home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Kazakhstan-Mongolia 2010
::
kazakhstan 1
  • algemeen
  • europe 1
  • ukraine
  • russia 1
  • kazakhstan 1
  • kazakhstan 2
  • russia 2
  • mongolia 1
  • mongolia 2
  • russia 3
  • europe 2
::
reisverslag
Kazakhstan-Mongolia 2010 :: kazakhstan 1 :: reisverslag

         

 

Dinsdag, 1 juni 2010 – Ka-ZAK-se douaneman, tijm, olie en Azië in

 

Bij het eerste loket krijgen we een invulformuliertje. De eerste-loket-man begint over “presents”. Daar hebben we helemaal geen zin in en schepen hem af.

Ik (“mevrouw Angelien) wordt weggestuurd naar het douanegebouw. Daar ga ik met fototoestel om de nek, paspoort met gestempeld briefje en gelukkig ook mijn leesbril. Na het nodige wachten, wordt mijn paspoort gescand en alle gegevens nogmaals in een computer ingevoerd en is er een camera die een foto van mij maakt. Ik glimlach lieftallig naar het apparaat. En dan ben ik in Kazachstan.
Maar waar zijn Gerard en TOY? Ik vind ze terug. Ook zij zijn voortgeschreden in de procedure. Maar Gerard briest. Een douaneman heeft met zijn tengels overal in en aan zitten frutten. Het lijkt er sterk op dat dit een wraakactie is na de cadeauweigering. 
Nu eerst de WA-verzekering en de douaneformaliteiten. Gerard verdwijnt en het duurt een ruim uur voor ik hem weer terug zie. Al die tijd heb ik een mooi plekje in de schaduw met wind en een goed overzicht op de grenspassanten.
Ik zie nogal wat Turkse vrachtwagens en realiseer me, dat Turkije niet eens zo heel ver weg is. Al ten tijde van de zijdehandel vanuit China liepen de handelsroutes hier langs de noordkust van de Kaspische Zee naar Klein Azië en Europa. In Turkije zaten we bij de Armeense grens en andere plekken ook al op de route die de zijde ging. En nu gaan we, zo veel oostelijker, verder op die weg. Leuk!

 

Na al dat inreiswerk is onze hereniging des te blijer en met 2,5 uur gedoe in de benen zijn we zeer aan koffie toe. Gerard lucht zijn hart over die Ka-zak-se douane. Een paar honderd meter voorbij de grenspost houden we koffiepauze. Het uitzicht is letterlijk schitterend. Helder blauw water en frisgroene begroeiing. Een kudde paarden zoekt verkoeling in een kleine plas, terwijl de veulens dicht bij mama blijven.

 

 

De eerste 100 km is dit het terugkerende beeld, zij het dat koeien en zelfs kamelen op dezelfde manier bij elkaar schurken in het koele nat. Het is kicken hier, nu we echt het gevoel hebben een andere wereld binnen te rijden.

 

 

De eerste dorpen zijn bijna Afrikaans. Lemen huisjes met platte daken, waarop hooi te drogen ligt. Op de boerenerfjes met de vertrouwde eternietdaken liggen hopen mest en scharrelt een verloren geit rond. Mensen zien we nauwelijks.

 

 

De temperatuur is tot boven de 30 gr opgelopen, maar de wind brengt verkoeling. We zitten zo´n zes tot 20 km van de Kaspische Zee af, die we niet zien maar wel ruiken in de wind. Wat een bijzondere ervaring daar in het hete steppelandschap, dat soms plat en dan weer glooiend is.
Al direct bij de grens zagen we een kerkhof. De frêle kruisjes van Rusland en Oekraïne zijn verdwenen. De graven zijn bouwsels, de hele oude van leem en de nieuwere van betonblokken. Daarbinnen ligt onder een hoop grond de overledene. De graven zijn soms versierd met torentjes waarop glanzende bollen of maantjes staan. God heeft plaats gemaakt voor Allah.
Ook hier liggen de kerkhoven midden op de steppe. Op afstand lijkt het net alsof je ´n flink dorp nadert.

De mensen die we zien variëren van Aziatisch (is het uiterlijk van de aan de Turk verwante Kazach), mooie frêle vrouwen, geharde nomadenkoppen en vierkant Russische typen. Op de vlakte reist een spoorlijn met ons mee. Soms sukkelt een lange goederen- of olietrein voorbij. Veel vaker nog lijken ze ergens in het immense landschap stil te staan.
Vanaf de grens scheiden 325 kilometer ons van de eerstvolgende grotere plaats, Atyrau. We zijn zo gewend geraakt aan restaurants, dat we rond lunchtijd stoppen bij een nieuw gebouw, dat hotel, supermarkt en restaurant herbergt. Maar nadere inspectie maakt duidelijk, dat het weinig voorstelt. Wordt het toch een TOY-lunch. Geen straf, zal blijken. Op een karrenspoor gaan we de steppe op en daar staan we zomaar ineens midden tussen de wilde tijm. De zwoele geur van de tijm mengt met de subtiele zeelucht van de verkoelende wind. “One of those moments…” We genieten lang in TOY’s schaduw.
Hier en daar zien we, dat er olie wordt gewonnen voornamelijk met ja-knikkers die allemaal voorzien zijn van een eigen palenrij voor de stroom. Misschien is dit de verklaring voor het palenwoud op de steppe!


 

Atyrau is een uitgestrekte (olie-)stad met zandwegen waaraan soms de prachtigste huizen liggen pal naast in verval geraakt complexen. Hypermodern wisselt af met oud of traditioneel.


En … als we de brug over de Oeral-rivier over gaan, verlaten we EUROPA en gaan we AZIË binnen!


Op de rondweg wenden we het TOY-stuur naar het volgende koerspunt, Aktobe. In eerste instantie (100 km) is het heel druk (veel “dikke” auto’s, Mercedesse, BMW´s, Audi´s, Lexussen en Toyota´s) op de supergoede asfaltweg. Na een afslag naar het zuiden (naar de olievelden) is de weg als bij toverslag net zo stil als we voor de stad gewend waren. Bij een volgende plaats, Makat, zo´n 30 km verderop willen we gaan kijken naar campingmogelijkheden. Want de steppe is hier als een biljartlaken. Bovendien is er geen karrenspoor te bekennen waarop we ver genoeg kunnen wegrijden van de weg. Kortom, iedere vorm van verschuilen ontbreekt.
Die hele goede asfaltweg duurt zo’n 100 km en toen werd het een slechte asfaltweg en toen een hele, hele slechte asfaltrestantenweg. Er wordt aan gewerkt, zo zien we. Maar voorlopig  stuiteren we alle kanten op. Bij Makat is de weg zo mogelijk nog erger. En jawel, er is weer een kerkhof te passeren mooi belicht door de avondzon.



Ook in het plaatsje is rijden een ware expeditie, ook al omdat wegen zijn opgebroken, afgesloten of hyperslecht. Een hulpvaardige auto-vol-jongelui hobbelt ons voor naar een van de twee hotels, die het dorp rijk is. In de laagstaande zon zien we overal spelende kinderen, op een voetbalveldje met een voetbal en langs de straat met kleurige fietsjes.
“Njet” is het oordeel over ons kampeervoorstel. We mogen een hotelkamer en TOY moet buiten het hek en verder “njets”! De onderhandelingen ketsen van onze kant sowieso af op het bitse “njet!”. Veel moeite voor niets dus.

Niet erg, de steppe lokt. Terug naar de “rondweg”. In combinatie met hulpvaardige Makatters en Mien lukt dat. We zijn weer op het punt, waar we drie kwartier eerder overwogen de steppe, die hier een lichte glooiing en een spoor vertoont, op te rijden. Dus doen we dat alsnog.
En jawel, om acht uur staan we gepositioneerd net voor de zon ondergaat. Gossie, wat is dit geweldig. Zowaar rommelt een brommertje vanuit het niets richting dorp en wij kunnen gaan genieten van een welverdiende borrel. We eten bami met komkommersalade. En … er is geen stekend gespuis!
De stilte en de sterrenhemel zijn overweldigend. Wat een dag! 


Woensdag, 2 juni 2010 – We houden ons op de vlakte en stof, stof, stof


De zon is vroeg op en wij ook. We genieten van de steppe en de tijmgeur. Als we op pad gaan, is de temperatuur alweer opgelopen naar 25 gr. We hobbelen weg van Makat en zijn blij, als we na 40 km op enigszins begaanbaar asfalt terecht komen. Maar dat is van zeer korte duur.
Van het asfalt zijn soms vage resten te zien. We rijden op iets dat nog het meest weg heeft van het maanoppervlak. Er dringen zich herinneringen op aan bepaalde routes in Angola.
Overal zijn alternatieve zandwegen, of beter stofwegen, ontstaan. Ook de oorspronkelijke piste, die wel tot drie kilometer van de weg af op de steppe zijn eigen oude eenzame gang gaat. Heerlijk vinden we het om daar te rijden.
Er is weinig ander verkeer. Soms een paar kolossale Kamazzen (Russische vrachtwagens). Enorme stofpluimen kondigen hun komst lang van tevoren aan. En zelfs zwoegt er nu en dan een personenauto op slofsnelheid.
Bij de lunchpauze constateren we, dat we de afgelopen vier uur 160 km hebben afgelegd. Valt niet tegen. We kicken na over de “off road” ochtend. En, mijn hemel, wat is het stoffig. Hele “puf”-douches krijgt TOY over zich heen. 

 

 

Vanaf Bhayghanin is er weer sprake van een weg en zelfs een redelijke. Er is asfalt in de vertrouwde lapjesdeken uitvoering met nog steeds flinke gaten op zijn tijd. Maar onze snelheid gaat omhoog. Op verschillende plekken is te zien, dat het de bedoeling is de weg te verbeteren. En ook, dat het nog wel even zal duren voor het klaar is.
Het landschap is nog steeds een (half)woestijnsteppe, zandgrond en stugge begroeiing. De temperatuur blijft zo’n 30 gr, maar ook de verkoelende wind is er.
Gedurende de dag en zeker met het vorderen van de middag, zien we de grondeekhoorns (de soeslik). Ze racen weg of duiken in hun holletjes. En nog steeds zijn er paardenkuddes en opvallend veel merries met veulens. Bij een plas water drinken ze of staan stilletjes in het water. Zodra wij naderen beginnen de moeders met het hoofd op en neer te bewegen. Ook koeien zien we en kamelen. De geiten staan onder toezicht van de herder, die rustig ronddwaalt op deze grote stille heide...
Halverwege de middag zijn we bij Shubarqudyq. Het landelijke plaatsje lijkt de “bewoonde wereld” wel na een hele dag “niets”. Het strekt zich breed uit en er is verkeer en bewerkte lapjes grond. Hier en daar kringelt rook uit schoorstenen.
Een check bij een politiemannetje (jong met een errug grote pet) maakt duidelijk, dat de papieren kaart en wij goed zitten en niet Mien, want zij heeft last van achterhaalde kaartinformatie (uit de Sovjettijd).
In Gandyagash pinnen en tanken we, na het nodige zoek- respectievelijk rekenwerk. Er zijn nieuwe routebeslissingen te nemen. Gaan we (voorlopig) “noord” over doorgaande wegen of “zuid” over een secundaire weg? Het wordt “noord”. Op naar Aktobe, een plaatsnaam die al vanaf de grens, nu zo’n 800 kilometer terug, met regelmaat op de borden verscheen. 
Het is zeven uur als we een wagenspoor in westelijke richting de steppe op zien gaan. En er is een glooiing, waarachter we een plekkie zullen vinden. En dat klopt. Voordat we het dak open doen, moeten er eerst bergen stof verwijderd worden.
Om ons heen is weer wilde tijm en in het westen verkleurt de lucht als aankondiging voor een mooie zonsondergang. We genieten ervan met een wijntje en laten de dag op ons in werken. En ons bord is gevuld (macaronischotel met komkommersalade).
Even na achten is de zon onder en begint het schitterende belichten. De zon kleurt van achter de horizon de onderkant van de wolken van heftig roodoranje naar lichte pasteltinten.
Om half tien duiken we in bed. Zo’n off road dag zit in het hele lijf. En ook vanavond gaat de hete dag over in een frisse avond en nacht. Heerlijk dus om te slapen. 


Donderdag, 3 juni 2010 – Herdersbezoek, TOY-foto, schoolmeisjes en weer stof

 

Al meteen is het lekker warm. Te warm in de zon zelfs, zodat we in de TOY-klepschaduw ontbijten. En zo maar uit het niets duikt daar een jongeman te paard op. Een herder, veronderstellen we. Zijn kudde graast vast ergens achter de heuvel.
We communiceren, dat wij uit “Niederland”(zo kent men ons landje hier) komen. “Ajax” maakt niet veel (zeg maar “niets”) los. (Overigens, bij voetbalkenners hier, wordt meteen PSV genoemd. Kun-je-nagaan!) We delen ons ontbijt met hem (rijstekoek) en kijken hem na, als hij in alle rust weg rijdt tot hij in de steppe is opgelost.

 

 

Onderweg naar  Aktobe (uitspr. Aktöbe) volgen we dapper de auto van een man, die ons zal wijzen, waar we “nan” (brood) kunnen kopen. Tien kilometer buiten het dorp is de twijfel totaal. Hebben we het wel goed begrepen en/of  jagen we misschien een verkeerde auto na? En, als onze “gids” in de berm stopt en telefonerend en wel omkeert, weten we één ding zeker: dat brood moeten we zelf zoeken.
Aktobe is een flinke stad en alles ziet er heel netjes uit. Geen zwerfvuil, keurige schuttingen rond bedrijfsterreinen, nette huizen. De stad zelf laten we voornamelijk links liggen. De weg gaat oostwaarts en dat is goed. Tot we een bord zien, waarop we onze bestemming missen. We twijfelen en stoppen in de berm voor een nadere oriëntatie. Het leuke in Kazachstan is, dat er dan meteen mensen naar je toe komen om te helpen. Toeristi? vraagt men en doet vervolgens alle moeite om te helpen. Zo ook nu en verder gaan we. 
 
We rijden op een fraaie vierbaansweg richting Astana. Aan de overkant zien we een groepje mensen met oranje hesjes en witte doeken voor het gezicht. Wat doen ze daar? Steeds meer mensen, jonge mensen, zien we langs de weg bezig in de bermen.
Maar eerst is daar ineens die politiewagen, die ons aan de kant maant. Gerard moet met papieren mee komen, want “radar”. En jawel, een mooie foto van TOY met 120 erbij. Gerard echter wordt getriggerd door de arrogantie van een van de twee agenten en begint een potje te tieren, dat de “polies Russia Kazachstan” 130 had gezegd (echt waar!): 1 3 0 (in de lucht geschreven)! Oeps, daar hebben ze niet van terug. Hij krijgt de papieren weer in de handen gedrukt en weg zijn ze. 100 mogen we op deze weg, volgens hen. En nu we er op letten, rijdt iedereen ongeveer die snelheid. Ach, en wat is waarheid. We komen goed weg.
Nog steeds zijn er overal mensen in de berm doende. We stoppen om uit te vinden wat er gaande is. We treffen jonge middelbare scholieren, die losbarsten in een jeugdig en heftig enthousiasme. En een paar durven gewoon lekker Engels te spreken. Ze maken de bermen schoon. Hier is dat de wegkant, dan het talud af en vervolgens een meter of vijf gras tot en met de struiken. Niet alleen wordt alles opgeraapt wat mensen zoal achter laten, maar ook takken en twijgjes. De witte doeken voor het gezicht zijn tegen de zon. Ze dragen ook witte petten en zonnebrillen. Tussendoor krijgen we een college over “national food”, omdat we naar aankoopmogelijkheden voor “nan” vragen. We drinken “soe” (karnemelk), krijgen een lekker vers zoet broodje en proeven van jonge gezoete (soort hüttekäse) kaas met rozijnen.
En dan volgt een fotosessie van heb-ik-jou-daar!  Zij op de foto met Gerard, met mij, met ons samen, met TOY, met elkaar, met en zonder ons of TOY, en, en, … Alle mogelijke combi’s worden vastgelegd met alle gsm’s. Het is een gezellige en opgewonden ontmoeting. Uiteraard levert dat weer een geweldige uitwuif op. 

Over contrasten gesproken, bij een P, een heule vieze (olievlekken, rondslingerend afval, stinkende wc), drinken we koffie. Na alle steppepauzeplekken is dit “different cook”. De koffiepauze duurt dan ook niet al te lang.
Bij Qarabutaq buigen we af in zuidoostelijke richting. De bedoeling is om halverwege een route naar het oosten te rijden zodat we Astana via het binnenland bereiken in een dag of drie, denken we. Bij de afslag staan borden met gigantische (binnenlandse!) afstanden (Almaty 2304, Urumqi 3338 km). Het dringt weer even door, hoe groot dit land is.
Een strakke tweebaans weg met fantastisch asfalt voert ons door het vlakke en groene steppelandschap. Eigenlijk zijn dit gewoon grote weilanden, maar dan wel hele grote. Mooi om weer het wuivende zilvergrijs bloeiende gras terug te zien. De lunchpauze is loom en rustig. 60 Km rijden we over riant asfalt. Maar dan stuiten we op de allerlaatste fase van de aanleg van een weg. Een strepenmachientje, voorafgegaan door een man met bezem, bestreept het spiksplinternieuwe asfalt. Mooi en we snappen best, dat we daarvoor even van de weg het zandspoor naast de weg op worden gestuurd. Maar dat even gaat een kilometer of 30 duren. En in die tijd ontrolt zich het totale wegenbouwproces van eind tot begin. Gerard levert, als weg- en waterbouwkundige, zowel kritisch commentaar als ter zake kundige uitleg. Hij is zeer onder de indruk van het fraaie en moderne materieel.
En denk niet, dat er na die 30 km ineens een goede weg is. Nee, slechts heel even, maar dan zitten we aan het begin van de opknapbeurt en doorlopen we het hele proces in omgekeerde volgorde: landmeters, machines die het asfalt omwoelen, enz. enz.


Ondertussen zwerven we dus als “vanouds” over ongelooflijk stoffige sporen of hobbelige en harde noodwegen door de steppen. Sukkelen dus, want de zware jongens met bitumen, teer, water en andere zaken scheuren rond en zetten de hele omgeving in het stof. We rekenen onze plannen een beetje na en besluiten: we zien wel.
Fantastisch aan de route van vandaag is, dat we naast de grondeekhoorns (soesliks) ook de machtige steppearend in grote getale zien, met name bij waterplaatsen. En heel bijzonder is de ontmoeting met een steppenvos (de corsac). Nog net kunnen we een foto maken voor hij verdwijnt tussen de steppebegroeiing.



Inmiddels zijn we van de Garminkaart af. Dat wil zeggen, dat het schermpje alleen nog meren en landsgrenzen laat zien. Het navigeren moet dus ook worden aangepast. Vaker vragen dus. We treffen een wegwerker die zowaar een beetje Duits spreekt. Die weg vanaf Irgiz? Nee, is “schlecht” en we begrijpen dat het een aarden weg is. Vanaf het moment, dat hij hoort dat we uiteindelijk in Astana willen komen, wordt hij pas echt resoluut. Terug moeten we, want daar in het noorden zijn de goeie wegen. In 20 uur rijdt hij zelf naar Astana. Dat wij veel meer tijd hebben en dat we rotwegen best wel leuk vinden…., geen enkel argument brengt hem uit positie. We moeten terug, dat is het en niet anders. We bedanken, zeggen hem gedag en gaan verder naar het zuiden.


We slaan af naar Irgiz voor diesel, brood (nog steeds!) en informatie. En we rekenen verder. In Irgiz vinden we eindelijk brood en zo vers, dat je het bijna niet kunt vast pakken. De diesel laten we zitten, want we besluiten toch maar verder te gaan op de ingeslagen weg naar het zuiden richting Aral (of Aralsk). Daarna zuidoostelijk tot aan Kyzylorda, vanwaar we Astana gaan bereiken. Door onze zigzagstepperoute denken we een aardige indruk te krijgen van dit 9e grootste land van de wereld. Het leuke van deze route is, dat we Aral zullen aandoen. Het is een (voor ons) magische naam vanwege de bizarre geschiedenis van het Aralmeer, waaraan Aral ooit een vissersplaatsje was.
Volgende punt van zorg: een bivak. Het is hier zo ongelofelijk plat en we zien nergens sporen de vlakte op gaan. Eindelijk zien we weer eens de kans om bovenop de weg te rijden. Nou ja weg, er is een bodem voor de weg klaar en vanaf die hoogte zien we ineens in oostelijke richting een bandenspoor verdwijnen. Gelukkig is daar ergens ook een mogelijkheid om weer van het talud af te komen. Hè, hè, eindelijk!

 

En zo kan het gebeuren, dat we net aan de nootjes en drankje (proost Bevas!) zitten als er een vrachtwagen vanuit de verte aankomt. Het is de boer. Hij komt poolshoogte nemen en we hebben de indruk, dat hij ons kampement maar zo zo vindt. Maar och, die taalbarrière! Dat heeft ook zo zijn voordelen, wij danken uitbundig en delen onze nootjes.
Als het eten bijna klaar is, duikt er nog een auto op. Een VW met drie gezellige knapen. Ze hebben gevist en gezwommen in een rivier ergens achter de horizon. Ook zij vinden nootjes lekker. Ze willen ook wel in TOY kijken en met ons op de foto en och wat zitten die stoelen lekker.
En ook een Euro willen ze wel zien. We hebben dus uitgebreid bezoek. Ten afscheid geven we ze een aansteker en vrolijk zwaaiend gaan ze richting boerderij aan de horizon.
Na het eten, kunnen we ongestoord door muggen in de zwoele avond de sterrenhemel bezien. In de verte zien we nog steeds lichtjes over de weg-in-aanleg gaan. Zij liever dan wij, denken we, en duiken lekker ons TOY-bedje in.


Vrijdag, 4 juni 2010 – De weg, Spoetniks en Motten

 

In de schaduw ontbijten we en genieten we van onze ruime campingplek. Het is al heet en de temperatuur zal vandaag oplopen naar 35 graden.
Aan de horizon  reikt een enorme rookpluim traag naar de hemel in de vorm van een enorme paddenstoel. De steppebegroeiing brandt en de aarde schroeit. Verder zuidelijk komen we er langs.

 

 

Tot aan Aral blijven de wegwerkzaamheden en crossen we dus regelmatig over stofpaden. Zo nu en dan is er zomaar in de droge vlakte een plas water, waar kamelen, die hun wintervacht aan het afleggen zijn, paarden en koeien zich verfrissen en drinken. Maar ook tanken er de waterauto’s (voor de wegwerkzaamheden)  en Gerard schept emmers water vol om het vele, vele puf van TOY af te spoelen. (“Puf”, omdat het zo fijn en licht is, dat als je “puf” zegt het al opwaait!).
Aral, is door onze laatste routewijziging, op ons pad gekomen. In de zestiger jaren was het nog een levendig vissersdorp. In het Sovjet tijdperk (Chroestjov) werd het water uit het meer gebruikt voor de irrigatie van enorme katoenplantages in voornamelijk Turkmenistan. Hierdoor trok het meer zich in ijltempo terug tot 100 km van Aral. Er ontstond een dorre, zoute en giftige (mede door de katoenpesticiden) vlakte. Het dorp werd een symbool voor een ecologische miskleun van de eerste orde. Inmiddels wordt er m.b.v. de werelbank hard gewerkt om de waterstand weer te verhogen en de visstand te verbeteren.
Dat dorp willen we wel eens zien. We slaan af en rijden door de stoffige brede straten. Ons doel is de drooggevallen haven te vinden. Dat lukt met veel moeite, maar veel haven herkennen we er niet in. De plek is in de loop van de vele jaren meer een vuilnisbelt geworden. Ondertussen hebben we wel veel van het dorp gezien.
Terug naar het centrale plein. En jawel, we vinden een restaurantje, waar een volle dame de scepter zwaait over vijf andere dames. We nemen plaats in een kleine ruimte waar een sofa (!) staat en drie tafels met banken. Het bestellen lukt weer fantastisch dankzij ons acteertalent en de woordenlijst in de reisgids. We krijgen heerlijke soep met vlees en brood, en schapenvlees met (vette!) frites.

 

Voldaan zetten we onze tocht voort. De steppe wordt zanderiger en ook de begroeiing verandert. We zitten weer in de woestijn. Er zijn steeds meer kamelen met hun harige koppen. Ze zien er inderdaad heel anders uit dan de dromedarissen (met één bult) in Noord Afrika, die ons zo vertrouwd zijn.
En zeker niet, we zijn nog steeds niet af van de wegwerkzaamheden. Hier echter zijn ze stukken efficiënter georganiseerd. Voordat de oude weg wordt onttakeld, legt men ernaast een fantastische noodweg aan. Borden geven vervolgens aan, wanneer je die op moet en even netjes word  je dan weer teruggewezen naar de asfaltweg. Beiden zijn zo goed berijdbaar, dat we toch gemiddeld 100 kunnen rijden. Zo nu en dan maken we een stop voor foto’s, plas of om de benen te strekken. En, ook houden we halt bij bijzondere dingen. Zoals dat bruiloftsgezelschap langs de weg. We krijgen een uitbundige ontvangst, zeker door de mannen die al de nodige wodka’s op hebben. De bruidegom oogt verlegen, Mama (met sokken en hoofddoek) is trots en de bruid kijkt bedremmeld. Foto’s over en weer en de champagne gaat open. Nou ja, champagne…! Een lauwwarme zoete bubbeltjesdrank is het. Waarom ze daar aan de kant van de weg staan is ons niet duidelijk geworden, maar gezellig was het wel.

 


Een andere bijzonderheid op deze route naar en door het zuiden is dat we het Cosmodrome zullen passeren. De plek, vanwaar o.a. de eerste spoetnik, de eerste man (Joeri Gagarin) en de eerste vrouw (Svetlova) de ruimte in werden geschoten. We lezen in de Bradt, dat Rusland na de verzelfstandiging van Kazachstan de basis (een kleine 8.000 m2 groot) inclusief de stad Baikounour huurt voor 115 miljoen US $/jaar tot aan 2050. Het is een goedlopend bedrijf geworden, vanwaar vele commerciële lanceringen plaats vinden. De Russen zijn in de stad de baas en je kunt er niet komen zonder permit (kost veel moeite, tijd en geld). En als je er bent, mag je zelfs niet zonder je gids buiten het hotel gaan wandelen.
En rustig denderen we voort daar in het zuiden in de buurt van de grens met Turkmenistan. Tot we ons realiseren (oriëntatie is lastiger zonder de info van Mien en borden in uitsluitend Cyrillisch) dat we al lang bij Baikounour hadden moeten zijn.
Na het plotten van een waypoint zien we, dat we inderdaad al vijftig km te ver zijn. Niets gezien en niets gemerkt van het Cosmodrome en van Baikounour. Die Russen hebben ons dus mooi om de tuin van het Cosmodrome geleid. Toch leuk om in de buurt geweest te zijn. Daar doen we het maar mee en met onze herinneringen aan het Kennedy Space Center in Florida.


Al heel lang rijden we door het stroomgebied van de Syrdariya-rivier die uitstroomt in het Aralmeer. Links en rechts zijn geïrrigeerde velden en vooral rijstvelden. En dus ook veel dijken en kanaaltjes. Water en bivaks hebben een zwaar nadeel: muggen. Het wordt later en later en we speuren. Niet veel mogelijkheden. Het is al na zevenen als we eindelijk een kleine afslag zien. Een paar kilometer verderop kunnen we wegduiken achter bosjes. En natuurlijk zijn er muggen. We blijven dus lekker binnen. Gerard zit voorin terwijl ik het eten maak. Gelukkig koelt het wat af, nu de zon is ondergegaan. De verse komkommers en tomaten uit Aral zijn heerlijk samen met een pasta-ragout-schotel. 
Maar voor het zover was, hadden we weer de TOY vol grote motten. Sinds vanmorgen hebben we er zo’n 30 “verwijderd”. Een raadsel! We denken, dat er ergens een kraamkliniek gevestigd moet zijn. We kijken het nog even aan voor we met de spuitbus het ongedierte te lijf gaan.
We zitten nog een poosje na voor we vroeg het bed in duiken. De geluiden zijn des boerderij’s: blaffende hond, kraaiende haan, loeiende koe.


Zaterdag, 5 juni 2010 – Stinkend in de steppe en trage trein


Om half vijf ben ik wakker en het is al volop dag. We zijn dus vast weer een tijdszones doorgegaan. Ik schrijf een poosje, duik er nog een half uur in om toch maar weer verder te schrijven en lezen. Tegen zeven uur vind ik het verantwoord om Gerard te wekken. Ons plekje blijkt in de ochtendzon kleurig en mooi. Het is een klein idyllisch hofje en het stromende kanaaltje achter het dijkje versterkt dat effect.


Onderweg stoppen we bij landmeters, die met moderne apparatuur aan het werk zijn. Ze werken met een, in de woorden van de baas, “spoetnik” (satellieten dus).
Vlakbij zwoegt een groep mannen op een aardappelveld. Tussen de bedden zijn geulen, waarin het water kan worden binnen gelaten. Ze stoppen hun noeste arbeid en klauteren nieuwsgierig de hoge weg op. Uitleg over en weer in het ons inmiddels vertrouwde Kazachstaans-Engels-Nederlands. Dit communicatiemiddel werkt wonderbaarlijk tot op zekere hoogte. We begrijpen elkaar heel aardig.
Een klein uur later steken we bij Kyzylorda de rivier over. We tanken voor de lange afstand naar Astana. En dan willen we de juiste tijd wel eens weten. En dat valt niet mee. De laatste keer dat we een klok zagen, was in de Oekraïne. Horloges draagt men niet in dit deel van de wereld. Met ons (ene) horloge in de hand, kunnen we duidelijk maken wat we willen weten. Het mobieltje komt tevoorschijn en we zijn weer helemaal bij de tijd. Jawel, weer een uurtje erbij.


Overigens realiseren we ons pas sinds vanmorgen, dat het tegen de tijdszones in reizen, ook gevolgen heeft voor de stand van de maan, die we op onze bivakken zien. Vanmorgen vroeg stond er een bleek sikkeltje aan de hemel, terwijl te kort geleden de maan nog vol was. 


De stad uit in noordelijke richting. Beetje zoeken, hier en daar vragen en we vorderen gestaag in de juiste richting. Wat we zien van de stad is voornamelijk goed verzorgd en in het zakelijke deel zijn er prachtige moderne gebouwen. De buitenwoonwijken zijn eenvoudig en de doorgaande straten geasfalteerd.
Alle bewegwijzering is naast het Cyrillische schrift, ook in het Kazachstaans en het Russisch. Navigeren blijft een uitdagende bezigheid. We navigeren op waypoints, geplot op de kaart. Maar gelukkig kunnen we terugvallen op hele oude methoden: vragen en gokken. Uiteindelijk zitten we op onze route en is het de hoogste tijd voor koffie. Gerard doet meteen maar een nieuw lampje in het achterlicht. Een passerende politieagent komt bezorgd informeren of we weten, dat we niet op dat kleine weggetje, waarop we staan, verder moeten gaan. En of we goede kaarten hebben. Onze antwoorden stellen hem gerust. Hartelijk wenst hij ons een goeie trip naar Astana en “Mangolia”. 


Voorlopig liggen 325 steppekilometers naar Zhezqazghan (ook van deze naam bestaan ettelijke spellingen) voor ons. In het zuiden is het nog steeds “woestijnig”. We zitten mdden in het gebied, dat de hongersteppe wordt genoemd. Kleine struiken steken uit een geeloranje leemgrond. De weg is van goede kwaliteit en we rijden lekker door met een vaartje van 120 km. Tot het asfalt gravel wordt. Het doet ons aan Namibië denken. De weg is breed en afgewerkt met fijn oranjegeel gravel. Het landschap wordt vlakker en bepaalde delen natter. Ook de begroeiing gaat zoetjesaan over in gras. Hier en daar ontwaren we in de verte een kleine boerderij en koeien. En verder is er niets, geen dorp, geen rivier, niets. Het is heet, de temperatuur loopt op naar 36 graden. Gelukkig hebben we de zon voornamelijk achter ons. De lunchpauze duurt niet al te lang, want rijdend is het een stuk koeler.



We zijn diep onder de indruk, als we vlak voor ons een steppearend zien opvliegen met een van onze (nog bewegende) geliefde eekhoorns in zijn klauwen. Adembenemend is dit. In het echt te zien wat op National Geographic bijna gewoon is. De eekhoorns blijven op ons pad komen. Soms zitten ze midden op de weg en kijken een beetje verbluft naar wat daar nadert. En, gelukkig meestal, racen ze de goeie kant op, zo het vege lijf reddend.
Halverwege de middag bereiken we Zhezqazghan. Het is de stad waar koper gedolven en verwerkt wordt. Vanuit de steppe rijzen ineens rokende schoorstenen op. Dichterbij zie je nog meer stinkende rook, roest en bruine fabrieken, spoorlijntjes.



Kortom, het schoolvoorbeeld van achterhaalde zware industriecomplexen. En waar wonen de mensen? Uiteindelijk zien we huizen, maar in ons rondje om de stad blijft het beeld een beetje hangen van een heel groot industrieterrein, waarop ook mensen wonen.
Bij een rotonde, we moeten weer flink zoeken, zien we een mooie straat met aan weerszijden bomen. Daar maar eens in om iemand te vinden, die ons verder kan helpen. Het treft, we vinden een supermarkt. De winkel bestaat uit kleine winkeltjes, vergelijkbaar met de verschillende afdelingen bij AH. Maar hier moet overal apart worden afgerekend. Jammer, geen fototoestel mee!
Als we de oude en nieuwe kopermijn, fabrieken en treincomplexen, zo’n beetje alles dus, hebben gezien, laten we eindelijk de rokende en stinkende stad achter ons. Onze weg vervolgt in oostelijke richting.
Deze stad geniet de twijfelachtige eer een van die plekken te zijn geweest waar dissidenten tijdens het Stalinbewind naar toe werden gestuurd. Als dwangarbeiders ploeterden ze in de kopermijnen en heel velen hebben dit niet overleefd. 


Zo, en nu op weg naar een bivak. De weg ligt hoog in vlak grasland met hier en daar kleine boerenhuizen, rechts de spoorlijn en links masten. Nergens een bivak mogelijk. Dus rijden we door. Daar gaat ons plan voor een vroeg bivak en dan lekker lezen, borrel, hapje…
Het duurt nog een uur en vele kilometers voor we eindelijk een kansje zien. Het terrein is wat meer glooiend geworden en we zien een pad, dat naar een boerderijtje aan de spoorlijn leidt. Halverwege de weg en het huis, staan we eindelijk! Mooi!  Er fietst een jongen, die bij ons komt kijken. We leggen hem uit, wat we hier van plan zijn. Hij snapt het en zegt ” oké” en rijdt op zijn oude karretje naar huis (de boerderij).
Het is weer genieten van de ondergaande zon en de langs tuffende trein. Fantastisch vinden we het, dat de (passagiers-!) trein even stopt bij de boerenwoning. Misschien moest er iets afgegeven worden, of is het gewoon een kwestie van sociaal contact in deze afgelegenheid. En hoezo dienstregeling?


 

Gerard repareert de losgeschoten waterslang en op zijn Russische motor uit de oertijd komt de boer ons uitnodigen bij hem thuis te slapen. Als we hem uitleggen en tonen hoe dat in onze TOY toe gaat, is hij tevreden. Na de nodige moeite krijgt hij de motor weer aan de praat en tuft hij, onze trotse Kazach, huiswaarts. Tussen al die bedrijvigheid door zien we de zon heel mooi ondergaan. De muggen zijn wel héél irritant en dus eten we (opgeleukte soep, vers brood , salade) binnenstoys. Genieten nog een poosje na van de afkoeling en gaan dan lekker slapen.


Zondag, 6 juni 2010 – Gemiste afslagen en de bewoonde wereld


Oef, wat is het al snel weer warm. Gelukkig hebben we de forse schaduw van TOY en de vertrouwde verkoelende steppewind. Zoals meestal nemen we ook vanmorgen de tijd. Lekker ontbijten en met de verrekijker naar het boerderijtje loeren. We zien hoe de pinken het land op worden gejaagd, hoe de trein vanmorgen niet stopt bij onze boer en hoe opa en oma komen aangewandeld en richting de weg gaan. Zo, een heerlijk exploring-begin van de dag en dan hebben we nog niet eens de tijmgeur gemeld.
De nomaden in ons roeren zich en we gaan weer. Bij de asfaltweg zien we opa en oma in alle rust in de warmte wachten. Op de bus? Een lift? Ze moeten niet onze kant op, helaas. We missen de afslag en rijden 12 kilometer terug om uit te zoeken of we iets gemist hebben. Niets over het hoofd gezien. Kaarten deugen niet en Mien helpt ook al niet. Plan aangepast en verder om 25 km later alsnog de bedoelde afslag te vinden. Maar op een wegwijzer staat niet onze plaatsnaam. Toch maar exploreren. Na 15 Kilometer nog steeds geen afslag. Dus kaart fout of misschien hebben de Kazachstani alle wegen ff anders neer gelegd.

(Noot: “Kazachstani” betreft alle inwoners van Kazachstan. Spreken we over “de Kazachen” dan wordt bedoeld het Kazachse volk, dat ruim de helft van de bevolking uitmaakt, afstammen van Turkse nomadenvolken en gezien worden als de oorspronkelijke bewoners.) We leggen ons bij de feiten neer en maken dus niet de dwarsoversteek naar Astana, maar gaan “buitenom” via Karagandy.


De weg is nog steeds geasfalteerd, smal, soms rood, soms grijs, gerepareerd met veel zwart en er zijn delen, die de slalomvaardigheid van TOY en Gerard tot op de bodem uittesten. Even niet opletten en door een gat denderen, dat houdt de geest wel vaardig. De steppe is ondertussen sappig grazig groen met bloeiend gras en bloemsoorten die wij in NL al lang vergeten zijn. Het landschap heeft een prachtig soort zachtheid. En het is vlak. Zo vlak, dat het een bijzonder beeld blijft om die merkwaardige heuvels er in te zien op duiken. Uiteraard, zijn er koeien die zich aan het malse gras te goed doen, maar ook zien we een schitterende en ongelooflijke grote kudde paarden. Er is nog steeds nauwelijks verkeer. Een bepaalde vrachtwagen (tekst: Horst Poppel Spedition) is onze vaste compagnon en omdat we zo onze eigen pauzemomenten hebben, komen we elkaar een aantal keren tegen. 
We trekken weer heel wat graden oostelijk en zijn bijna overdonderd door een paar kilometers bomen, wat de wereld om ons heen ineens heel intiem maakt. Maar het breekt weer open. Bij een stoffig steppedorp zien we een restaurantje.



Dik tijd voor een borsj. En die is geweldig. We krijgen naast de soep een kom met veel extra vlees en uien. Heerlijk.
Bij de nadering van Karangandy worden we nogmaals geconfronteerd met die andere kant van de steppe. Namelijk de delfstoffen. Er zijn open mijnpits, roestige fabrieken met rokende schoorstenen en spoorlijntjes alom. We ronden de stad en ook ten noorden is er een en al fabriek en een koepel van vervuilde lucht. Oei, dat is even wennen en ook aan de vierbaansweg met veel (internationaal) vrachtverkeer en onrustige snelle jongens. We stoppen op een aarden zijweg, eten een hapje (restanten salade van gisteravond) en duiken aldus gesterkt het verkeer weer in. We zijn dit helemaal ontwend, merken we.

 

Ons doel is Astana, of liever een camping ten zuiden van de stad. NaMa (en Bertus&Jansje dus) waren hier. We willen er ook een nacht zijn. Kan Gerard herstelwerk doen aan mijn stoel, die kuren vertoont (bij het verstellen). 
De “camping” is een motel, dat huisjes verhuurt en een parking heeft, waar wij kunnen staan. Er is een klein dagrecreatieterrein aan een watertje. Het is zondag en dat is te merken. Er zijn gezinnen en groepjes jongelui die zich vermaken met eten, drinken, kletsen, zwemmen.
Eerst naar het motel om onze aanwezigheid te melden en naar de restaurantmogelijkheid te informeren. Daar zien we zowaar weer een klok en blijkt, dat we er nog eens een uur bij moeten draaien. En verder zijn we er gauw weg. Er is “njet”- eten en chagrijnig verwijst het meisje naar het eettentje bij de rivier. Onze camping-aanmelding blijft in de lucht hangen. En weg is ze en wij dus ook.
Aan een tafel onder een boom bestellen we iets met behulp van een leuke jonge meid met basisengels. We lezen, eten en krijgen de nodige belangstellende aanloop. Ondertussen houden we in de gaten wanneer ons ideale overnachtingsplekje in een beschut hoekje van de parkeerplaats met uitzicht op het water, vrij komt. De mensen vertrekken zoetjesaan naar huis en de kikkers hebben het overgenomen van de denderende muziek bij de eettent. Het is afgekoeld en met een wijntje (uit eigen keuken) zitten we nog lang na. 


De afgelopen week waren we onafgebroken in de grote ruimte van de (half-)woestijn in het zuiden en de noordelijke grassteppen. Het heeft ons gepakt, merken we. Vooral nu we hier in de “bewoonde wereld” zijn. Vanaf een weg als deze met al dat verkeer kijk je meer naar de steppe dan je er in opgenomen te voelen zoals we dat hiervoor ervaarden. En, wat is het wennen aan de drukte en het geluid. Zal het vrachtverkeer de hele nacht voort blijven razen op de weg naast ons?


Maandag, 7 juni 2020 -  Van klus naar Astana


Kleine vlo-achtig vliegjes jagen ons al vroeg uit bed en om zeven uur is Gerard druk met mijn stoel. Die gaat niet meer vlotjes voor en achteruit. En dat is nu precies, wat die stoel verschillende keren op een dag moet doen. De campingstoelen staan er namelijk achter. Om half negen is de klus geklaard en loopt alles weer op (zandvrij gemaakte en ingevette) rolletjes. Oef, wat staan we goed in de schaduw van de gumtrees (eucalyptusbomen). Om acht uur is het al 30 gr.


Om half tien rijden we de laatste 20 kilometers naar Astana. We zijn benieuwd hoe deze in 1997 tot hoofdstad gebombardeerde en op de tekentafel ontworpen stad eruit ziet. Zal Astana hetzelfde met ons doen als indertijd Canberra (Australië) en Brasilia (Brazilië)? Deze steden werden op vergelijkbare wijze uit de grond (dan wel savannen) gestampt en het was met name de visie uitgedrukt in de architectuur, die diepe indruk maakte. (Nee, nee, even niet aan Emmeloord en Almere denken!)  Voor een grove eerste verkenning toeren we rond, klimmen op het monument bij het Central Park en zien al veel mooie gebouwen.
Dan gaan we gericht op zoek naar een aantal voorgeselecteerde hotels. Altijd leuk. Er zien te komen, informatie vragen, onderhandelingsruimte zoeken, of verwijzingen vragen. Hotel Grand Park Esil voldoet aan de meeste dingen op ons verlanglijstje.



TOY krijgt een bewaakte parkeerplek in de schaduw en wij douchen. Zo! We lunchen lekker en dan kunnen we aan de slag. Internet (wi-fi op de kamer): dus eerst mail en gastenboek.


En we moeten op stap voor de registratie. Een paar blokken verderop zetelt de Immigratie Dienst. In een hitte van 40 gr lopen we ook nog eens helemaal fout. Na dagen TOYse airco valt dat niet mee. En eenmaal aan de beurt bij de kleine loketjes, krijgen we slechts een formulier in tweevoud aangereikt met de boodschap, dat we voor de Cyrillische invuloefening een reisagentschap moeten inschakelen. Maar wij hebben onze Favoriete Receptioniste in het hotel, die zeer bereid is om die taak op zich te nemen. Nog één gang naar de I.D. en we zijn helemaal legaal in het land dankzij het extra stempeltje. (Als je korter dan vijf dagen in het land ben, hoeft dit niet.) Nog even aan de gang met de autoverzekering voor Mongolië en Rusland. Loopt vooralsnog vast op een telefonische taalbarrière, morgen verder.
Eten kunnen we pas vanaf negen uur. Dus doen we een tussendoortje (vruchtensalade met ijs!!!) op het zwoele terras. Kunnen we rustig bekijken, hoe ontzettend veel dikke auto’s hier rond rijden, met name heel veel Toyota’s. Flink wat cylinders en automaten en dat maakt het verkeer Amerikaans zoevend. Verder met laptops en internet. Lekker avondeten met een fris en fruitige regionale witte wijn.
Door de vier uur tijdsverschil is het laat eer we met het thuisfront kunnen bellen (via skype, dus heel goedkoop!). Gezellig om weer op de hoogte te zijn van alle wel en wee. Dan ook nog een dol partijtje ge-beeld-skyped met Mirre, Joviet en Patrick.
Zien we plompverloren op de t.v, toevallig even aan op een willekeurige zender, het Utrechtse Domplein en de Oude Gracht en de Neudepleinterassen. Euronews heeft een reportage over het feit, dat Nederland de Euro niet meer ziet zitten of vreest voor de Euro en hun commentator in NL staat, en waarom ook niet, in Utrecht. Een bijzondere gewaarwording zo laat op de avond.
Het is bedtijd. Natuurgeluiden hebben plaats gemaakt voor het zoemen van de airco. 


Dinsdag, 8 juni 2010 – Hier- en daar-contact


Nog zo’n dag met prachtig ontbijtbuffet en werken afgewisseld met wandelen in de omgeving en eten. Het hotel ligt aan een plein (Central Square) met rondom fraaie overheidsgebouwen. Het schrijf-, track- en fotowerk vordert gestaag. Ook vandaag vermakelijk skypecontact met de bende-van-vier, met name Iza. Verzekering stapje verder, aan de stadstoer wordt gewerkt, de was droogt en het wordt warm als de stroom weer eens uitvalt. Vandaag 4 graden lager dan gisteren, plus meer wind. Dat maakt het een stuk aangenamer. We leren de stad weer een beetje beter kennen.


Woensdag, 9 juni 2010 – Noem dit maar vakantie


Ontbijt (jammie!), werken, de eerste update is eruit, verder werken, genieten van alle gastenboekreacties, goede en goedkope W.A.-verzekering voor Rusland afgesloten, guided stadstours te duur (doen we zelf dus), verder wandelen, pizza op leuk terras, het “nieuwe plein” bewandeld en bewonderd, ijsje gegeten, gewerkt, dwdd op uitzending gemist gezien, verkiezingspolls gevolgd, genieten van temp onder de 30 gr en moe in bed.


Donderdag, 10 juni 2010 – Laatste Astanadag


Nog een dag bijgeboekt (meer tijd voor Kazachstan 1-update) en stad, op internet verkiezingsuitslag bekeken (pfffft!!!), met TOY naar regeringscentrum (veel gezien en gehoord), sapje boven in Bayterek Monument (boltoren), veel waypoints verzameld, beetje werken, wandelen, eten, water bijgevuld (flessenwater van het hotel!). Dus echt weer zo’n doorsnee stadshoteldag! En wat dat is?

 

Prachtig: de pyramide (Palace of Peace and Harmony);

Ontluisterend: de kwaliteit van bouwprojecten en de arbeidsomstandigheden van bouwvakkers;

Teleurstellend: de rondleiding in Idependence Center (maquette!) vanwege slecht Engels en een filmploeg;

Heerlijk: stadstour in eigen hand .. eh.. eigen TOY;

Leuk: ontmoetingen (meisje uit Almaty/jongen uit Shymkent);

Lekker: knoflookspaghetti/dorade van Venezia (It. Resto op "ons" plein);

En ook: update Kazachstan-tot-nu-toe klaar!!!               
                           
In een week tijd reden we 3.200 mooie en stoffige kilometers van het westen naar Astana (steppezigzag).