home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
gabon
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: gabon :: reisverslag

Route Gabon: Moungoundi – Ndendé – Mouilla – Fougamou – Lambaréné – Bifoun – de EVENAAR – Kango – Libreville – Kougouleu – Atografina – Médouneu – Sam – Bibas – Oyem – Bitam – Eboro = 1.111 kms

 

 

Maandag, 19 juni 2006 – Binnenkomst in onbekend Gabon

 

Direct na de brug over de Ngongo-rivier vinden we alwéér een slagboom op ons pad. In een gebouwtje van de “Poste Militaire de frontière” krijgen we de eerste Gabonese controle en bij de Gendarmerie wordt het carnet ingestempeld. Het gaat vlot, omdat men niet alles overschrijft. De echte inreisformaliteiten echter moeten bij de immigratiedienst in Ndendé gedaan worden. Het ligt een kleine 50 kilometer verderop.

De weg en het landschap zijn zo’n beetje hetzelfde als voor de grensovergang. Ook hier rijden we, een beetje saai, tussen wallen van hoog gras, die ons het uitzicht benemen. We komen twee auto’s tegen en zien nauwelijks mensen. Tegen twee uur zijn we in Ndendé. Het is een plaats, waar huizen en gebouwen wijd verspreid liggen. Naast de houten huizen zijn hier aanzienlijk meer stenen gebouwen.
Maar onveranderd hebben ze daken van bruin geroeste platen.

 

 

Na wat rond vragen belanden we op het juiste adres. Maar ja, we zijn in de tropen nietwaar. Een siësta is dan ook belangrijk. Vandaar dat de dienst pas om drie uur weer aan de gang gaat. Tot zolang zijn wij solidair met de Gabonezen en doen ook een tukkie. Om drie uur zijn wíj er helemaal klaar voor, maar is er nog altijd geen levende ziel te bekennen. Eindelijk komt er iemand aan met aktetas. Zou hij....? Maar nee, de gruwelijk bijziende meneer houdt kantoor in het gebouwtje naast “het onze”. Met stellige zekerheid weet hij, dat het kantoor open zal gaan. De werktijden zijn immers van 8 tot 12 en van 15 tot 18 uur. Dat het dan al half vier is, doet niet ter zake. We wachten dus.

Het vordert. Een mevrouw komt aangewandeld en opent haar kantoor in “ons gebouwtje”. Helaas, maar zij doet niet de immigratie. Immigratie is die deur, wijst ze. En die deur is nog steeds gesloten.

We wachten. Ondertussen verdenken wij de immigratiedienst ervan, dat ze naar de middagwedstrijd van het w.k. kijken. In dat geval moeten ze er toch tegen vier uur kunnen zijn. En jawel hoor. In de verte zien we hoe een man rustig komt aangekuierd. Na lange minuten van spanning is het zover. Naast de ozo gewichtige gsm heeft hij de, voor ons ter zake doende, sleutel van de immigatiedeur.

Na wat aanloop- en opstartrituelen mogen we de entreeformulieren invullen. Ondertussen komen de vier andere medewerkers ook binnengedruppeld. Geen woord over het feit, dat het een uur te laat is. Ach, “this is Africa” en soms hebben we gewoon wat last van onze westerse doelgerichtheid!

Het stempeltje wordt gezet! We zijn klaar. Maar nog niet helemaal. Er moet nog een kopie gemaakt worden van het visum in ons paspoort. Apparaat opstarten en betalen natuurlijk. Kosten: 400 CFA (60 eurocent)! Het kleinste briefje, dat we hebben is er een van 1000 CFA. Het bij elkaar scharrelen van het wisselgeld kost ook weer de nodige tijd en gedoe. Maar ook dat komt klaar! Het is half vijf en we gaan weer.

Na het gatenasfalt van Ndendé rijden we nog een uur over de piste. Het is lastig rijden, omdat alleen de zijkant van de weg goed begaanbaar is. Maar ook loopt het daar flink af waardoor de nieuwe achterbanden zo nu en dan wegglijden. Nieuw in het landschap zijn de frisgroene velden tussen de resten regenwoud. Er groeien wat boompjes en soms is er een kleine bananenplantage of zijn er cassave-veldjes. De brede piste versmalt op verschillende plekken naar kleine plankenbruggetjes.

Om een uur of zes vinden we, na deze lange grensdag met 140 kilometer op de teller, een bivakplek langs een weggetje naar een steengroeve. We staan er een mooi eindje van de weg af. Stil en ongestoord, behalve dan door muggen, die ons zo langzamerhand lek gestoken hebben. De temperatuur blijft ook vrij hoog net als de luchtvochtigheid.

Na een macaronihap sluiten we ons, weg van de muggen, op in TOY. Frisgepoedeld zien we vanuit het TOY-bed weer eens een redelijk heldere sterrenhemel en gelukkig koelt het ook nog wat af. Voor het muskietengaas horen we de hele nacht zoemende muggen. Lekker aan de andere kant. En zo hoort het ook.

 

Dinsdag, 20 juni 2006 – De evenaar over en verder op het noordelijk halfrond

 

Direct na het opstaan worden we alweer belaagd door muggen. Dat snappen we. De hele nacht konden ze niet bij ons komen en nu zien ze hun kans schoon. Het is betrokken en tropisch vochtig.

Op de piste, nog steeds van wisselende kwaliteit, vorderen we tot de middag met een gemiddelde snelheid van een kilometer of dertig per uur. De controleposten controleren niets. Zover laten we het niet komen. We hebben er lol in om de mannen te ontdooien. We stellen ons direct voor als “toeristen uit Nederland” en vragen vervolgens iets over de route of plaatsnamen en babbelen even voordat we met een “bon voyage” weggewuifd worden.

Opvallend zijn de “bush-etalages”. Bij ieder huis en hut staat een oliedrum, waarop een plank of een plak van een boomstam ligt. Daarop wordt te koop aangeboden, wat men toevallig heeft. Wat fruit, tomaten, olie, bushmeat (vlees van dieren uit het bos, w.o. aapjes!), drank, cassave, aardappels, brandhout, enz. Ook bijzonder zijn de gevlochten rugmanden, die met een band aan het hoofd hangt, hoewel er soms ook schouderbanden aan zitten. Het zijn grote dingen en vol met hout of cassave ziet het er loeizwaar uit.
Het zijn weer meestal de vrouwen, die lopen te sjouwen met van alles. De mannen hebben onveranderlijk een machete bij zich en met regelmaat zien we ook geweren. Voor de jacht nemen we aan, gezien het langs de weg aangeboden “bushmeat”.

We hebben een heerlijke jungle-lunch-pauze en daarna bereiken we al snel het deel van de route, waaraan men werkt en vandaar komen we op goed asfalt. Ook de controleposten blijven met regelmaat opduiken. Slechts eenmaal wordt er ook echt gecontroleerd en moeten we papieren laten zien.

Lambaréné, op de kaart toch een grotere plaats, zijn we voorbij voor we er erg in hebben en pas als we Libreville naderen, neemt het verkeer toe. Onze routines ook, want steeds vaker negeren we politiemannen, die ons willen laten stoppen. We hebben even geen zin meer in al die “gezellige” stops, dus zwaaien we.

Ondertussen zijn we de evenaar gepasseerd. Ritueel: de nullen op de gps fotograferen en bellen met onze ouders. Die vinden het een fijn idee, dat we weer op het noordelijk halfrond zijn aangeland.

Libreville: Het is genieten om door de drukte van winkeltjes, bedrijfjes en stalletjes aan de stadsrand te rijden. Gelukkig slaan we op tijd af richting vliegveld koers hotel, waarvan we een waypoint (met dank aan Rob & AC) hebben. Daar kun je op de parkeerplaats bivakkeren, weten we. Niet veel later zitten we aan een versgeperste jus d’orange met onze voeten in wit zand onder mooie palmbomen met uitzicht op de Atlantische oceaan. Dat is lekker, net als de verkoelende zeebries.

 

 

We zoeken en vinden contact met de overlanders van een Toyota 80 met Duits kenteken. Ze zijn gisteren met het vliegtuig aangekomen om hun reis van noord naar zuid voor te zetten na een onderbreking van een paar maanden. Terwijl we van de gamba’s genieten, volgen we Zweden-Engeland.

De nacht lijkt goed te beginnen totdat we merken dat we een hele vracht muggen binnen hebben gekregen. Een TOY-toer ’s avonds is toch niet zo’n goed idee. Als we net zo’n beetje zijn ingeslapen, barst er een stortbui los. Het wordt een nacht met hindernissen.

 

Woensdag, 21 juni 2006 – Doedag in Libreville

 

Na het ontbijt wisselen we nog wat uit met het Duitse stel en gaan de stad in. De visa voor Kameroen aangevraagd en i.p.v. over 48 uur, mogen we ze vanmiddag al komen halen. Bij de Ambassade van Nigeria informeren we en knappen we af op een onaardige man. Anders is dat bij het Consulaat van Tsjaad. Twee leuke vrouwen denken mee. Als we vanmiddag om vier uur na Kameroen met onze paspoorten komen, zullen zij ervoor zorgen, dat we zelfs vandaag nog het visum krijgen.

Gossie, zo kan het ook! Dit geeft de doorslag in onze beslissing of we door Tsjaad danwel door Nigeria zullen reizen. Het komt ons goed uit, want we hadden al langer veel meer zin in het zand van Tsjaad en Niger. Niger heeft echter geen consulaat in Libreville. Dat visum moeten we in Yaoundé (Kameroen) gaan regelen.

We toeren door de stad en komen op het idee om onszelf een koele en vooral mugvrije nacht te gunnen. Kunnen we ook lekker douchen, wat spullen wassen en internetten. We bekijken dus een paar hotels.
Na koffie met toebehoren in een heusche Franse Patisserie annex Boulangerie, besluiten we tot het Intercontinental. Niet goedkoop, maar het heeft alles wat we zoeken.

Het inchecken kost wel wat tijd, maar zo tegen enen hebben we ons geïnstalleerd. He, he, we sluiten ons op met het draadloze internet, t.v., bad, tweepersoonsbed, en koelte. Roomservice brengt ons voor de lunch een pizza en voor het avondeten een redelijk stukje vlees.

Helaas en logisch, niet Nederland-Argentinië wordt uitgezonden, maar de wedstrijd van Ivoorkust tegen Servië-Montenegro. Wel zo goed, komt er ook nog wat terecht van het vervolg van de update op de site.

 

Donderdag, 22 juni 2006 – Maaike jarig en toch nog een oceaannacht

 

We laten ons het uitgebreide ontbijtbuffet goed smaken en maken de update af. Na de middag doen we boodschappen en halen we de paspoorten met het visum voor Tsjaad op. Het w.k. voetbal achtervolgt ons. In de supermarkt klinkt gejuich: Ghana scoort tegen de V.S.! En later op de ambassade van Tsjaad is de aandacht ook meer bij de televisie dan bij ons: Ghana scoort weer en zo wordt de stand 2-1.
De Afrikanen zijn hier heel blij mee.

De middag is inmiddels ver gevorderd en we besluiten nog een parkeerplaatsnacht bij het Tropicana Hotel te doen. Kunnen we de tweede helft van Ghana-V.S. zien en, belangrijker, we kunnen muggen verdelgen. Want eindelijk hebben we een spuitbus met een goed middel gevonden.

Met oceaangeruis op de achtergrond ruimen we boodschappen, bespuiten TOY in ieder hoekje en gaatje, laptoppen we en zien Brazilië met 4-0 van Japan winnen. We bellen met Maaike en toasten op haar.

Nog een keer een relatief koele oceaannacht en morgen: weer “on the move”.

 

Vrijdag, 23 juni 2006 – Een paradijselijke jungletocht

 

Het regent licht als we opstaan. Om precies half negen staan we voor de deur van de supermarkt voor vers fruit en groenten.

In de stad staan op de rotondes, hoeken en knooppunten groepjes volbewapende mannen in camouflage-pakken. Het komt niet dreigend over, daarvoor zien ze er te ontspannen uit. We veronderstellen, dat er een politieke grootheid ofzo langs zal komen. We zijn onder de indruk van de regeringsgebouwen in moderne architectuur, die langs een brede avenue liggen. Vandaar is het een grote overgang om door de drukke buitenwijken te rijden, waar het door de regen een modderige bedoening is geworden.

Al na zo’n tien kilometer buiten de stad, is het verkeer tot een minimum teruggebracht. Indrukwekkend is een heel groot konvooi van een begeleid houttransport richting Libreville. Bij Cougouleu missen we in eerst instantie de afslag naar Médouneu. Het is dan ook een kleine en onopvallende piste. Een prachtige overigens. Smal en in het algemeen goed, slingert de rode aarden weg zich door het regenwoud.
De huizen in de weinige dorpjes zijn van hout en nieuw is het dat ze de planken “gepotdekseld” (over elkaar heen) hebben. Opvallend in dit gebied zijn de kleine kerkjes bij ieder gehucht.

 

 

Het regent ondertussen. Niet hard maar wel gestaag. We hebben dus ook met natte en modderige passages te maken. Halverwege de middag wordt het droog en breekt de zon door.

Het regenwoud is paradijselijk. Grote woudreuzen met klimop begroeid, palmen, kleurige bladeren en bloemen en de dampslierten. Op de route zijn er kleine plankenbruggetjes over klaterende stroompjes. Maar ook hier is men begonnen met de ontsluiting. We zien hoe bulldozers zich een weg het woud in hebben gebaand en hoe gevelde bomen wachten op transport.

Vanaf Médouneu wordt de piste richting Sam een heel smal spoor. Tot twee keer toe komt ons een pick-up, zoals gewoonlijk vol met spullen en mensen, tegemoet. Die gaan behoorlijk hard, want op tegenliggers rekenen ze niet. Het maakt, dat we al toeterend de onoverzichtelijke bochten op het kronkelige pad ingaan. Voor uitwijken is er op meestal nauwelijks ruimte en ook even achteruit rijden is er hier niet bij.

Op een gegeven moment horen we allebei een raar geluid. Ene raam open, andere raam open, luisteren, proberen. De motor klinkt raar! Wat kan dat zijn? Ineens weet Gerard het! Voor de luchtinlaat van de snorkel zit een groot blad, waardoor er niet genoeg lucht naar de motor kan. Dat kan dus gebeuren als je door de bush rijdt en de takken tegen de voorruit slaan. 

Bij een bocht staat een jongeman te wapperen met zijn handen. Dat betekent hier: zachtjes rijden of stilstaan. Wat verderop staat een afgeladen Toyota pick-up stil te staan, De motorkap open. De auto is van zijn vriend en de lading is de handel van zijn moeder. Met de arm om haar heen, vertelt hij trots, dat zijn moeder “commerciante” (handelaarster) in Libreville is. Ze heeft in deze omgeving manioc ingekocht en vanavond nog moeten ze in de stad zijn. We trekken de auto aan en ze kunnen verder rijden. Het begint al te schemeren en ze hebben nog een paar honderd kilometer voor de boeg. Dat wordt een latertje, als ze het al redden met het oude karretje met “Afrikaanse” bedrading.

Voor ons doemt een hele grote kegelvormige granieten berg op. Een man en vrouw komen ons tegemoet gelopen. Als we hen vragen naar de naam van de bult, gaan de zware rugmanden met hout af en schrijft de vrouw de naam op. Ze hebben vlakbij een kleine plantage van ananas en papaya. Even overwegen we om te vragen of we bij dit sympathieke stel kunnen bivakkeren. We zien ervan af. We willen zo lang mogelijk doorrijden, zodat we morgen de grens met Kameroen kunnen bereiken want op zondag is de Gabonese immigratie gesloten.

Een kilometer of dertig voor Sam zien we een mooie uitsparing in de muur van groen. Het is weer zo’n plek waar gravel is uitgegraven voor de weg. Het is mooi om te zien, hoe het woud zich zo’n plek gewoon weer toe-eigent.

Lekker rondom in het groen staan we daar. Er is geen stekend ongedierte en het is bijna koel geworden. Heerlijk! We genieten, naast de pasta, van verse tomaten- en komkommersalade. Nog lang zitten we daar onder een hemel met omfloerste sterren. We slapen in op een kakafonie van oerwoudgeluiden.

 

Zaterdag, 24 juni 2006 – Dag schoenen en dag Gabon

 

We staan vroeg op. We weten hoeveel kilometers er te gaan zijn naar de grens, maar hoeveel tijd dat zal vragen, is een ander verhaal. Dat is iets wat je steeds weer moet afwachten. Het gedeelte na Sam zou nog slechter zijn dan dit spoor. En dat zegt wèl iets!

Langs het traject van gisteren en vandaag zijn in de stroompjes mensen bezig met de was. Dat is op zichzelf een vertrouwd beeld. Het bijzondere hier is echter, dat in het water een bank staat. Het schrobben van het wasgoed kan zodoende op hoogte gebeuren. De was wordt gedroogd aan waslijnen bij de huizen. Er zijn opvallend veel wapperende witte luiers. En omdat in onze wereld de pamper terrein heeft gewonnen, is dit een beeld, dat wij alleen nog kennen uit onze jeugd.  

 

 

We zijn weg van de houten huizen. Het maakt een mooie serene en schone indruk. Daar tussendoor staan met regelmaat grote betegelde praalgraven. En ook nieuw voor ons zijn de bouwsels, die we “praathuizen” zijn gaan noemen. Onder het dak en tussen gedeeltelijk open wanden staan banken, waar de dorpsbewoners elkaar treffen.

In een van die dorpen stoppen we om foto’s te maken. De chef of dorpsoudste is een man van rondom zestig. Hij vindt het prachtig, dat we zijn huis willen fotograferen en hij nodigt ons uit voor een drankje. In verband met de tijd, slaan we de uitnodiging af. Maar dit is de man is voor wie we de schoenen van Gerard bewaard hebben, besluiten we. Het wordt een bijna plechtig moment als hij ze in ontvangst neemt. Jammer, dat we niet meer tijd hebben. 

In Sam blijkt, dat de piste naar Bibas uitstekend is. We schieten lekker op en bereiken rond de middag de asfaltweg naar het noorden. In de schaduw van een grote boom lunchen we. Een vrouw en dochtertje met zwaar beladen rugmanden komt informeren of we pech hebben. Als dat niet het geval blijkt, zegt ze “dan laat ik U verder met rust”. Wauww, dit is de vrouw voor mijn teva-sandalen! Want, net als iedereen loopt ze op afgetrapte teenslippertjes. Gerard doet ze hoogstpersoonlijk aan haar voeten en legt uit, hoe ze de sandalen kan afstellen. En daar gaan ze weer langs het asfalt. Haar dochtertje zucht zelfs niet onder de erg zware mand, die ze op haar rug meesjouwt. Ze kan niet eens rechtop staan. Je wordt er stil van... 

In Bitam kunnen we vanaf drie uur terecht en we halen om te beginnen een uitreisstempel bij de politie/immigratie (alleen in Gabon vind je deze combinatie). Dan langs bij de douane voor het carnet.
De mannen zijn niet echt geïnteresseerd en knallen een stempel neer. Vervolgens moeten we nog 32 kilometer naar Eboro, waar de feitelijke grens is. We zijn er om een uur of vier na diverse stops, die gelardeerd met “voetballend Pays Bas” en een handje, vlot verlopen. Het grensgebeuren bij Eboro voert ons nogmaals langs immigratie, die de eerder gehaalde stempel in Bitam controleert. Dan is er weer douane met een boze beambte, want hij had het carnet moeten afhandelen. Gerard wijst hem, waar hij (ook nog) een stempel kan zetten en hij is weer tevreden.

En er moet betaald worden in een houten bouwsel waarop een tekst prijkt, dat het om en dienst van binnenlandse zaken gaat. Waarvoor dat geld is, wordt niet echt duidelijk. Voor “stationnement” verklaart de man uiteindelijk. De prijs zakt wel en hij beschikt over een gestempeld (ministerie van binnenlandse zaken) betaalbewijs. Dus betalen we 1000 CFA (1,5 Euro).

Na een laatste check door politie en gendarmerie wordt de plank met spijkers weggetrokken en mogen we de brug op, die ons over de rivier, de Ntem, Kameroen inbrengt.

 

Het wordt misschien eentonig, maar wat waren de mensen ook in Gabon weer vriendelijk, zachtaardig en gastvrij. Dat beeld werd in de verste verte niet verstoord door een paar stugge, onverschillige of maffe Gabonese ambtenaren. Alweer stellen we met spijt vast, dat we er te kort waren en te weinig gezien hebben.