home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
congo
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: congo :: reisverslag

Route Congo: Nzassi – Pointe Noire – Kibangou – Nyanga = 432 kms

 

 

Dinsdag, 13 juni/ donderdag, 15 juni 2006 – Pointe-Noire, koel en ontspannen  

 

In een half uur zijn we door de grensformaliteiten van Congo heen. De mensen zijn aardig en werken zowaar efficiënt. Zoals meestal moeten we ook hier bij de afwikkeling van het carnet helpen, maar dan zoeven we op goed asfalt richting Pointe-Noire.

De dorpen in dit stukje Congo maken een redelijk welvarende indruk en het land wordt vrijwel overal bewerkt. We hebben erge zin in een hotel om even pas op de plaats te maken. We rijden wat rond in Pointe-Noire als we bij de haven ineens in het Nederlands worden aangesproken: “Kan ik jullie ergens mee helpen?”. Het is de Belgische Geert, die in de haven verantwoordelijk is voor de ladingafhandeling. Hij brengt ons bij het Hotel (Palm Beach), dat ons ook door de Braziliaan in Cabinda was aanbevolen. Het is vrij prijzig, maar dat blijkt voor alles hier te gelden. Het uitzicht op de oceaan is mooi. Jammer genoeg moet Geert naar een vergadering, waardoor we niet nader kennis kunnen maken.

He, he, na alle ontberingen en wachtpartijen is het goed een paar dagen te toeven in een koele kamer met  eigen toiletvoorzieningen, een restaurant en internet binnen handbereik. We volgen de voetbal-wedstrijden, lezen, schrijven, ordenen, luieren en besteden een knappe berg vuil wasgoed uit.
Op woensdag heeft Gerard een vruchtbare dag. TOY krijgt twee nieuwe banden (Good Year mudterrain), nieuwe achterdempers (Bilstein), een gloednieuwe wielbout, nieuwe remschijven achter en de motorkapscharnier wordt gelast. Dat alles met een mooie sponsorkorting (Central Motors, CFAO-Congo). Ook een olieleverancier, toevallig aanwezig in de garage, wil zijn steentje bijdragen en voorziet ons van vele liters motorolie. Zowel Gerard als TOY komend glimmend, de een van plezier en de ander van een poetsbeurt, terug op het hotelterrein.

We betreuren het, dat de Polen op het nippertje verliezen van de Duitsers en duimen alvast voor Oranje. In de stad proberen we de snelheid van het Cybercafé uit. Dat valt tegen. Wel kunnen we bij Crédit Lyonnais weer geld uit de muur halen. De stad is overzichtelijk en er is een mooi mengsel van Westerse (vooral Franse) geneugten en Afrikaanse rommeligheid.

Marc (aftersalesmanager van CFAO-Congo) nodigt ons uit voor een afscheidsparty op vrijdagavond. Kunnen we bij hem thuis ook de wedstrijd Nederland-Ivoorkust zien en in een gewoon bed slapen, vindt hij. Doen we dus!

 

Vrijdag, 16 juni 2006 – Foute foto’s en feest voor Nederland 

 

Ontbijten, douchen, lunchen in de stad, taartje kopen voor de gastvrouw en na het uploaden van de site met Cabinda, hebben we nog wat tijd om de stad verder te verkennen.

Bij de rotonde voor het station stoppen we. Het is een mooi en opvallend gebouw. Ik stap uit om foto’s te maken. Veel fotograferen we vanuit de auto, maar deze keer vinden we het leuk om ook TOY erbij te zetten. Vanuit onze ooghoeken zien we nog net hoe een groepje politiemannen druk naar ons gebaren. Mogen we hier soms niet stoppen? Gerard rijdt dus maar snel door en ik loop wat verder voor een mooi uitzicht op de overkant en maak foto’s. Ineens zijn er een stuk of wat agenten om me heen.

Mijn verbazing verandert in boosheid als er een naar het fototoestel grijpt. Ondertussen begrijp ik, dat ze bezwaar maken tegen het fotograferen. Op zulke momenten wordt mijn Frans ont-zet-tend slecht. Ik roep terug in het Nederlands, dat ik niet film maar foto’s maak van onze auto en denk, waar blijft Gerard!

De boys hebben wel enig ontzag voor zo’n boze witte mevrouw, die hun moeder had kunnen zijn. Ze wijken. En dan is daar Gerard met TOY. Ik ga er op af, want ik wil in de auto. Gerard wil ook niets liever dan dat. Want door het open raam hangt een vuurspuwende agent, die zegt dat hij de chef is. Terwijl ik blijf herhalen, dat ik niet filmde maar foto’s maakte, stap ik in en we rijden gewoon weg.
Binnen een paar minuten hebben we een veilige vluchthaven op het terrein van onze vriend Marc gevonden.

We doen ons verhaal en hij belt met de man die alle (zogenaamde) “protocolaire” zaken voor het bedrijf regelt. Die weet dus hoe je dit soort situaties moet afhandelen. Hij zal komen en met ons naar het bureau gaan. Dan moet er wat geld geschoven worden en is alles oké. Zo gaat dat hier in Afrika.
Er is inderdaad een officieel verbod op het fotograferen van het station. Dat is een overblijfsel uit de tijd dat Congo communistisch was. En in plaats van een bord met dat verbod, zet je er een politiebureau bij met politie-agenten, die op deze manier een extraatje kunnen verdienen. Veel zin in deze afhandeling hebben we niet. Maar rond gaan rijden in onze opvallende auto is evengoed niet aantrekkelijk.

Marc stelt ons een auto met chauffeur ter beschikking, zodat we ongestoord boodschappen kunnen doen. Het voelt goed om dat “foto-protocol” op ónze manier af te handelen en dus lekker niets doen.

Daarna rijden we, wel via omwegen, naar het huis van Marc. Anne ontvangt ons hartelijk. Terwijl zij verder gaat met de voorbereidingen voor de party, zitten wij samen met dochter Margot op de bank voor de wedstrijd. Margot is fan van Ivoorkust (de familie heeft ook daar jaren gewoond) en wij voor Oranje. Het gaat er heet aan toe.

De party is heerlijk Frans. Vanaf een uur of acht druppelen de gasten binnen en begint het aperitief. Dat is: champagne met hapjes. Veel later wordt het buffet opgediend. Om een uur of twee tollen we het bed in. Zo, dit zijn we al niet meer gewend!

 

Zaterdag, 17 juni 2006 – Van Frans ontbijt naar junglenacht

 

Na een Frans ontbijtje en met volle jerrycans aan boord worden we laat in de morgen uitgezwaaid door Anne en Marc. Bij een vriend van Marc downloaden we een track en in de stad vinden we eindelijk redelijke zandschoenen. Ook Pointe-Noire heeft langs de uitvalswegen een soort marktwijk met heel veel kleine winkeltjes en bedrijfjes.
De N1 is in het begin nog een aardige asfaltweg tot de potholes verschijnen. Daarna duurt het niet lang meer of we rijden op een gatige piste van sterk wisselende kwaliteit. De rotsige, stenige of zanderige weg zit het ene moment vol met kuilen en bobbels en dan weer is het redelijk glad. De weg slingert en kronkelt. Wat zijn we blij, dat we die nieuwe dempers toch maar hebben aangeschaft.
Met grote regelmaat zijn er politiecontroleposten. Meestal worden we doorgewuifd. Een keer moeten we het paspoort laten zien en TOY is ook een keer onderwerp van aandacht. Alles bij elkaar loopt het lekker en vlot.

Dit is een weg, die is aangelegd voor houttransport. En dat zullen we weten. Tijdens de halve dag, dat we hier rijden, zien we wel 15 vrachtwagens ieder met een zo’n tien bomen tropisch hardhout. Je kunt je dan wel voorstellen, hoe snel het oerwoud hier aan het verdwijnen is. Een belangrijke bron van zuurstof-voorziening voor de wereld wordt aangetast, er verdwijnt bijzondere natuur en omdat er minder water verdampt wordt de aarde ook meer opgewarmd.

We dringen dieper de jungle in en zijn weer erg onder de indruk van het woud. Groen in allerlei tinten en zoveel verschillende vormen en dat samen met de vochtig warme atmosfeer. We genieten. Om haf zes vinden we een plek voor de nacht, want veel keus heb je niet op een oerwoudroute. Langs de weg zien we een inham, die ontstaan is nadat men er materiaal voor de weg heeft weggegraven. We staan ook ver genoeg van de weg af zodat we niet bij iedere auto stof zitten te happen. Voor Ine scheppen we een bakje vol met Congo-aarde. 
We zijn nog niet helemaal bijgekomen van de party-avond en na de tomatensoep met extra vermicelli, koud vlees (van Anne meegekregen) en komkommersalade duurt het niet al te lang voor we in bed liggen.
Het is ondertussen ook lekker afgekoeld door een briesje en een milde en heel fijne motregen. Vanaf een uur of acht zijn ook de houttransporten gestopt en is het hele oerwoud even helemaal van ons alleen.

 

Zondag, 18 juni 2006 – De lange weg Congo uit

 

Vanaf half zes is het hout alweer op weg naar de bewoonde wereld. Wij zijn er ook vroeg bij en genieten van het dampige woud. De zon zal hier voorlopig nog niet doorheen breken. Om acht uur rijden we en om negen uur zijn we 20 kilometer verder. Snel gaat het dus niet. Niet dat we dat erg vinden, want de oerwoudroute blijft prachtig. Verderop zien we hoe het woud verdwenen is. Tja, en dat moet toch wel in hoog tempo doorgaan, als je de doorgaande stroom van houttransporten ziet.

 


 

De weg moet nu en dan riviertjes, dieptes en grote geulen overbruggen. Hier doet men dat met boomstammen. Het is indrukwekkend om te zien hoe men een bouwsel maakt, dat een stevige brug wordt. Tenminste, voorlopig. Want soms is te zien, dat de natuur graag terugneemt wat haar door mensenhanden is ontfutselt.
Zo nu en dan is er weer puf. Zo noemen we het poederachtige stof, dat zich bijna als water gedraagt.

Bij een houtoverslagbedrijf stoppen we. Het meeste hout blijkt uit het grensgebied met Gabon, een heel eind n.o. hier vandaan, te komen. Het gaat naar Pointe-Noire, waar vandaan het vooral naar China en Europa wordt verscheept.
Iets verderop ligt het MilaMila-“carrefour”, het kruispunt waar we gaan afslaan voor het laatste stuk van onze route in Congo. Maar niet meteen. Er is politie, die de paspoortgegevens in het boek overneemt, dat doet ook de immigratiedienst, terwijl de douane zich met het carnet bezighoudt. Ondertussen ben ik in gesprek geraakt met Patricia (douanier). Ik beloof haar de groeten te doen aan Chimène en Eveline, collega’s bij de Nyanga-grenspost.

Ineens is er een man (van de politie blijkt later), die met een arrogant (Afikaans chef-) gebaar mij beveelt TOY te laten zien. Dat irriteert me behoorlijk en het wordt er niet beter op als hij zomaar aan de zitkussens begint te sjorren. Ik maak hem ongezouten duidelijk, dat “hij vraagt en ik draai” om het maar zo te zeggen. Het werkt, hij doet netjes een stapje achteruit en ik open rustig elke klep die hij aanwijst. Bij het keukenkastje aangekomen, gebaart hij Patricia dat zij dichterbij moet gaan kijken. Ik gniffel van binnen.

Het touw gaat omlaag en we mogen verder. De weg is vanaf hier smaller, beter en saaier. Na de merkwaardige kegelbergjes wordt het landschap vlakker. Het bos is hier helemaal verdwenen. We zien ook niet zoveel door het manshoge gras langs de weg. Afijn, we kunnen in ieder geval een poosje opschieten en de cd-speler kan weer eens draaien. Bij de koffiepauze pompen we de banden op van off-road naar gravel spanning.
Noordelijker slaan we af op een weggetje, dat niet veel meer is dan een bandenspoor. De begroeiing neemt toe en we passeren veel kleine dorpjes, waar we worden nagestaard of nagezwaaid.

Tegen vieren zijn we bij de Nyanga grenspost. Eerst moeten we bij de Nationale Politie zijn.

De dienstdoende commandant, of wat zijn funktie dan ook mag zijn, is aangeschoten. Dat dat meer tijd kost, is tot daar aan toe, maar deze man is ook nog eens vervelend. Hij wil geld, of Gerard zijn overhemd of ... en hij zanikt maar door. Ondertussen probeert hij ook nog een en ander overgeschreven te krijgen. Een collega van de grenspolitie komt gelukkig en grijpt in. Dat helpt.
De immigratiebeambte werkt correct en vlot en zet de eerste van (wat later zal blijken) een lange serie uitreisstempels. Bij de grenspolitie wordt alles geregistreerd. Hier laten we “koffiegeld” achter, omdat zij nergens om vragen en omdat de ene man ingreep bij zijn dronken nationale collega. Buiten wacht die nationale collega ons op en begint weer te zeuren. We negeren hem gewoon.
Bij de douane staan Chimène en Eveline ons op te wachten. Ze stralen als ik de groeten van Patrica overbreng. Een foto is geen bezwaar en we zijn door die groeten al zo intiem, dat de dames ons bij het afscheid omhelzen.

De douanier zegt ons, dat we vannacht nog wel in Congo zullen door brengen, want de grens, die om vijf uur sluit, komt pas over 48 kilometer.  Maakt ons niet uit, we zien wel.

De route gaat verder langs talloze dorpjes, waar opvallend vaak een waterpomp contraal staat. Dat scheelt een hoop voor de mensen. Goed water binnen handbereik is goud waard. En ook hier zijn de mensen erg aardig. Als we stilstaan (voor pauze, foto’s, enz.) is driect iemand, die wil weten of we pech hebben en hulp nodig hebben. De weg wordt altijd gewezen en men is zeer geïnteresseerd in ons en onze onderneming.

 

 

In een klein dorpje (200 mensen) zit het hele dorp, onder de boom en kijkt televisie. Nou ja, het hálve dorp, want er is geen vrouw te bekennen onder de toeschouwers. Het wereldkampioenschap! Natuurlijk! Want als er hier iets gemeenschappelijks leeft, is het dát wel. We stoppen en voor we het weten, kijken we mee. Brazilië tegen Australië. Men is hartstochtelijk op de hand van Brazilië en vooral Ronaldinho (liefkopzend "Dinho" Genoemd) is de held. En daar kunnen wij het dik mee eens zijn. Fatman Ronaldo had wat betreft mijn buurman, een enthousiaste jongeman, beter weg kunnen blijven.
Het televisietoestel, de schotelontvanger en het aggregaat zijn van de dorpsgemeenschap. De assistent-dorpschef laat het trots aan Gerard zien. En zeker, wij mogen ook een bijdrage leveren. In een speciaal schrift wordt dat, net als voor iedereen, op naam van Monsieur Gérard zorgvuldig bijgeschreven. 

Tegen het eind van de eerste helft komt er een heftig en plots einde aan ons verblijf. Een duidelijk aangeschoten jongeman rukt de stekkers eruit. Een paar mannen schieten op hem af en het is wonderlijk, hoe in een flits alle kinderen verdwenen zijn. De dorpschef maakt ons duidelijk, dat er niets aan de hand is, maar dat we nu wel weg moeten. Hij lijkt gegeneerd door het incident.
Snel geven we de beloofde oranje-vlaggetjes en ballonnen, want het dorp gaat achter Nederland staan en na een haastig afscheid, zijn we weg. Een beetje verbouwereerd. Het kwam overigens wel goed uit, want we beginnen trek te krijgen en het schemert al.

Een paar kilometer verder vinden we een plekje bij een piepkleine steengroeve. Het is niet meer dan een inham in het hoge gras, maar we staan er prima. De aardappelpuree, bonen (uit blik) en restant rosbief van Anne smaken geweldig. Jammer alleen, dat we worden belaagd door bijtende muggen op deze erg donkere avond. De sterren gaan achter wolken schuil en ook de maan laat zich niet zien. Opgefrist slapen we lekker in de toch nog afkoelende nacht.

 

Maandag, 19 juni 2006 – De laatste en echt allerbelangrijkste congolees

 

Om zeven uur staan we op. De eerste voorbijgangers hebben we dan al gehoord. Niemand stoort ons. Men groet en dat is het. Gerard heeft last van zijn ingewanden en houdt het bij thee.

 

 

Om half negen zijn we op weg voor het laatste stuk naar de grens. Het is grappig om te bedenken, dat dit karrespoor van zo’n 120 kilometer lang op de Michelinkaart te vinden is. Nog steeds rijden we door het hoge gras. Erachter zien we regelmatig cassaveveldjes.  
Ook dit laatste deel van de weg naar de grens is rijkelijk voorzien van controleposten. Nationale politie, grenspolitie, gendarmerie, immigratie en militaire diensten, allemaal willen ze de persoonsgegevens ingevuld zien in hun grote boek. Ook belangrijk is ons beroep en de namen van onze ouders. Het kost tijd, niet alleen omdat alles moet worden opgeschreven, maar ook omdat de mannen op deze afgelegen plekken om een praatje verlegen zitten. Vandaag is iedereen nuchter. Misschien is dat wel een mooi voordeel van de maandag.

Op een van die posten heb ik een interessant gesprekje met een jongen. Een slimmerik. Nadat ik zijn verzoek om hem onze TOY cadeau te doen gepareerd heb, wil hij meer weten over TOY. Of wij er ook een douche in hebben. Nee, hij is het met me eens, dat onze “camion” daar te klein voor is. Maar soms zijn ze er wel die hele grote wagens, die hebben dat wel. En of wij, Nederlanders, ook gekoloniseerd zijn door Frankrijk. Nee, leg ik hem uit, integendeel, wij waren zelf kolonisator. Het wil er niet echt in bij hem. Wij zijn immers Nederlanders, die Frans spreken! In Afrika spreekt men toch ook de taal van het koloniserende land. Dat heeft hij op school geleerd en zo is het ook! 

Om half elf staan we voor de laatste barrière. Het is een serieuze slagboom met slot en grendel afgesloten. Gerard zit bij de laatste (militaire) post, een eenzame geüniformeerde in een klein huisje. Argeloos vraagt Gerard, hoe dat nou zit. We zijn inmiddels al voorzien van drie uit-stempels van allerlei diensten. Dat komt hem te staan op een uitvoerige verhandeling over belangrijkheid. Want wie zit hier bij de grensslagboom? Hoezo al die anderen? Die kunnen wel van alles zeggen en maar raak stempelen. Nee, de enige echte belangrijke man is hij: de “garde frontière” (grenswacht). Toch? Vinden wij ook, als hij dat laatste stempel maar eindelijk eens zet. He, he, het is gebeurd.
Onze “enige echt belangrijke man” stuurt iemand naar de naastgelegen nederzetting. De sleutel moet worden gehaald, het slot gaat eraf en een jongen hangt op het contragewicht zodat de “enige echte grensboom” omhoog gaat.

We zijn Congo uit zonder cadeaus of omkoopgelden. Vijftig meter verderop is de brug over de rivier, die de grens vormt tussen Congo en Gabon. Midden op de brug maken we het GPS-grenspunt en schakelen over naar Gabon.

 

Ook in Congo waren we te kort, maar de hartelijkheid van de mensen zullen we niet gauw vergeten. Ook hier konden we ons off-road-hart ophalen en hebben we genoten van het regenwoud. Daar ging het tijdens onze rit door dit land vooral over: hout! Gelukkig is in Europa het bewustzijn over het gebruik van tropisch (hard-)hout groeiende en koopt men meer en meer hout met het keurmerk. Alle kleine beetjes helpen. Misschien blijft er dan nog iets over van de “longen van de wereld”, de leefomgeving van dieren en het natuurschoon.
De bodem van Congo schijnt overigens genoeg rijkdommen te herbergen voor ’s lands inkomen. De exploitatie daarvan is echter nog onvoldoende op gang gekomen. En vervolgens moet het ook nog de bevolking ten goede komen. We zijn bang, dat het nog wel even duurt, eer het zover is.