home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Morocco 2007
::
algemeen
  • algemeen
  • ...
::
reisverslag
Morocco 2007 :: algemeen :: reisverslag

01 t/m 26 oktober 2007 – Een lange, lange aanloop naar Marokko

 

 

Na de Tunesië-zand-expeditie (zie Reizen :: Tunesië reizen :: sep 2007) installeerde ik me op 1 oktober 2007 met TOY op een camping aan de Franse Côte d’Azur en vloog Gerard naar Nederland voor een paar HEKtische Bervosdagen.

Na zijn terugkomst (4 oktober) maakten wij ons op voor de ontmoeting met Sarah en Piet-Hein in Spanje. Helaas, het liep allemaal anders. Hun Mitsubishi was zodanig defect, dat hij, en ook zij, terug moesten naar Nederland. Desondanks hebben we een paar gezellige en hele goede dagen beleefd daar op de camping in Calella de Palafrugell aan de Costa Brava in Noord Spanje.

In plaats van Oost Marokko besloten we de binnenlanden van Spanje te gaan verkennen. Niet tot onze spijt. We reden door de beboste bergen van Catalunia, toerden door de vallei van Lleida, volgden de voetsporen van Don Quichot, genoten van het prachtige N.P. de Cazorla en de bijna Afrikaans aandoende Sierra de Segura, trokken langs het enige stukje Europese woestijn (bij Tabernas) en door de prachtige Alhamilla-bergen. We streken neer aan de kust in het natuurpark Cabo de Gata en wandelden over de ruige rotsen langs zee om vervolgens via de Alpujarra en de Sierra Nevada nog net een plekje te vinden op de stadscamping van Granada. Het Alhambra sloegen we over, maar wandelend snoven we de sfeer van de stad uitgebreid op, zagen een spetterende flamenco-show in het oude Sacromonte en zwierven door de Arabische sfeer van de in herfsttinten getooide stadjes in Andalucia. We hadden ontmoetingen met aardige mensen, genoten van Brabantse gastvrijheid op een lege camping en hadden het plan om via de de Extremadura en andere Sierras geleidelijk noordwaarts te trekken.

 

 

Maar plannen zijn er om gewijzigd te worden! Want, Sarah en Piet-Hein lieten weten, dat hun auto inmiddels weer prima in orde was. Ze wilden alsnog graag naar Marokko. We beseften, dat we de uitdaging van ruige natuur, slechte wegen, onherbergzame gebieden, stilte en eenzaamheid en een andere (niet-Westerse) cultuur, gemist hadden.

Kortom, onze expeditiebehoefte was weer helemaal terug.

Als een haas stortten we ons op de voorbereidingen. Benodigde tracks, routes en waypoints floepten van de laptop naar de Garmin. We doken in Gandini (Pistes de Maroc, tome 4) en de Trotter en de TOY-voorraden werden op expeditieniveau gebracht!

En juist toen we er helemaal klaar voor waren, strooide de gsm nogmaals roet in het eten. Onze onthutste reisgenoten lieten weten dat, deze keer, familie-omstandigheden hen voor de tweede maal terug riepen naar Nederland. Voor ons allevier was dat wel even slikken … Met champagne, wandelen en praten verwerkten we gezamenlijk de teleurstelling in Tarifa (Zuid Spanje).

En zo keerden Sarah en Piet-Hein met gemengde gevoelens voor de tweede maal de Mitsu-neus noordwaarts. Wij echter volgden deze keer wel ons expeditie-instinct en staken over van Algeciras naar Ceuta op het Afrikaanse continent voor een ouderwets Afrika-avontuur met ons tweetjes.

Ondanks alles, hopen we volgend (na-)jaar samen met Sarah en Piet-Hein een tocht van een maand of drie door de Sahara te maken. Onze gezamenlijke geschiedenis is er –totnutoe!- een van "net-niet"! Op een haar na misten we elkaar in Zuid-Amerika en in Zambia zorgde een (veel te) goeie piste ervoor, dat ook daar een ontmoeting er niet in zat. En nu ging ook Marokko "net niet" door.

Driemaal is scheeps- (én overland-) recht en bovendien hebben we in Spanje toch al twee keer samen gekampeerd!

 

Piet-Hein en Sarah

 

 

 

Route in Marokko: Sebta - Chefchaouen - El Hoceima - Nador - Berkane - Mts. Beni Snassen - Plateau du Rekkam -Tendrara - Iche - Figuig - B.Tajjite -Plateau du Rekkam - Outat-Oulad-El-Haj - Midden Atlas - Taza - Rifgebergte - Rhafsai - Chefchaouen - Sebta = 2740 km, 15 dagen.

 

Zaterdag, 27 oktober 2007 – Op naar Marokko

 

Na het afscheid van Sarah en Piet-Hein zijn we om 12 uur in de haven van Algeciras. Het is buiten het seizoen. De overtocht kost dan ook maar 34 Euro!
In Ceuta, de Spaanse enclave, tappen we de tanks vol met goedkope (taxfree) diesel en voor we het weten zijn we de Marokkaanse grens over.

De route naar Chefchaouen is ons vertrouwd. In Tétouan pinnen we Dirhams en de route door het Rif is nog steeds mooi. We lunchen al rijdend (brood met banaan), want we willen op tijd op de camping zijn.

Vanaf de camping wandelen we langs het kerkhof de berg af naar het mooie blauwe stadje. Als we een tafel willen reserveren, blijkt, dat we ons horloge twee uur terug moeten zetten. Onze magen zullen nog even geduld moeten hebben. Op la Grande Place drinken we wat en genieten we van de sfeer.

In het gezelschap van vier Duitse Djoser-reizigers gebruiken we een heerlijke Marokkaanse maaltijd. Er ontspint zich een interessant gesprek met een dame, die over campers schrijft in een Duits vakblad. Van een camper-TOY heeft ze nog nooit gehoord. Onze wijn in colaflesjes vindt gretig aftrek in dit gezelschap.

Tevreden klimmen we in ons TOY-bed. De intense stilte is pas weer hoorbaar als later in de nacht de wind gaat liggen.

 

Zondag, 28 oktober 2007 – Een mooie Riftocht, regen en Mercedessen

 

Na het cruesli-ontbijt rijden we door het Rif richting El Hoceima. De zon heeft inmiddels plaats gemaakt voor een dik wolkendek en op 1600 meter is het koud (8 gr), mistig en regenachtig. In dit weer en op de kronkelende, niet al te brede, bergweg is het verstandig om voorzichtig te rijden. Een grote bus deed dat niet en is uit de bocht geschoven en op een bestelbus geknald. Het ongeluk is nog maar net gebeurd en de eerste auto’s staan te wachten tot ze er voorbij kunnen. Dan heb je wat aan je off-road-TOY! Gerard manoeuvreert deskundig door de berm en we kunnen vlot onze weg vervolgen.

Onderweg zien we de ene na de andere (oude, in Europa gekochte) Mercedes. Er wordt met grote regelmaat getoeterd en geknipperd met lichten. We weten het, dit zijn de kif-(hasj-)verkopers. In dit gebied wordt er volop verbouwd. Volgens Trotter (reisgids) leven zo’n twee miljoen mensen van dit goedje. Vanuit het Rif-gebergte komen veel Marokkanen naar Nederland om de kost verdienen. Het is te zien aan de vele Nederlandse nummerborden. 

Bij El Hoceima nemen we, na een politiecheck, de (nieuwe) kustweg. Het is een schitterende route die zich pal aan zee door de bergen oostwaarts kronkelt. De kracht van water is goed te zien. Door de vele regenbuien zijn van de verse hellingen modder en stenen op het asfalt gespoeld. In de Middellandse Zee heeft het door de rivieren aangevoerde zand een kilometer brede strook rood gekleurd.

Bij Nador rijden we zuidelijk tot aan de afslag richting Oujda. Het begint al te schemeren, dus wordt het tijd voor een bivak. Langs de weg zijn boerderijtjes en bewerkt land. Maar gelukkig zien we een pad, dat de bergen in gaat. En jawel, na een paar kilometer van de weg af vinden we een plek, waar TOY min of meer recht staat. Zodra we geïnstalleerd zijn, is het aardedonker en barst de regen in volle hevigheid los. Knus zitten we binnen en eten aardappelpuree met jachtschotel, komkommer en tomatensalade. Uiteraard met een glaasje wijn.

 

 

Maandag, 29 oktober 2007 – Beni-Snassen

 

De dag begint miezerig. In TOY rijden we warm en droog naar het Beni-Snassen gebergte. Na een tankstop in Berkane rijden we een prachtige route langs steile, soms met pijnbomen (pins d’Aleps) begroeide bergen. We genieten van fraaie vergezichten en zo hier en daar zijn er boerderijtjes tegen de hellingen geplakt. De piste is afwisselend smal en glibberig, dan weer zanderig, stenig of rotsig.

In het tweede deel van de route zijn de bergen lager en meer afgerond. Er is ook meer begroeiing. Om een uur of vijf komen we aan bij een plateautje middenin een kloof. Dé ideale plek voor de nacht.

De temperatuur liep vandaag uiteen van 8 tot 18 graden, afhankelijk van de hoogte waarop we zaten. Nu de zon achter de rotswand verdwijnt, is het snel donker en duikelt ook de temperatuur. De maan is nog niet te bekennen en boven ons koepelt een stralende sterrenhemel. Jammer, dat we geen hout voor een kampvuur hebben.

 

Dinsdag, 30 oktober 2007 – Mohamed uit Waalwijk en uitzichten

 

Gelukkig klimt de zon al vlot over de bergen naar ons kampementje. Heerlijk, kunnen we ons weer eens uitgebreid wassen.

Het pad brengt ons door de steeds lager en kaler wordende bergen naar de vlakte door nederzettinkjes en boerenerfjes tot we het asfalt bereiken. En weer zien we een Nederlands nummerbord. Het is Mohamed uit Waalwijk. Zijn familie woont in Oujda en hij is op bezoek bij zijn oom in dit dorp. Zijn familie nodigt ons uit voor een bezoek bij hen thuis. Je vraagt je af, hoe het mogelijk is, dat een kleine groep jongeren in de grote steden in Nederland, het image van "de Marokkaan" zo hebben kunnen bepalen!

Al snel zijn we bij het punt waar we in westelijke richting afslaan voor de barrageroute (Gandini). Steeds hoger klimt het terwijl we spectaculaire uitzichten en prachtige kloven krijgen voorgeschoteld.

 

 

Het asfalt stopt schielijk bij een schooltje, waar vier kinderen geduldig staan te wachten tot ze worden opgehaald. Een slecht pad leidt door een dorpje aan de voet van een bergwand. Het begint te schemeren en we zijn blij, dat we niet veel later op een afgerond bergje een min of meer vlak stukje voor TOY vinden. Voordat de zon in laaiend oranje afscheid neemt van onze dag, krijgen we bezoek van passerende herders. Ze zijn op weg naar huis. Ook zij bieden ons onderdak voor de nacht aan. Dat we hier bij onze TOY willen blijven, begrijpen ze heel goed na het bekijken van ons mobiele huis.

Zodra het donker is, zijn kuddes en herders verdwenen naar het dorp, vanwaar de verlichte moskee over ons waakt. Met een pastakliekje en salade warmen we ons aan het kampvuur onder de heldere sterrenhemel. Om negen uur is ook ons kamp in diepe rust.

 

Woensdag, 31 oktober 2007 – Bijna-Mongolië

 

Het is bewolkt en fris. Rustig toeren we verder door het vlakker wordende land. Op asfalt rijden we zuidelijk tot we het begin hebben gevonden van de geplande afslag. De weg slingert zich door bergen en dalen, langs pijnbomen (pins d’Alep), jeneverbesstruiken, grote statige eikenbomen (chènes vertes) over hobbels, door mist, modder en plassen. We passeren een lieflijke vallei met een dorpje (Aouam) van verspreid staande boerderijtjes. Langs een stroompje zijn kleine terrasvormige veldjes met fris groen. Prachtig is het irrigatiesysteem van kleine betonnen gootjes met klepjes, die het water brengen waar men het hebben wil.

Bij Debdou bereiken we het asfalt. Vandaar zoeken we onze weg via een modderig pad over de mistige met stenen bezaaide steppe. Er groeit wat stug gras en hier en daar kleumt een boom of struik. Mede door de lage bewolking en mist hebben we associaties met de Mongoolse steppen.

Omdat we de kou en het gehobbel zat zijn, besluiten we terug te gaan naar de doorgaande weg om sneller in zuidelijker, en hopelijk warmere, oorden te komen.

Zomaar ergens langs de weg pakken gehard uitziende mannen de laatste spullen op hun ezels. Hier ontmoeten ze elkaar voor handel. In kleine groepjes verdwijnen ze met hun ezeltjes, spullen en kids in de mist. Prachtig plaatje!

Jammer, jammer, dat we niet kunnen communiceren, zodat we iets over hun manier van leven te weten kunnen komen.

De grote pistes over het plateau zijn inmiddels allemaal veranderd in goede asfaltwegen. We zoeven dan ook voortvarend in zuidoostelijke richting tot we het welletjes vinden. Een klein spoor lokt ons de grote vlakte op. Het is duidelijk, dat dit niet meer bereden wordt. Dat is vooral merkbaar als we de heuvels in gaan. Diepe geulen dwarsbomen ons pad. Op deze, volgens Gandini, "technische piste" komt stuurmanskunst inderdaad goed van pas.

Tegen de tijd dat we een bivakplek willen zoeken, maken we een navigeerfout. Het bedoelde waypoint vinden we niet, maar wel een mooie plek voor de nacht. Bij een oued (= droogstaande rivier) op een zanderige bodem met een paar struiken maken we ons op voor een ijzigkoude avond. Het is zelfs te koud voor een kampvuur.

Terwijl Gerard met de laptop voorin zit, maak ik achterin het avondeten. De nasi is heerlijk en we kruipen vroeg onder het warme dons.

 

Donderdag, 1 november 2007 – Het spoor bijster, hobbels en putten

 

Het is nog steeds ijskoud en er waait een harde wind. We willen zo snel mogelijk rijden zodat we op temperatuur kunnen komen. Dat wordt dus een snel ontbijtje van koffie en rijstkoeken.

Ook vanochtend vinden we de oversteek niet. Dus zetten we koers naar het volgende waypoint. Dat pakt goed uit, want even later zien we in de verte wat huisjes. En waar mensen wonen, is een piste!

Het is een piepkleine nederzetting van, zo te zien, half-nomaden. Een paar vriendelijke mannen wijzen ons welke van de vele paden we moeten nemen en al snel ligt de asfaltweg voor ons. Vandaar zetten we er de vaart in.

Door de steppen en een prachtig oud gebergte bereiken we Tendrara, dat aan de grote noord-zuid verbinding in Oost Marokko ligt. Bij de entree van het plaatsje worden we onderworpen aan een politiecontrole. De agent vertelt ons, dat de route naar Iche met onze TOY prima berijdbaar is. Maar wel checkt hij nadrukkelijk of we een gps aan boord hebben. De route loopt namelijk vlakbij de grens. Zonder een navigatiesystemen zou je per ongeluk Algerije in kunnen dwalen. En dat kun je maar beter voorkomen. We hebben er zin in en vergeten prompt ons vuilnis te deponeren en brood te kopen.

Al snel rijden we op de zanderige piste naar het legendarische treinstation met bijgebouwen. Verloren ligt het daar in het lege landschap. Dit is dus onderdeel van de befaamde trans-Sahara spoorlijn, die de middellandse zee met Niger (Ségou) had moeten verbinden. Het idee ontstond eind 19 eeuw en na WOI was de euforie zelfs zodanig, dat de Fransen ervan droomden om alle koloniën (Togo, Kameroen) in Afrika door de lijn met elkaar te verbinden. Het kwam er niet van. Van de 3000 geplande kilometers werden er slechts een aantal honderden (in Marokko) gerealiseerd.

 

 

We zwerven door de gebouwen in Franse stijl en kijken langs de spoorstaven de verte in.

Ook op dit, redelijk vindbare, traject zien we regelmatig aan de horizon de tenten van de nomaden. Midden op een rode zandpiste lunchen we. Om ons heen zijn heuvels met graspollen. Overal is te zien dat het recentelijk hard heeft geregend. Diepe geulen snijden door het kronkelende en weinig bereden spoor. Na de middag kost het ons veel moeite om op het juiste pad te blijven. Sterker we zijn het beoogde spoor op een goed moment volkomen bijster. Het moet een kilometer of zes westelijk van ons liggen. Om niet te ver af te dwalen besluiten we tot ramkoers. Onze gps geeft een mooie rechte lijn weer, die we dwars door het terrein, off-road dus, volgen. Bosjes, hobbels, kuilen, duintjes, graspollen zijn ons deel. Oeps! En eindelijk na de oversteek van een breed oued zijn we bij "de twee putten op een rotsterras". Althans dat is de beschrijving van Gandini. De putten zien we niet totdat Gerard er bijna in stapt. Het zijn twee rechthoekige gaten en daaronder zien we meters diep de glinstering van water. Je zal er maar in rijden met je auto! Met stenen markeren we de putten, zodat toekomstige overlanders eerder dan wij zien waar ze zijn.

Vanaf hier vinden we de bedoelde piste en een paar kilometer verder ook een prachtige plek voor de nacht. We kijken uit over een laagte, die begrensd wordt door bergen.

Het is een heerlijk avond. Niet zo koud en geen wind, zoals het de hele dag al 20 graden en zonnig was. Onder het genot van een portje zien we de zon ondergaan in een heftig wisselend kleurenspel. Bij het warme vuur genieten we van de heldere sterrenhemel. Tussendoor hebben we telefonisch contact met het thuisfront en wordt er ge-essemest met NaMa in Belgrado.

 

Vrijdag, 2 november 2007 – Een record!

 

Om zeven uur staan we op. Het is zes graden. In de ochtendzon glinstert en spettert de rijp ons tegemoet. Schitterend!

Voor we vertrekken, verbranden we het vuil en nemen alles wat overblijft mee. Zo, dat geeft weer wat ruimte. De temperatuur loopt snel op naar zo’n 20 graden. Lekker is dat na al die kou, regen, mist en wind van de afgelopen dagen.

We trekken door een wijds dal. Het doet ons denken, vooral door de pasteltinten, aan het Mariëntal in Namibië.

Om tien uur zijn we bij het oude (water-) pompstation. De door Gandini beloofde douche zit er niet in, maar wel is het een prima koffiepauzeplek. Omdat het ons droog genoeg lijkt, kiezen we de piste "plein sud". Deze route loopt lager en dichter bij het chott. Het wordt een heerlijke rij- en navigeertocht. Het spoor van een vrachtwagen vertelt ons, dat het te doen is. Onze wegen scheiden alleen als we te ver uit koers dreigen te raken. Maar steeds weer vinden we elkaar terug. Langzaam klimmen we zo naar het plateau vanwaar we een prachtig uitzicht hebben. Van de glanzend opgedroogde poelen en onze, soms moeizame, tocht is helemaal niets terug te vinden. Verder gaat het over eindeloze grindvlakten. Gezien de veelheid van sporen, zoekt iedereen hier zijn eigen weg.

De enige auto (een Toyota), die we sinds Tendrara zien, stuift op ons af. De chauffeur lijkt ons kenteken op te nemen, praat in de radio en keert met dezelfde gang weer om. Dan pas zien we, dat het de douane is. We zijn in orde bevonden.

Niet lang daarna bereiken we de weg naar Iche. De resterende 50 asfaltkilometers voeren ons door een adembenemend landschap van rauwe bergen in allerlei gradaties bruin, rood en geel. Nog steeds is er geen verkeer. Direct na de passage van een kloof ligt ineens Iche voor ons. De politiepost is het begin van het dorp en het einde van de weg. We kijken uit op de oase, die ingeklemd ligt tussen de bergen. Prachtig!

De gegevens worden gecontroleerd en nee, in het dorp kunnen we geen brood kopen. Er is geen enkele winkel. De paar honderd mensen die hier wonen, voorzien in hun eigen behoeften (brood, groente, fruit, enz.). Eens in de week gaat men naar Bou Afra voor (andere) inkopen.

We moeten wachten op de commandant van de post. Zijn toestemming is nodig voor een rondwandeling. Zodra hij er is, geeft hij een paar opdrachten en even later wordt er een deken op het muurtje langs de kloof gelegd zodat we comfortabel kunnen zitten. Samen met de opgetrommelde gids drinken we thee en eten we brood met kaas in olijfolie. Gaaf! Daar zitten we dan op het muurtje met de enthousiaste Mohammed (onderwijzer en gids), die ook Gandini voorzien heeft van de nodige informatie over deze bijzondere oase.

De wandeling leidt ons door de ksar langs de moskee naar de tuintjes bij de beek diep in de kloof. Een bewoner die uit de oase komt, geeft ons een paar granaatappels. Achter ons stapt de commandant en steeds als we een foto maken, wijkt hij uit. Het is verboden militaire objecten te fotograferen. En, hier wandelt onmiskenbaar een militair object!

Kuierend door de tuintjes raken we beladen met fruit, dadels. vijgen, enz. Het is zo nog een hele kunst om overeind te blijven als we van steen op steen springen om het stroompje over te steken.

In de zon ligt op een muurtje een mooie slang te dutten.

 

 

Maar niet voor lang… Onze gids pakt hem op met een stok, zodat wij hem goed kunnen bekijken. De slang ondergaat het gelaten. Dan gebaart Mohammed ons door te lopen met de politiechef. Even laten horen we een klap. De slang is niet meer. Tja …

We klimmen via een trap terug naar de ksar. De politiechef neemt afscheid en wij gaan met Mohammed naar zijn huis. Tastend volgen we hem door de donkere steegjes. We maken kennis met zijn vrouw Fatima en twee kinderen. Met aandacht bestudeert Fatima onze ogen. Dan knikt ze tevreden en stelt vast dat Gerard en ik dezelfde kleur hebben.

Het huis bestaat uit een paar lege ruimtes en de vloer is van zanderig leem.
In een klein hokje, dat als keuken dienst doet, staat een gasstel. Fatima laat trots de kraan zien, die in een andere ruimte op emmerhoogte aan de muur prijkt. Stromend water is een bijzondere luxe.

Van alle kanten komen vrouwen en kinderen nieuwsgierig binnen. Ook door het luik van het dakterras boven ons steken een stelletje kinderkoppen. Privacy is hier geen item. Ook al leven de mensen in huizen, het lijkt nog veel op het leven in tenten.

We maken foto’s en slaan de uitnodiging om te blijven eten en slapen toch maar af. We willen graag de bergen in. Terug bij de politiepost komt het gastenboek tevoorschijn. En wat blijkt? We zijn de allereerste Nederlanders in Iche!
Dat is toch wel een record te noemen. Immers, Nederlanders en hun sporen kom je overal in de wereld tegen.

Mohammed en de dienstdoende militairen zwaaien ons uit. En wij overpeinzen dit wonderlijke bezoek. Je hebt meer het idee een grote familie bezocht te hebben dan een dorp. In de kloof stoppen we om wat zand uit de bedding van de droogstaande rivier de Iche te halen voor de onfortuinlijke Sarah en Piet Hein.

Enkele kilometers verderop slaan we af over een piste, die via een vallei de bergen in klimt. Ook hier heeft de regen huisgehouden. Zo nu en dan dwingt ons dat tot halsbrekende toeren om op de smalle bergweg vooruit te komen. Dat is genieten dus en ook van de ruige omgeving.

Om vijf uur installeren we ons op een klein bergtopje. We eten, lezen, bekijken de foto’s op de laptop en drinken wijn. En dat allemaal knus binnen, want buiten is het heel koud. Om tien uur is ons bivak snurkstil.

 

Zaterdag, 3 november 2007 – De ruige route naar Figuig

 

De opkomende zon kleurt de wolken aan de onderkant juichend oranje. Wat een begin van de dag! En hoe lekker is het in de warme zon en met dit prachtige uitzicht. De afgeronde bergen zijn rauw en versleten. Ze wisselen af met scherp gerande gekartelde toppen, die op hanenkammen lijken.

Verderop wordt het pad omzoomd door stenen. Volgens de gids (Gandini) zijn het de nomaden, die het spoor markeren. Het is bijna ontroerend om in deze ruige omgeving dit staaltje van zorg te zien.

We maken een ommetje naar een guelta, die we niet vinden. Maar wel treffen we een gezin bij een schooltje. Vader, moeder en drie kinderen. Ze laden zakken op hun ezels. Het schoolgebouw heeft dienst gedaan als overslagplek. Met handen en voeten communiceren we. Veel wijzer worden we niet. Wel is duidelijk, dat foto’s maken geen probleem is.

 

 

Langs de route zijn oeroude tekeningen in een grot te bewonderen. Maar ook hebben cultuurbarbaren er recentelijk hun "creatieve best" gedaan. Tussen de eeuwenoude tekeningen is een fiets gekrast!

Het landschap blijft afwisselend. Hier en daar is het pad knap steil en rotsig. TOY klautert er lekker overheen. Soms lijkt het zelfs meer op traplopen dan op rijden. Prachtig! De bodem wordt zanderiger naarmate we afdalen en het landschap vlakker wordt. Een paar keer steken we de een oued over. Ook daar is de heftigheid van het water goed te zien. En juist als we er aan toe zijn, dient zich een mooie lunchpauzeplek aan: met uitzicht op zand en palmen.

Op dit traject vlak langs de Algerijnse grens, ontbreekt de politiecontrole uiteraard niet. Dat ook hier in dit afgelegen gebied de tijd niet stil staat, blijkt wel als twee nomaden ons tegemoet fietsen. En als er dan ook een 4x4-auto (Spaanse Toyota) onze kant op komt, weten we dat de bewoonde wereld niet ver is.

En dat klopt. Het stuk asfalt is snel gereden en na een gendarmeriecheck rijden we om drie uur de oase, die uit meerdere ksars bestaat, binnen door de toegangspoort. Om een idee te krijgen hoe Figuig in elkaar zit, toeren we rond. De stad lijkt uitgestorven, maar het internetcafé (Cybercafé) is open. Altijd weer leuk: e-mailchecken en op de website even de laatste stand van zaken beschrijven.

Naast het Figuighotel staan we in ons eentje op de kampeerplaats met betonnen vloer. En wat is het weer lekker: een hete (houtgestookte) douche. Om zeven uur laat de hoteleigenaar ons weten, dat de salade en de coucous-geit klaar zijn. We drinken onze eigen wijn uit een colaflesje.

Ook hier, in het centrum van een relatief grote plaats, is de nacht stil en donker.

We slapen heerlijk in het vage oranje licht van een straatlantaarn.

 

Zondag, 4 november 2007 – Nel 91 jaar oud!

 

Beetje zon, beetje wolk: mooi gemixt begin van de dag. Als ontbijt is er brood, een welkome afwisseling. We bellen met de jarige, wandelen in Figuig, internetten en keutelen de dag door. We plannen de terugreis en eten frites met een vleesspiesje.

 

Maandag, 5 november 2007 – Water, brood, Frits en gastvrijheid

 

Gedoucht en wel gaan we op zoek naar water voor de jerrycans. De watervoorziening in Figuig is een probleem. Op dit moment is er een conferentie gaande op zoek naar oplossingen. Óns waterprobleem wordt in ieder geval wél opgelost, al kost het moeite. Op de camping is geen water, ergens anders is het te zout. Het is de hotelbaas, die uiteindelijk mee rijdt in de TOY naar een kraan van een kennis, waar drinkbaar water uit komt.

Ook voor de boodschappen moeten we veel winkeltjes langs om brood, eieren en yoghurt bij elkaar te scharrelen.

Figuig bestaat uit zeven ksars. Een ksar is van oorsprong een klein dorp, dat bestaat uit lemen huizen, die dicht op elkaar gebouwd zijn. Er zijn smalle, vaak overdekte, steegjes. En dan is er natuurlijk de palmentuin met het ozo belangrijke irrigatiesysteem. De palmbomen zorgen niet alleen voor producten, maar vooral voor schaduw zodat er allerlei producten verbouwd kunnen worden.

Een zo’n ksar bezoeken we. De meeste huizen zijn behoorlijk vervallen. Maar zo nu en dan is er naast een verweerde oude deur een moderne bel te zien.

We zijn weer helemaal toe aan rijden. De politiecheck is even vlot en vriendelijk als op de heenweg. Of we het naar ons zin hebben gehad. Zichtbaar blij is de beambte, als wij dat kunnen bevestigen.

De weg loopt door een breed dal. De bergketen zuidelijk van ons vormt de grens met Algerije. Nog steeds zien we in deze uithoek van Marokko geen ander verkeer. Halverwege de mooie route (N 17) tussen Figuig en Bou Afra gaan we de "verboden piste" (de R 602) op. Er is niets verbodens aan deze piste, maar op sommige kaarten wordt hij hardnekkig als zodanig aangeduid. Waar het asfalt eindigt, staan een paar militaire voertuigen met hun bemanning. Ze controleren niets en we maken een babbeltje.

De piste is weliswaar goed zichtbaar, maar hier en daar erg slecht. Een paar kinderen komen ver voor ons uit vanaf hun tent aan de voet van de bergketen naar de piste gerend. Ze zijn blij met het brood en de granaatappels. Even later komt ons een vrachtwagen tegemoet. Zowel in als bovenop de cabine zitten mannen. Met moeite komen ze een oued door. Ook aan hen kunnen we een heleboel brood en water kwijt. Niet veel later zijn wij ook toe aan een lunchpauze. We nemen de tijd, want die hebben we.

Na de lunch zijn we uiterst geconcentreerd bezig met een lastige ouedpassage als we getoeter horen. Het dringt niet eens meteen door, zo’n vreemd geluid is dat in die omgeving. En dan zien we links achter ons een groene Defender. Tjee, wat nu weer! Hebben we een controlepost over het hoofd gezien ofzo…? Dan stapt er iemand uit. "Natuurlijk ! Het zijn Nederlanders!", klinkt het. Het blijkt Frits, woonachtig in Portugal, die in zijn eentje in Marokko rondrijdt. Hij is blij, dat hij ons heeft ingehaald. Volgens de militairen aan het begin van de piste waren wij een kwartier voor hem daar gepasseerd. Ondanks onze lange middagpauze kostte het hem veel moeite om bij ons te komen. Opgelucht is hij ook. Zijn auto begon allerlei verontrustende geluiden te maken en hij heeft geen enkele kaart bij zich, laat staan een gps. Frits beseft inmiddels, dat je dan beter op de doorgaande asfaltwegen kunt blijven. Dus gaan we samen verder.

 

 

In een douar (dorpje) worden we op de thee gevraagd. In de vlakte staan wat lemen huizen bij elkaar en er omheen liggen veldjes, die alleen bebouwd kunnen worden na de regens. Het wordt een heel gezellig bezoek bij Oma, twee zoons met vrouwen en kinderen, kleinkinderen. We drinken thee, er wordt gegoocheld, gedold, gepraat en we krijgen kakelverse eieren mee.

Ook hier dromen vooral de jonge mensen over Europa als de plek waar geld verdiend kan worden. Onze gastheer-tolk, Abdelkader, heeft een kantoorbaan in Bou Afra en komt regelmatig terug naar hier voor zijn veldje.

Een paar kilometer verderop komen we bij een tweede station-in-verval op de eerder genoemde spoorlijn (Middellandse Zee - Niger). Hier echter zetelen een paar geüniformeerde overheidsdienaren, die ons in alle ernst vertellen, dat we echt geen foto’s mogen maken. Tja … Gelukkig hebben we de kronkelige spoorstaven bij de overweg al gefotografeerd.

Vanaf hier is er een asfaltweg, die we verlaten voor een paar bosjes ergens op de vlakte. We hobbelen er naar toe en vinden er inderdaad een mooie bivakplek met struiken en zand. Frits’ hond, Roy (rijmt op TOY) is helemaal blij met de ruimte. En wij met een borrel en een prachtige zonsondergang. We eten pasta en leren elkaar beter kennen.

Om half tien liggen wij in ons TOY-bed en Frits is met Roy op de achterbank van zijn auto gekropen.

 

Dinsdag, 6 november 2007 – Turbo-les en nog meer moois

 

Na een ontbijt met de verse eitjes rijden we om half negen weg. We nemen afscheid van Frits en Roy op de plek waar onze piste begint. Gerard houdt nog even een turbo-college (d.i. een heel snelle, kort en bondige uitleg over de werking van de turbo).

Onze weg loopt door een vlakte, alweer omzoomd door bergruggen. Voor de verandering zijn er in het landschap nergens tenten te bekennen. Misschien dat de rotsachtige bodem daar iets mee te maken heeft. Halverwege de route passeren we een oud en verlaten mijndorp en als we een prachtige kloof zijn gepasseerd, wordt het landschap bergachtiger.

Na Beni Tadjit gaan we een piste op richting Tazouguerte. Na het beklimmen van een erg stenige col dalen we af naar een grote vlakte. We bekijken een palmerie, die we niet geschikt vinden voor een bivak. Het zwerfvuil getuigt van de populariteit van deze plek. Ergens midden in de vlakte is er een monument.

Vlak voor Beni Tadjit vinden we de gedroomde bivakplek. Een prachtige oase, nog steeds in gebruik, pal voor een rotswand met uitzicht op de vlakte. Helaas vinden we geen hout voor een kampvuur. Maar vanavond is de temperatuur nog lang hoog genoeg om buiten te blijven . Uiteindelijk zijn het de motten, die ons naar binnen jagen.

 

Woensdag, 7 november 2007 – Weer over het plateau van Rekkam

 

Het is half negen als we in het dorp bij een waterpomp stoppen om de ramen weer eens schoon te poetsen. Omdat de route ten zuiden van het dorp mooi heet te zijn, rijden we eerst die kant op tot aan de doorgaande asfaltweg. Daarna keren we om en vervolgen onze route in noordelijke richting. Hoewel de kloof mooi is, maakt de route verderop meer indruk.

De moderne tijd schrijdt ook hier voort. Men is druk doende de afgelegen dorpen te verbinden met het elektriciteitsnet. En er is asfalt! Wat blijft, althans voorlopig, zijn vooral ezeltjes als vervoermiddel en een enkel brommertje.

Volgens de kaart zou er een piste lopen via Douiret-Sbaa naar de R601. We belanden in het kleine gehucht, dat ook uitgestorven lijkt en zoeken. Even denken we de route gevonden te hebben, maar het spoor verdwijnt en we hobbelen zonder uitzicht op verbetering. Terug dus maar en over het asfalt via Beni-Tadjit naar het noorden. Bij Talsinnt slaan we af op de R 604 om dan eindelijk te belanden op de geplande route, die via uitlopers van de Hoge Atlas en het Plateau van Rekkam naar het noorden gaat. Het eerste deel (Plains de Tallssint) is schilderachtig en ons spoor kronkelt dat het een lieve lust is. Het is een prima plek voor een zonnige lunchpauze.

Later in de middag rijden we over de uitgestrekte steppe van het plateau. Een moeder en dochter onderweg met hun bepakte ezel zijn niet gewend aan vreemd bezoek en wenden schichtig het gezicht af. Hier en daar zien we in de verte een boerderijtje en tenten.

Voordat we het bivak kunnen opslaan, moeten we eerst nog kilometers pijn lijden op een helse steenpiste. Pfff, wat zijn we blij als we eindelijk kunnen stoppen op een vlak stukje langs de weg. Tjonge, dat was afzien!

Op deze hoogte is het weer behoorlijk koud en dus gaan we lekker knus naar binnen.

 

Donderdag, 8 november 2007 – Spoorzoeken en een weg-weggetje

 

In een prachtig oranje gloed komt de zon op. En, zoals we inmiddels gewend zijn, begint het met een paar graden boven nul. De zon echter warmt de dag snel op.

We genieten van het desolate landschap. Op en neer gaat het over zand, stenen, en rotsen. We worstelen ons door uitgespoelde stukken en door rivierbeddingen. De zon speelt door de gouden palmen van graspollen.

 

 

Midden op de vlakte is er keuze uit vele, vele sporen. Gandini adviseert hier zo veel mogelijk het waypoint te volgen. Desalniettemin is het een hele toer om te komen waar we willen zijn. Al die sporen zullen gemaakt zijn door de (tijdelijke) bewoners van de steppe, veronderstellen we. Hier en daar gebouwtjes, maar meestal zijn er her en der tenten met kuddes vee te zien. De temperatuur is inmiddels opgelopen naar zo’n 25 graden.

De afdaling vanaf het plateau naar de vlakte over het rotspad is bepaald spectaculair. Maar TOY doet keurig waarvoor hij gebouwd is. De Gandiniroute stuit onverwacht op een spiksplinternieuwe asfaltweg. Spiksplinternieuw inderdaad! Maar dat wil niet zeggen, dat het avontuur afgelopen is. Zomaar ergens in de bergen, is de nieuwe brug totaal weggespoeld en moeten we omlaag door de gelukkig droogstaande rivierbedding.

Aan de overkant van het dal ligt de Midden Atlas. Sinds gisteren lokken een paar besneeuwde toppen. Op de kaart hebben we een route gezien, die er spannend uitziet. Die gaan we dus rijden.

In Outat-Ouled-El-Haj doen we een paar boodschappen. Vandaar zagzaggen we omhoog en halverwege vinden we een heerlijke lunch- (en badder-) plek. Het is zonnig en er is een prachtig uitzicht op het plateau waar we vandaan kwamen.

Wat jammer! In het piepkleine bergdorpje (Oulad-Ali) blijkt het weggetje slechts begaanbaar voor voetgangers en ezels. En, inderdaad, wij zijn geen van beide… Terug dus maar naar een meer westelijk gelegen route (bij Aït Makhlouf). We krijgen er geen spijt van. Het is een schitterende tocht. Door imposante bergen gaat het en in dalen gelegen stadjes in herfsttinten. Als het bijna donker is, klimmen we naar grote hoogte, richting de Tizi-Bou-Zabel (‘n pas). De weg is stil. Hier en daar haasten herders zich met hun kuddes (schapen, geiten) naar beschutting voor de nacht. En wij gaan off-road op zoek naar ónze plek. Achter een klein heuveltje vinden we een min of meer vlak stukje. Met behulp een paar grote stenen krijgen we TOY (bijna) horizontaal. Buiten is het donker en koud, binnen is er licht, warmte, een borrel en lekker eten.

 

Vrijdag, 9 november 2007 – Herderlijke ochtendgroet

 

Om zeven uur horen we iemand naderen. Bij TOY aangekomenkrijgt hij last van een acute en zeer heftige hoestbui. Steeds harder en nadrukkelijker gaat het. De boodschap is duidelijk. Vanuit het bovengaas spreekt Gerard hem aan. De man echter staat met zijn neus tegen het raampje van de achterklep gedrukt en antwoord op alles met een luidkeels "ca va!". Zo grappig kan een dag beginnen!

Het gezelschap breidt zich uit. Herders leiden hun kudde nieuwsgierig langs onze TOY. Terwijl de beesten zich voeden aan het schaarse gras, zitten drie jongemannen in een zonnestraaltje op een heuveltje. Gerard brengt ze een ontbijtje in de vorm van koekjes. Een echt gesprek zit er niet in, want Frans spreken ze niet. Bovendien zijn ze nogal timide. Ook de herdershonden komen poolshoogte nemen. Die zien al snel dat het goed is. Op die ene oude, afgeleefde hond na. Hij vertrouwt het voor geen cent. Niet van zins zich door wie dan ook te laten wegsturen, zet hij zich neer op een paar meter afstand. In alle rust maar met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen laat hij eindeloos zijn hese blaf horen.

Om negen uur zijn we op weg naar de pas van 2200 meter. Bovenop maken we een fotostop en babbelen met de man, die de pas bewaakt. Eenzaam baantje. Hij is wát blij met de afleiding en een blikje tonijn.

Tijdens de afdaling zien we zomaar ergens in de leegte een gebouw. We nemen poolshoogte. Blijkt het zowaar een skihotel te zijn. Welgeteld één skilift zien we. Vanaf hier is er ook weer asfalt. We verwonderen ons over de aan de helling geplakte huizen, genieten van de manier waarop overal geploegd wordt, van de dorpjes, bezoeken een schooltje en zwaaien naar de kinderen die van school naar huis wandelen. Of omgekeerd. Want de lestijden zijn vaak zodanig, dat er twee groepen gedraaid kunnen worden in hetzelfde lokaal. We vermaken ons met een boer, die van het ploegen een ware show maakt.

De afdaling gaat aanvankelijk over kale, dan weer met eiken- en cederbossen begroeide hellingen en later via scherpe haarspeldbochten langs steile bergwanden naar het dal waar de dorpjes liggen. Tijdens de lunchstop genieten we van het geluid van de wind, insecten, een haan, een balkende ezel en de roepende en fluitende herders in de verte.

Het laatste stuk naar Taza voert ons door een nauwe kloof. In de stad duiken we even een cybercafé in en kopen we bananen en eieren.

We verlaten Taza in noordelijk richting over de R 505 naar Al Hoceima. De weg loopt door een vallei van "witte" kale bergen. Overal wordt het land bewerkt en er zijn veel dorpjes. We zijn in het Rif. We ergeren ons aan een veel te hard rijdende en agressief inhalende kolonne Franse expeditie-auto’s.

Noordelijker rijden we door pijnboombossen en denken we makkelijk een bivakplek te kunnen vinden. Dat valt echter niet mee. Gelukkig is er dat ene smalle grindweggetje, dat steil de berg op cirkelt. Zowaar is er ook nog een plekkie waar TOY kan staan. Een soort van horizontaal en ongezien ook nog.

Inmiddels zijn we aardig gewend geraakt aan ons binnen-TOYse bestaan. Niet dat we echt comfortabele banken hebben, maar met de nodige kussens komen we de avond wel door. Het is helder en door het gaas kunnen we vanuit ons bed de sterrenhemel zien.

 

Zaterdag 10 november 2007 –Abdoullah uit Rijswijk en diep in het Rif

 

Prachtig is de ochtendhemel voordat de zon over de kim klimt. De onderkant van de wolkjes kleurt oranje, roze en lila. Schitterend. Op het puntje van de berg staat een tafelachtig bouwsel. Geen idee wat het moet voorstellen of waarvoor het zou moeten dienen.

In Aknoul poetsen we de ramen schoon en ontmoeten we Abdoullah uit Rijswijk. Hij is hier op bezoek bij zijn moeder. Trots vertelt hij dat 19 jaar geleden zijn vader op 116 jarige leeftijd overleed. Zijn vooruitzichten zijn dus goed. Hij biedt ons koffie aan op een van de, uitsluitend door mannen bevolkte, terrassen.

Vanuit dit gebied komen veel Marokkanen naar Nederland. Volgens hem kun je in een op de drie huizen met Nederlands terecht. We kijken er niet van op. In het Rif zie je opvallend veel Nederlandse nummerborden. Voor Aknoul hadden we ook al een olijfboer ontmoet. Van het in Nederland verdiende geld is hij een kleine olijfgaard begonnen.

Vanaf de afslag in westelijke richting zien we opvallende villa-achtige huizen in zuurstokkleuren. De mooie slingerweg is op sommige stukken bedekt met behoorlijk versleten asfalt. Hier en daar passeren we dorpjes. We lunchen met fraai uitzicht op een vallei met olijfgaarden.

 

 

Op de N8 rijden we een stukje zuid tot de 408 en via een hoge pas bereiken we Rhafsai (of Ghafsai). De uitzichten zijn schitterend, maar de gehoopte bivakplek vinden we niet. We knallen in het schemer door naar een plek aan een stuwmeer (barrage de Al Wahda), die Frits ons had getipt. Het is er inderdaad heerlijk.
Bij het kampvuur eten we mie en drinken we J.D. (Jack Daniels).

 

Zondag 11 november 2007 – Chefchaouen en een overbeladen Defender

 

Bij daglicht zien we aan het rondslingerende vuil, dat wij bij lange na niet de eersten zijn, die hier verblijven. Jammer. Vier zondagsvissers gooien hun hengels uit en verstoren de rust met harde muziek. Nou ja, het is voor ons toch tijd om door te trekken. Ook dit deel van het Rifgebergte is prachtig. De boerderijtjes in het land, hier en daar een dorpje, de mensen, een brommer, een ezeltje en volop de in Europa afgedankte Mercedessen. In Beni Ahmed rijden we door een verbijsterende hoop rotzooi. Zonde!

Begin van de middag zijn we weer op de vertrouwde camping in Chefchaouen. We ontmoeten er Heidi en Ross (www.wildsightings.com), een Zuid Afrikaans stel. Nadat ze een aantal jaren in Engeland hebben gewoond en gewerkt, keren ze nu definitief terug naar hun vaderland. Het Engelse bloed kruipt, waar het niet gaan kan. Dus hebben ze een Landrover Defender. Hun eerste Afrikaanse nacht zit er op. Juist als wij aankomen, zijn ze zo’n beetje de wanhoop nabij. Onze komst is een geweldige opluchting. Ze herkennen ons en TOY van het internet. Heidi barst meteen los met vragen. Hun auto is veel en veel te zwaar. Het is bijna een kleine Gamma, daar in die Defender, die zucht onder al dat gewicht. Daarnaast hebben ze vooraaden van Londen tot aan Zuid Afrika. En echt Zuid-Afrikaans hebben ze een idem vleesvoorraaad diepgevroren bij zich en een braai. Met onze hulp lukt het hen eindelijk om overtollige spullen weg te doen en de auto efficiënter in te richten.

We wandelen gevieren naar het blauwe stadje. Ross en Heidi ontspannen eindelijk en beetje en beseffen nu pas, dat ze hier in Afrika, in Marokko zijn.
Ze zijn diep onder de indruk. Op het grote plein eten we heerlijk. Vanwege Ross’ verjaardag besparen we ons de klim terug naar de camping en nemen we een taxi. Bij onze stoere overlandauto’s drinken we nog een Amarulla.

 

Maandag 12 november 2007 – Terug in Europa

 

We nemen afscheid van Heidi en Ross en brengen een paar uur door in Chefchaouen. Het is twee uur als we wegrijden en om precies vier uur zijn we bij de boot. Ceuta hanteert de Europese tijd en dus zetten we het horloge een uur vooruit. Om half zeven varen we voor slechts € 34 weg van Afrika.

Het is donker en koud als we ons op camping Rio Jara in Tarifa hebben geïnstalleerd. Het campingrestaurant biedt een eenvoudige hap en een draadloze internetverbinding. Leuk, kunnen we het thuisfront informeren over de stand van zaken.

 

Dinsdag 13 – Vrijdag 16 november 2007 – De laatste etappe

 

Na een ontbijtje en wat shoppen rijden we een snelle, maar mooie route naar huis. Het is heerlijk weer en we beseffen, dat we er nu nog even van kunnen profiteren. Door prachtige gebergten toeren we, langs de kust met soms schitterende uitzichten en dan weer de volgebouwde toeristische plaatsen.

In Altea vinden we een camping die open is. Wat een ervaring om voor een nacht bij de Nederlandse zonzoekende vutters en pensionada’s (80%) te horen. We zien de trotse bewoners van de populaire "Kalverstraat" met zijn praathuizen, tuinkabouters, hollands-gezellige schemerlampen en babbelende, stofzuigende en met chemische toiletten sjouwende overwinteraars, aankondigingen van kaart- en bingoavonden… Door de gesprekken met de bewoners begrijpen we het fenomeen inmiddels een stuk beter. We eten voor weinig geld een prima diner in het door Nederlanders gerunde én beklante restaurant.

Maar ook zijn we wat blij, dat het zwerven ons in het bloed zit en dat we ook fysiek die mogelijkheid nog steeds hebben. Op woensdag klappen we TOY open in Frankrijk op een P langs de snelweg … in ijzige kou en een harde wind.

Donderdag klimmen we hoger en hoger op het Centraal Plateau en krijgen we met sneeuwval en prachtig wit landschap te maken. Parijs ronden we in een drukke avondspits. En ergens in Noord Frankrijk warmen we ons in een l’Arche en bemiddelt Gerard in een slaande ruzie tussen twee vrachtwagenchauffeurs. Vrijdags hebben we een heerlijk afscheidsdiner in België en bezoeken we Sarah en Piet-Hein. Zaterdagavond zijn we thuis.