home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
namibia
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: namibia :: reisverslag

 

Zaterdag, 20 mei 2006 – Namibië, terug van weggeweest

 

Deze keer komen we Namibië binnen bij Noordoewer. En het gaat snel. De beambte wijst ons erop, dat de klok een uur terug moet en dan is het voor de tweede keer vandaag half vier. Dat maakt onze reisberekening toch wel wat anders. Naar Keetmanshoop is het nog driehonderd kilometer. Dus wie weet.

Na de grensoversteek hebben de groene graspollen plotsklaps plaats gemaakt voor het gele olifanten-gras. Deze gele vloerbedekking maakt het savannelandschap helemaal perfect. We kunnen lekker opschieten op de stille asfaltweg. Net als de afgelopen dagen, zijn er de eindeloos doorlopende hekken. Dat blijft een doorn in ons oog. Het snijdt ons immers af van de ruimte daarachter. Door de laagstaande zon licht het gras goudgeel op en de wolkenluchten kleuren van lila naar oranje. De dag begint te tanen. 

Als duidelijk wordt, dat Keetmanshoop op een redelijke tijd te halen is, wordt de cruise-control opgedraaid naar de 130. Hoeven we niet (te lang) in het donker te rijden. Om precies zes uur komen we aan bij de Central Lodge. We kunnen met TOY bivak maken op de binnenplaats.

 

 

Voldaan genieten we van het diner en de wijn. De bedgang weten we met lezen en computer nog net uit te stellen tot half tien. Maar dan slapen we als rozen.

 

Zondag, 21 mei 2006 – Als de wind naar Windhoek

 

Na het ontbijt en een praatje met lodge-eigenaar, zijn we om kwart voor negen op weg. Vijfhonderd kilometers scheiden ons van Windhoek, waar ons voorlopig visumjachtterrein ligt. Ondertussen weten we, dat er is nóg een probleem moet worden opgelost. In een eerdere poging om het visum te krijgen, hadden we ons paspoort naar Windhoek gestuurd. Het is het gewone paspoort, dat we het afgelopen jaar niet gebruikt hebben. We hebben ook een zogenaamd zakenpaspoort. Omdat dat veel meer pagina’s heeft, is dat handiger op een reis met veel grensovergangen. Het heeft echter maar ‘n geldigheidsduur van twee jaar. Voor de aanvraag van het Angolavisum moeten we het naar Windhoek opgestuurde paspoort hebben vanwege de langere geldigheidsduur. Helaas staat daarin, logischerwijs, niet het entrystempel (stempel bij binnenkomst in een land). En dat stempel willen de Angolese autoriteiten absoluut in het paspoort zien, waarin zij hun visum gaan geven.

Vanuit Windhoek zouden we naar de dichtstbijzijnde grensplaats (d.i. met Botswana) kunnen rijden (300  kilometer heen en ook weer terug) om er, voor even, het land uit en in te gaan. Kost een driekwartdag en is dus te doen. Maar we gokken voorlopig nog even op een immigratiedienst in Windhoek of op mogelijkheden op het (internationale) vliegveld. We zien wel. 

TOY doet het voortreffelijk en comfortabel naderen we Windhoek. De B1, de noord-zuid verbinding, is een goeie asfaltweg en verkeer is er nauwelijks. We vermaken ons met heel veel van hetzelfde moois: een rechte asfaltstreep voor ons, aan weerszijden de goudgele savannen, erboven een blauwe koepel mooi gestoffeerd met witte wolkjes.

Om 12.45 uur passeren we de Tropic of Capricorn. Het is niet echt te merken, dat we nu in de tropen zijn. De temperatuur schommelt ergens tussen de tien en vijftien graden afhankelijk van de hoogte, die varieert van 1100 tot 1400 meter. Het tempo blijft hoog en we ruiken de lunch bij Luigi’s Fish in Windhoek bij wijze van spreken al. En jawel, om 14.30 uur zitten we aan een voortreffelijke tong. Nee, zo erg is een Afrikaanse expeditie nou ook weer niet…!

We zoeken de Angolese en Nederlandse Ambassade vast op en leggen de waypoints vast. Het is stil en rustig in de stad, dus dat is zo gepiept. Om 15.45 uur staan we op de binnenplaats van de Roof of Africa (Backpackers Lodge).

Er missen dingen. Na een grondige speurtocht door alle bergruimtes hebben we niet het gezochte gevonden. Integendeel, het lijstje van verdwenen zaken is alleen maar langer geworden: Gerard zijn zandschoenen, een dunne fleecetrui, een pakket weggeefdingen naast de al eerder gemiste gsm-lader en Himba-relieken.

We internetten en zijn blij met het mailtje van onze Schotse vriend Ian. Hij stuurt een bericht mee van een Brit, die laat weten, dat hij snel en makkelijk zijn Angola-visum in Rundu heeft gekregen in februari j.l.  Wauwww, eindelijk hebben we de lang gezochte bevestiging! Met dit goede nieuws in gedachte, lekkernijen van een dinerbuffet in de maag en zes magere graden buiten, is het goed inslapen op de binnenplaats van “the Roof of Africa”.

 

Maandag, 21 mei 2006 – Wachten.…

 

Stipt om negen uur melden we ons bij de Nederlandse Ambassade. Het is dichtbij, zoals eigenlijk alles hier in Windhoek. We moeten een poosje wachten, maar dan maken we eindelijk persoonlijk kennis met Anne-Eva. De aanbevelingsbrief wordt gestempeld en we krijgen alle paperassen, die we (tevergeefs) hadden opgestuurd, weer terug.

De ambassade gaat sluiten eind juni (zo heeft de 2e kamer besloten) en dat is te merken. Er wordt gepakt, gestapeld en gesorteerd. Misschien zien we Anne-Eva nog wel terug op haar volgende standplaats in Kazakstan, als we volgend jaar Centraal Azië gaan exploreren. 

Vervolgens gaan we naar de Namibische Home Affairs. We voegen ons achteraan een lange rij. Een half uur verder blijkt, dat we niet hier moeten zijn. De dame achter het loket, schudt het hoofd. Twee pas-poorten van één persoon? Daar heeft ze nog nooit van gehoord!. De dame is kordaat en efficiënt en bedenkt Mijnheer Ernest als oplossing voor ons probleem. Ze wijst hoe we buitenom lopend bij de juiste dienst kunnen komen. Zij gaat ondertussen binnendoor onze komst aankondigen. Even later zitten we op de eerste verdieping te wachten. Mijnheer Ernest is er ff niet.Twintig minuten later leggen we hem ons geval voor. Tja …. lastig en hoezo twee paspoorten? Omdat de waarheid lastig uitlegbaar is, jokken we hem voor, dat we al vanaf 2004 aan het reizen zijn en dat je er dan echt twee nodig hebt. En dat we nu zo stom waren om aan de grens het verkeerde paspoort te gebruiken. We blijven zo toch ook aardig in de buurt van de werkelijkheid.

Logisch genoeg voor Mijnheer Ernest en in een mum van tijd heeft hij een oplossing in gedachten en gaat aan de slag. Hij belt met Noordoewer (de Namibische grensplaats, waar we binnenkwamen). De formu-lieren van onze binnenkomst zullen worden gefaxt. Mijnheer Ernest wil ons ergens in de middag terug laten komen. We kreunen net voldoende, zodat hij er maar meteen werk van maakt. Hij verdwijnt naar zijn superieuren op een verdieping hoger. Wij wachten en wachten. Zelfs zo lang, dat Gerard in slaap sukkelt.

Een collega van Mijnheer Ernest zit aan een bureau en leest een boek. Kleumend zit hij daar met dikke jas en handschoenen aan. Een andere ambtenaar loopt nu en dan binnen en leest een krantje. Hij is net in de buurt als de telefoon van Mijnheer Ernest rinkelt. Hij neemt op en we begrijpen, dat het over de fax vanuit Noordoewer gaat. Hij weet van niets en wil afwimpelen. We grijpen in en de lezende collega neemt het over. Hij geeft het juiste faxnummer en de fax komt er aan. Pffff… zo makkelijk zouden dingen mis kunnen gaan.

We zetten onze wachtsessie voort. Hoe meer de tijd doortikt, hoe hoopvoller we worden dat ons een grensrit bespaard zal blijven. Heel, heel veel later komt de vriendelijke en slimme Mijnheer Ernest terug. Triomfantelijk bijna. De autoriteiten hebben het opgelost. In het gewone paspoort staat een tekst die verwijst naar entry-datum en –info van het zakenpaspoort. Het geheel is officieel gemaakt met een stempel en handtekening van de immigratiedienst. We zijn zeer tevreden en Mijnheer Ernest ook. Hartelijk nemen we afscheid.

Zo, op naar de Angolese Ambassade. We weten, dat visumaanvragen op dinsdag en donderdag gedaan moeten worden. Maar het kan o.i. geen kwaad om even wat meer info te halen. Tuurlijk moeten we ook hier wachten. Maar dan wordt duidelijk, dat hier een visum krijgen simpelweg onmogelijk is. Maar, men denkt wel, dat we in Rundu of Oshikata moeten zijn. Een keiharde bevestiging is het niet, maar het tegendeel is ook niet gegeven... 

We gaan meteen maar door naar de Ambassade van de DRC. Zeker … ook hier is het wachten geblazen. Maar uiteindelijk zijn we in de weer met formulieren en pasfoto’s. De visa zijn knap prijzig, we hebben niet genoeg geld bij ons. Gerard gaat er op uit om Namibische dollars te pinnen. Ik blijf met de vriendelijke, maar ietwat lethargische dame in de glazen receptie achter. Het voltallige ambassade-personeel blijft in en uit wandelen. Er worden vooral veel en hartelijke begroetingen en beleefdheden uitgewisseld. Ik vermaak me, maar bedenk ineens, dat we niet gevraagd hebben, hoelang het duurt voor we het visum hebben. Over twee dagen dus! Oeps! Ook hier doet een juist gedoseerd kreuntje wonderen. Ze zal vragen of het morgen klaar kan zijn. Ik voel, dat hier sprake is van ruimte, die kan worden opgerekt ... kan het misschien vandaag nog, waag ik. Ze peinst wat voor zich uit... en beslist dan, dat we vanmiddag om vier uur terug kunnen komen. Afrikaanse logica?

Na de betaling (90 Euro per visum!!) steggelen we nog even over het betaalbewijs. Uiteindelijk stappen we met een gestempeld vodje de deur uit. Ach, we zijn perslot in Afrika...

De late lunch is ondertussen wel verdiend. We shoppen, internetten en kuieren een beetje. Bij André van Super Tyres is het weerzien hartelijk. Als hij hoort van het visumverhaal belt hij onmiddellijk een zakenvriend in Rundu. Die blijkt buurman van het consulaat te zijn en hij gaat er persoonlijk op toe zien, dat wij dat visum binnen de kortste keren krijgen. Mooi, het begint ergens op te lijken.

 

 

Bij “the Roof” klussen we nog een beetje (bed opmaken, was opruimen, laptoppen) voor we tevreden en wel tussen de schone lakens glijden. Nadromend over de dag en het beeld van dik ingepakte mensen en de blote Himba-dame zomaar ineens in het stadsbeeld…

 

Dinsdag, 23 mei 2006 – Huiselijke Congolezen en klaar in Windhoek

 

Na de spiegeleitjes gaan we naar de Ambassade van Congo. We worden vriendelijk ontvangen en in een huiskamer met versleten bankstel, vloerbedekking en wandmeubel in de wacht gezet. De huiselijkheid van het geheel wordt nog eens versterkt doordat alle passerende ambassademedewerkers ons vriendelijk de hand komen schudden.

Een visum aanvagen is hier helemaal een fluitje van een cent. Formulier invullen, pasfoto’s erbij, betalen (à 35 Euro) en vanmiddag om drie uur klaar.

Een rondje  “Spare Parts” (Gerard, zomaar voor de lol) en de Angolese Ambassade (of ze een goeie kaart van Angola hebben), brengt ons in contact met een Namibiër, die goed bekend is in Angola. We moeten vooral niet de grensovergang bij Rundu nemen. Na de zware regens is deze route voorlopig onbegaanbaar. Goed om te weten, we plannen vooralsnog bij Oshikango de oversteek te maken. Dat ligt wel weer honderden kilometers westelijk van Rundu. Maar alla, het gaat om mooie ritten, aan welke kant van welke grens dan ook.

Bij André Super Tyres hebben we een veilige en goedkope parkeerplaats van waaruit we makkelijk het centrum in kunnen. Beetje shoppen, internetten, lunchen ... en ondertussen kunnen de boys van André zo’n vuilbespatte auto niet aanzien en poetsen dat het een lieve lust is. We nemen afscheid van André en gaan met een brandschone TOY het visum ophalen. Dan nog inkopen bij de Shop’rite en we zijn helemaal klaar voor de tocht naar het noorden.

Die avond werken we aan de laptops binnen, bij de “Roof” in het licht van twee kaarsen. Door de brandende kachel en een welverdiend afzakkertje kunnen we de alweer een frisse nacht meer dan goed aan.

 

Woensdag, 24 mei 2006 – Op weg naar Rundu

 

Om negen uur gaan we naar het sympathieke en snelle internetcafé (World Connect) voor nog wat laatste internetactiviteiten. Helaas, ze zitten zonder stroom. The “Biggest Internet” in town voldoet niet (geen usb, geen kleurafdrukken). Om half elf beginnen we, na een laatste tankstop, aan de (hopelijk) laatste visum-etappe van 700 kilometers over de B1 naar het noord-oosten van Namibië.

We spoeden ons, muziekje op, door het typische savannenlandschap. In Otjiwarango, 250 kilometer verder, houden we een stop. Er is een snel en goed geoutilleerd internetcafé, een goede Superspar voor nog wat boodschappen en een belegd broodje. En hup verder maar weer. Bij Otavi verlaten we de B1 voor de oostelijk afbuigende B8. Hier is dat een zwarte asfaltweg zonder strepen. Maakt niet uit, verkeer is er nauwelijks.

De temperatuur is ondertussen opgelopen tot 25 graden en in het landschap zijn wat meer struiken en bomen verschenen. We passeren Grootfontein en zien de piste, waar we vorig jaar vanaf kwamen na ons bezoek aan de Bushmen.

Bij de vetfence (hek om wild en vee gescheiden te houden) stuiten we sinds lange tijd weer eens op een roadblock. Het heet een veterinaire controle. Maar er is niet veel veterinairs te controleren aan het gevraagde rijbewijs. Merkwaardig zoals ineens van alles verandert na deze stop. In plaats van de behekte grote bedrijven zijn hier kleine veldjes en hutten. Er is weer het bekend beeld van met water of hout sjouwende mensen. Langs de weg wordt van alles te koop aangeboden. Stapeltjes tomaten, uien, hout, zelfgemaakt speelgoed, kalebassen... Hier en daar scharrelt een herder met zijn koeien of geiten. Dit is Afrikaans Namibië!

De begroeiing met struiken neemt toe naarmate we Rundu naderen. Om precies kwart voor vijf schudden we Gerhard Goossen, de zakenvriend van de Windhoekse André, de hand. Net op tijd, want hij gaan bijna sluiten. We moeten even slikken. Morgen is het Hemelvaart en dat is ook hier een vrije dag. Na een telefoontje met Mister Jimmy, spreken we af dat we ons vrijdagmiddag om acht uur zullen melden op het consulaat. Normaal gesproken duurt het 24 uur, maar Gerhard vermoedt, dat wij het visum vrijdag al wel zullen krijgen. Dat is goed nieuws en morgen wordt dus zomaar een rustige niets-moet-dag. 

Gerhard  is goed bekend in Angola. Hij adviseert ons bij Ruancana Angola binnen te gaan en een mooie en ruige route te rijden door het Iona NP. Het is al donker als we de elf kilometer rijden, die ons naar de camping van de Hakusembe River Lodge aan de Kavango (rivier) brengen. We zien niet veel van de omgeving, maar wel dat we op het laatst over smalle lemen dijkjes door moerassig gebied gaan. Bij de lodge moeten we even zoeken voor we iemand vinden. Speciaal voor ons maakt men straks een mooie kudu-steak op de grill klaar. Dat zijn nog eens goede vooruitzichten, toch?

 

 

Op de campsite blijkt een Zuid-Afrikaans echtpaar te staan met tent. Jannes en Stientjie willen alles weten over onze reis en de auto en voor we het weten is het tijd voor de kudu-steak. We genieten van het eten en de wijn. Helemaal in ons eentje bezetten we restaurant en bar. Gelukkig is er Edison (inderdaad, genoemd naar de gloeilamp), die bar en restaurant beheert. Hij is een Herrero en nog niet heel lang in dit gebied is. Nog steeds is hij niet gewend aan de tradities van de Kavango-mensen van hier. Bijvoorbeeld, dat de mannen hier “zeven en meer vrouwen” hebben! En die vrouwen, zegt hij, die werken keihard, terwijl de mannen als kinderen spelletjes zitten te doen. Bij de Herrero’s is dat wel anders, legt hij uit. Als je eenmaal een vrouw zwanger hebt gemaakt, ben je als man voor haar en de kinderen verantwoordelijk voor de rest van je leven.

Het was een snel-bewogen dag die resulteerde in hele goeie visumvooruitzichten. In de stilte genieten we nog even van de heldere sterrenhemel voor we tevreden in bed klimmen.

 

Donderdag, 25 mei 2006 – Hemelvaarts-camping-klusjesdag

 

Zoals dat voor zovele Nederlanders het geval is, doen wij ook een daggie camping. Niet gepland, maar toch erg welkom. Het weer is goed (veel beter dan in Nederland) en de plek ook. We hebben gras onder de voeten en bomen voor de schaduw. We “rommelen” lekker de dag door: accu’s beter vastgezet, onderkant TOY geïnspecteerd, wasje, lezen, koffie, soep/broodlunch, scheren, douchen, bedplanken van nieuw tape voorzien, laptoppen …

Om zeven uur melden we ons, tevreden over de niets-moet en toch werkzame dag, in het restaurant waar we vanavond zowaar lodgegasten treffen (een Duits stel en twee Zuid-Afrikaanse). De echte gezelligheid komt ook vanavond van Eddy. Hij blijkt voetbalfan en meer nog: oranjefan. Natuurlijk kent hij van Nistelrooij en de anderen. Maar zoals we overal in Afrika merkten, spreekt vooral Edgar Davids zeer tot de verbeelding. Steevast wordt zijn haar en de zonnebril onder de aandacht gebracht. Okee, voor zoveel oranjeliefde doen we iets terug. Eddy is heel blij met het oranje vlaggetje en leeuwtje. Hij belooft plechtig tijdens de w.k. met de oranjefranje ons team te steunen.

 

 

En wij slapen weer een frisse nacht onder de eindeloze sterrenhemel.

 

Vrijdag, 26 mei 2006 – D-visum-day

 

Om half zeven zijn we op en om stipt acht uur melden we ons bij het consulaat. Het consulaat is onder gebracht in een redelijk nieuw en modern ogend gebouw. We krijgen formulieren om in te vullen en er moeten kopieën meegeleverd worden van de andere visumpagina’s in ons paspoort en van de twee-paspoorten-entry-constructie van Namibië. We regelen het allemaal, maar vragen ons naarstig af, hoe dat nu verder moet met “Mister Jimmy”. Waar is die man? We laten subtiel zijn naam vallen als we proberen duidelijk te krijgen, wanneer het visum wordt afgegeven. Achter het glas zijn de dames druk met elkaar in gesprek. Dan worden we gewenkt. Mister Jimmy is (nog) niet op kantoor of we hem zelf even willen bellen. Tuurlijk dames en we haasten ons naar Gerhard. Hij belt. “Good morning Mister Jimmy” (...) “How are you this morning Mister Jimmy?” (...) “And how are you feeling Mister Jimmy” (...) “Tell me Mister Jimmy, are you in the office today?“ (...) We gniffelen bij deze plichtplegingen, die Mister Jimmy in een coöperatieve stemming moeten brengen. Bovendien, telefoongesprekken met zoveel rust en geduld maak je per slot niet iedere dag mee. En het werkt! Vanmiddag om één uur kunnen we het paspoort mét visum ophalen!

Zo wordt dan bijna het eind van een lange geschiedenis bereikt. Bijna, want we bedenken, dat we niet specifiek naar een double-entry-visum hebben gevraagd. Terug naar het consulaat. De dames houden het af. Maar we zetten door en leggen uit op de kaart hoe dat zit. Je gaat immers Angola uit en de DRC in om vervolgens de enclave Cabinda, dat is ook Angola, weer in te gaan. Eén dame begint het te snappen. haar cheffin echter laat zich niet overtuigen. En middenin deze discussie komt “the one and only Mister Jimmy” binnen. Hij is een vrij jonge en behoorlijk mooie zwarte man. Hij sluit alle discussie kort en zegt dat we geen double-entry nodig hebben. We moeten aan de grens op ons transitvisum van de DRC wijzen. Ook zouden we bij Immigatie in Luanda langs kunnen gaan. Waar of niet waar, we doen er het zwijgen toe en leggen ons neer bij de stelligheid van Mister Jimmy. Want die is hier de baas!

Tot één uur is er genoeg te doen in Rundu. Bij de Shell workshop verversen we TOY’s olie, we laten de gasflessen vullen, brengen nog een poosje door in het internetcafé en doen een TOY-lunch ergens aan de rivier.

En dan is het eindelijk zover. Om een uur staan we aan het loket bij de dames. We moeten nog een kwartiertje wachten en dan is het er: het visum voor Angola prijkt in ons paspoort. 

We kijken elkaar aan en denken aan alle moeite, die we ons vooral in Nederland getroost hebben. Is het dan toch zo simpel? Is dit het Afrikaanse lesje, dat we moesten leren: maak je vooral niet te druk, het komt allemaal best in orde.

De Angolezen zijn blijkbaar dol op kopietjes. Ook van het zojuist overhandigde visum willen ze er nog een. Een kopieerapparaat behoort niet tot de inboedel, dus gaan we nogmaals naar de copyshop. Met veel plezier brengen we de gevraagd afdrukken en met de nodige “obrigado’s” (bedankt), sluiten we de geschiedenis van “de verkrijging van het Angola-visum” definitief af. 

Yes!!! We gaan bij Gerhard langs. Na zijn “Mister Jimmy”-bemoeienissen mag hij als eerste weten, dat het geregeld is. Vanavond komt hij in de lodge een borrel drinken. Hij wilde toch al gaan vissen, want hij moet iets recht gaan zetten. De tijgervis, die gisteren door de lodgemedewerker, J.C., werd gevangen was een half pond zwaarder dan zijn record. En dat kan hij echt niet op zich laten zitten. 

 

 

Voor we naar de logde gaan, tanken we alles vol. De laatste klusjes worden gedaan (wasje, nieuwe bouten in de voordempers, laptops) en we genieten van een lekkere stoofkip. De avond vliegt voorbij met (sterke) verhalen van Gerhard en J.C.

Morgen vertrekken we dan echt richting grensovergang Angola. Toch?

 

Zaterdag, 27 mei 2006 – Zonder Juliana en dus vele snelle pistekilometers

 

Na ontbijt, koffie, TOY-ramen poetsen, watertanks vullen, stempelen van allerlei kopieën, afscheid Edison en Gerhard, internet, Sparboodschappen rijden we om 12 uur Rundu uit in westelijke richting. 700 kilometer scheiden ons van de grensovergang naar Angola.

We zijn net lekker op gang als we langs de weg een een overlandauto zien staan. De oude Isuzu pickup met Italiaans nummerbord en camper unit blijkt van de Italiaanse Juliana te zijn. Ze is van mijn leeftijd en al ‘n jaar onderweg in Afrika via grofweg dezelfde route als wij reden. In haar eentje! Tien minuten later beginnen we een goed beeld te krijgen, waarom ze het zonder gezelschap moet stellen. Vanaf de eerste seconde begint ze tegen ons aan te praten, te kakelen eigenlijk. Over dat het beter is met meer auto’s, dat ze nog het visum moet hebben, maar dat ze i.v.m. met de andere visa zo lang mogelijk wil wachten, en dat je ab-so-luut nooit van de weg af moet gaan i.v.m. landmijnen, ... en ... en ... Alleen al van het aanhoren, worden we doodmoe. Nee, we willen echt niet met haar samen rijden. Als troost geven we haar het emailadres van Ian & Ali, van wie we nog steeds niets gehoord hebben. Maar ze zullen ergens in de komende week in Rundu aankomen en misschien hebben ze iets aan elkaar.

Na deze neurotische overweldiging is het helemaal fantastisch om in ons eigen (snelle!!!) tempo verder te gaan. Uren rijden we over redelijke pistes in oplopende temperaturen. Het landschap blijft zo’n beetje hetzelfde. We komen een enkele auto tegen en een paar keer mensen op een ezeltje, of een herder met koeien. Geïntrigeerd houden we urenlang een fietsspoor in de gaten, zonder ooit de fietser tegen te komen. We zien bebouwde landjes en rietomheinde huttengroepen, waar de rook van houtgestookte vuurtjes omhoog kringelt. Veel mensen zien we niet.

 

 

Later in de middag krijgen we het moeilijker. We rijden recht tegen de laagstaande zon in en er hangt een permanente stofwolk. Het zicht is daardoor heel slecht. Om half zes is het welletjes. We slaan af op een piste van diep en zacht zand. Dit soort afslagen hebben we met grote regelmaat gezien. Borden verwijzen steevast naar scholen op 3, of 10 of 25 kilometer.

Een paar kilometer verderop zien we een mooie inham in de bosjes. Dat is onze plek! De temperatuur is teruggelopen naar een aangename 20 graden. We genieten van weer eens een echt bushbivak met een macaroni-gehaktballen-tomatensaus-prut, kokommersalade, glas wijn en peren-uit-blik toe.

Om negen uur duiken we weg in de stilte van de nacht. En, this is Africa, want vanuit de verte worden we in slaap gezonden door ritmisch Afrikaans gezang. Hoe bijzonder...

 

Zondag, 28 mei 206 – grensoverschrijdende verjaardag van Bas

 

Ondanks de warm schijnende zon is het lekker fris als we opstaan. Bas wordt een jaar ouder en over de zandweg komt een man aangewandeld met zijn zoontje, die een zware rugzak draagt. Hij monstert ons en we zeggen gedag. Hij besluit, dat het goed is en ontdooit. Gerard vraagt hem, je moet het toch ergens over hebben, hoeveel kinderen hij heeft. Zevenentwintig zegt hij, acht zonen en negentien dochters. Overdonderd, vergeten we te vragen hoeveel vrouwen hij nodig had om deze prestatie te leveren. Hij gaat naar de stad om te werken. Dat zou Edison goed doen, want deze man laat het werken kennelijk niet uitsluitend over aan zijn vrouwen! Want dat hij er meer dan één heeft, staat voor ons wel vast. Een half uur later komt zijn zoon terug, zonder Vader en zonder rugzak. Handig wel, kinderen...

Verder op de piste zien we wat vaker huisjes van wit baksteen met golfplaten daken. Soms zelfs zijn ze helemaal van golfplaat. Als de zon daar een poosje op staat, zal het daar binnen toch een soort bakoventje worden, bedenken we.

Als we Oshikango, de belangrijkste grensplaats tussen Namibië en Angola, naderen horen we het bekende sms-geluidje van onze gsm. Hee, wie weet ons in deze uithoek te vinden en hoezo is er ineens ontvangst? En dan vliegen er korte maar hevige berichtjes heen en weer met Griekenland, waar NaMa zich over oude botten buigen. De techniek staat voor niets. Genieten is dat.

Op de B1 aangekomen, gaan we een kijkje nemen in Oshikango. Er heerst een rommelig en stoffig soort bedrijvigheid.

 

 

Maar we gaan graag verder op onze weg westwaarts. De koffie drinken we in de schaduw van een grote Ana-boom en onderweg zien we de eerste sporen van Portugese aanwezigheid in deze omgeving. Huisjes, zoals we die zagen in Mozambique, met de verandaatjes in mediterrane kleuren. Ook zijn er weer palmbomen, want met regelmaat wordt het droge land onderbroken door natte delen, die erg aan oases doen denken.

Om 13.00 uur zijn we in Ruancana, waar we nog een keer tanken. Aan de andere kant van de grens komen we voorlopig geen tankstations tegen, weten we. We bekijken de watervallen op de grens en beslissen, dat we maar meteen door gaan naar Angola. Het is te vroeg en te warm om op de camping te gaan staan.

Om twee uur melden we ons bij het stenen gebouwtje met drie loketten. Voor immigratie, douane, politie. De immigratie-ambtenaar vindt dat hij zijn positie op deze (alweer) stille zondag moet waarmaken. Omslachtig begint hij uit te leggen en ons te bepreken, dat we de twee paspoorten met die overdracht van entry-stempels aan elkaar hadden moeten nieten. Dan had-ie het in een keer kunnen zien ... bla, bla ... Vervolgens heeft hij erg veel tijd nodig om de door ons ingevulde formuliertjes te vergelijken met wat in het paspoort staat. Eindelijk stempelt hij ons uit. Het douaneloket is leeg, maar de beambte is al gewaarschuwd, dat er klanten zijn.

Een politieman checkt het motor- en chassisnummer. Althans, hij wekt de indruk. Wij weten beter. De immigratiemeneer geeft hem op zijn kop. Hij werkt voor zijn beurt! Zijn loket zit zit immers ná dat van de douane. Maar ons politiemannetje is niet onder de indruk en voelt zich best ook wel belangrijk.

En dan is ze daar, onze douane-dame, naar blijkt. Dit soort werk is geen alledaagse praktijk. Maar met onze hulp, lukt het afwikkelen van het carnet ook.
Glurend in het boek, zien we dat twee dagen geleden nog een Duitser de grens is over gegaan.

Wij stappen in en rijden naar een uitzichtpunt bij de watervallen in niemandsland voor een late lunch.
De Namibische grensburelen vervallen ondertussen weer in hun gewone lome nietserigheid.

 

Namibië als doorgangsland (voor de echte Namibië-ervaring, zie: Afrika 2005 :: Namibië 1 en 2) ligt achter ons en we staan dus echt op het punt Angola binnen te gaan. Eigenlijk kunnen we het nog steeds niet helemaal  geloven, dat het echt zover is...