! De ontmoetingen waren ook in dit uitgestrekte land speciaal. Er waren contrasten. Mensen die er plezier in hadden ons te ontmoeten en anderen die direct afstand namen. We hebben van de eerste genoten en de tweede groep heeft ons geïntrigeerd.
In het bivakse buitenleven op beeldschone plekken, vormt ons verblijf in Astana en Almaty een grote tegenstelling. Maar wat hebben we ons er heerlijk gevoeld. Zowel door het contrast met de rest van het land als door het verschil tussen deze twee steden. 
Kortom, voor ons was Kazachstan een grote vrijwel lege plek, die nu prachtig is ingekleurd met vergezichten, weidsheid, sobere dorpjes, moderne steden en zwoegende, ietwat geremde mensen.
Jammer, dat we Turkestan niet zagen en jammer, dat de matrassen in de hotels zo ontzettend hard waren.